Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

EERBIEDIG BEGRAVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EERBIEDIG BEGRAVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bij de titel

Men kan eraan denken dat in het westen er soms weinig tijd is voor de rouwdienst in de aula van de begraafplaats bij een stad. Het is dertig jaar geleden dat ik zelf onder het spreken in een aula een mededeling op de achterwand zag verschijnen: ”Spreektijd is voorbij. Wilt U stoppen?” Het was bij de toepsraken vanuit het bedrijf wat uitgelopen, en we hadden in het verkeer oponthoud gehad. Intussen wachtte er een andere begrafenisstoet om van de aula gebruik te kunnen maken. Ik heb toen besloten mijn toespraak verder bij het graf uit te spreken. De weersomstandigheden waren zodanig dat dit mogelijk was.

Het is denkbaar dat nu, zoveel jaren later er nog minder tijd voor het begraven is. Dan zou in dit artikel daarover iets gezegd kunnen worden. Toch vindt het thema niet zijn aanleiding in gebeurtenissen als deze.

Het is ook niet ingegeven door de vraag om te schrijven tegen het toenemend gebruik van cremeren. Deze wijze van lijkbezorging neemt in kerkelijke kring toe. Enige tijd geleden heb ik erop gewezen dat mevrouw Laura Reedijk in een van haar publikaties schreef, dat ze van haar voorkeur voor cremeren is teruggekomen en nu de begrafenis prefereert. Het is goed om zulke stemmen op zicht te laten inwerken. Dit artikel gaat niet over de bezwaren tegen cremeren. De inzet is een andere, namelijk wat we als predikanten zeggen bij een begrafenis en hoe we het evangelie brengen in relatie tot de familie en de aanwezigen.

Verschuivingen

Binnen de redactie werd namelijk geconstateerd dat er in kerkelijke kringen, waaronder ook onze gemeenten, de neiging toeneemt om van de begrafenis een soort christelijk In Memoriam te maken. De aandacht wordt dan geheel gericht op het leven en sterven van de overledene, op zijn geloof en levenswandel, op zijn rustig sterven. De aanwezigen mogen dan horen hoe de overledene zijn geloof heeft beleefd tot aan zijn dood toe en wat hij allemaal heeft gedaan.

De vraag is mij voorgelegd of ik over deze tendens iets wil schrijven. Het gaat mij er niet om vast te stellen in welke mate dit gebruik van een christelijk In Memoriam reeds ingeburgerd is. Zelf heb ik gedurende de laatste tien jaren wel kunnen constateren, dat het bij begrafenissen anders toegaat dan in mijn jeugd. Toen werd er om zo te zeggen, gepreekt, met een waarschuwend woord naar de levenden. Over de gestorvene werd niet veel of niets gezegd; wel iets over de omstandigheden van de familie, vooral als het sterven plotseling en tragisch was, of als het een jeugdig iemand gold.

Ik ga er in dit artikel vanuit dat de predikant ambtshalve bij de begrafenis aanwezig is. Zijn taak is daar het Woord van God te brengen. Dat Woord gaat over leven en dood, biedt troost over het graf heen, en roept ons tot het zoeken van God en het leven met God. Kortom, de predikant brengt het evangelie, toegespitst op de situatie van verlies en rouw.

Er wordt ook wel anders gedacht over de taak van de predikant bij een begrafenis. Hij zou min of meer in dienst staan van de familie. Begraven is immers een zaak van de familie, zegt men dan. Prof.dr. M.J.G. van der Velden heeft in de zojuist verschenen Postille (1991 - 1992) een artikel geschreven over het spreken van een preidkant bij een uitvaart, waarin de verschillende standpunten worden weergegeven. Misschien kan later nog eens een artikel apart gewijd worden aan de relatie familie en gemeente bij de begrafenis. Het gaat mij nu om wat de predikant ambtelijk heeft te doen.

Er is tegenwoordig meer aandacht voor de overledene in een rouwdienst. Van hem of haar wordt - zo meen ik wel te mogen stellen - meer gezegd dan vroeger. Dat is op zijn minst in dit opzicht een probleem, omdat men dat niet zo gemakkelijk kan doen als het gaat over iemand wiens geestelijke staat in het duister bleef gehuld. Hoe zal men een christelijk In Memoriam kunnen uitspreken, als het iemand betreft die niet een duidelijk belijdend leven heeft geleid. Dan moet men het verleden gaan bijkleuren, wil men er toch een duidelijk positief In Memoriam van maken. Dit mag geen predikant doen. Wie deze kant opgaat bij een begrafenis, begeeft zich dus voor een aantal gevallen in moeilijkheden. Hij stelt zich bloot aan een verzoeking. Er komt nog iets bij: onze woorden over de eeuwige staat van een overledene doen aan diens zaligheid niets toe of af. God beslist. Het oordeel is niet aan ons, positief noch negatief. Met wat wij zeggen, verandert er voor de overledene niets. Diens lot is beslist, om het maar heel duidelijk te zeggen.

Ik hoorde in mijn jeugd dan ook vaak de uitdrukking: zoals de boom gevallen is, blijft hij liggen, met een herinnering aan Prediker 11: 3. Het is goed om zulke uitdrukkingen in hun kernachtige strekking te overwegen èn te blijven gebruiken.

Daar komt nog iets bij. De toespraak (of hoe men de woorden van een predikant bij een begrafenis ook wil karakteriseren) geldt niet de dode, maar de levenden. De gestorvene kan het niet meer horen. Tot hem mogen we ons dan ook niet richten. We moeten het evangelie aan de levenden brengen. Zij zijn ten diepste niet gebaat met wat wij over de overledene zeggen. Het kan hun een troost zijn, als de predikant van het zalig sterven in de Heere (Openb. 14: 13) van de overledene mag getuigen. Zij hebben echter andere troost nodig, namelijk de sterkende hand van een genadige God. Zij hebben nodig het evangelie dat hen, de levenden, tot geloof en bekering roept.

De taak van de predikant

Uit het voorgaande wil ik op dit moment deze conclusie trekken: een predikant heeft het evangelie te brengen. Hij moet spreken van zonde en genade. Hij moet de aanwezigen wijzen op de ernst van leven en sterven, op de genadetijd die God geeft en dat men daarvan gebruik dient te maken. Een predikant mag het perspectief van het evangelie bieden: Jezus Christus heeft de dood overwonnen, omdat Hij met de schuld en de duivel heeft afgerekend.

Dit is in enkele woorden samengevat de boodschap die bij een begrafenis moet worden gebracht. Eerbiedig begraven vraagt van een predikant dat hij zijn taak als dienaar van het Evangelie in die bijzondere omstandigheden trouw vervult.

Hij heeft waarschijnlijk mensen onder zijn gehoor die er niet veel meer aan doen of zelfs van de kerk zijn vervreemd. Gelukkig als dat van niet velen geldt. Ze zullen er in het algemeen toch bij zijn. Ik meen, dat een begrafenis een gelegenheid is om het evangelie in zijn breedte en diepte, en ook in zijn ernst - het gaat om eeuwig wel of eeuwig wee - te laten horen.

Waar een christelijk In Memoriam de plaats van het evangelie inneemt, wordt aan deze taak de kracht ontnomen. Wat over een mens wordt gezegd, kan nooit de betekenis en het gezag (het woord power komt me voor de geest) hebben als datgene wat namens God en over God wordt gezegd.

De schritt op de eerste plaats

Daarom zal bij een begrafenis het Woord van God niet alleen gelezen, maar ook uitgelegd en toegelicht moeten worden. Dat is de eerste taak van een predikant. Het gelezen Schriftgedeelte moet naar de mensen toe gebracht worden.

Het zou onjuist zijn in dit verband het woord objectief te gebruiken. Het Woord van God is immers niet objectief in de bekende wijsgerige zin van het woord. Het is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard (Hebr. 4: 12).

Het gaat wel om het Woord, zoals dat voor zichzelf spreekt, los van enige relatie tot een In Memoriam.

Mag er dan van de overledene niets gezegd worden? Dat mag wel, maar niet voorop en niet als het middelpunt van het samenzijn. Als het gaat om de begrafenis van een mens die zelf van zijn geloof met woord en wandel heeft blijk gegeven, dan mag er van dat door hemzelf afgelegde getuigenis iets gezegd worden.

Een predikant die zijn Schapen en de Schrift kent, zal zoeken naar een bijbelgedeelte waarin iets van dit geloofsleven van de overledene is terug te vinden. Hij kan vanuit de uitleg van de Schrift een lijn trekken naar het leven (en sterven) van de overledene. Hij kan laten zien dat dit Schriftwoord in diens leven waarheid is geworden. Dat dat Woord is beleefd, verwerkt en geloofd.

Zo’n verwijzing fungeert dan als een onderstreping van de tekst. Het is niet omgekeerd, als zou de tekst het geloof van de overledene onderstrepen. Dit laatste zou betekenen, dat de mens centraal staat en het Woord erbij komt. Het is echter precies andersom. Het Woord staat centraal. Dat komt tot de mensen om in hun leven werkzaam te zijn.

”Zij verheerlijkten God in mij”

Het is tot eer van de Heere als over de werkzame kracht van het Woord in iemands leven iets gezegd kan worden. Dan moet de vermelding inderdaad erop gericht zijn God te verheerlijken. Men zie hiervoor Handelingen 4: 21 en vooral Galaten 1: 24, waar Paulus schrijft: ”Zij verheerlijkten God in mij”. Dat wordt gezegd naar aanleiding van het bericht over Paulus’ bekering in de gemeente van Judea. Op de tweede plaats mag er in een rouwdienst over de overledene iets gezegd worden vanuit het Woord.

Daarbij blijve men niet staan. Het is de taak om na deze tussenpassage weer naar de levenden terug te gaan. Aan hen moet met des te meer klem het evangelie gebracht worden. Er mag iets gezegd worden over de kracht en de betekenis van het geloof, ook over de troost daarvan voor de achterblijvenden.

De aanwezigen moeten horen dat dit evangelie zaligheid schenkt, voor eeuwig. Het geeft ook kracht om door het verdriet heen te komen, of er doorheen gedragen te worden.

Wel plaats voor het persoonlijke

Geen enkele aandacht voor de overledene? Neen, dat niet. Ik herinner mij een begrafenis van een oude zuster die in haar lange moeilijke leven op God had vertrouwd en door Hem was geholpen. Zij had in het geloof mogen volharden en was blijmoedig gestorven.

Daarvan werd met geen enkel woord melding gemaakt. Velen van de aanwezigen die haar hadden gekend, vonden het toch wat koud, dat daarvan niets werd gezegd. Zo verging het mijzelf ook. Als ik een christelijk In Memoriam als vulling van de rouwdienst afwijs, is dat niet om te zwijgen over hen die Christus ontslapen zijn. Vanuit het Woord kan er iets persoonlijks gezegd worden, altijd met de bedoeling: opdat God in hem of haar verheerlijkt wordt. Bij de begrafenis van iemand wiens staat onduidelijk is, moet men daarover zwijgen. Het Woord blijft ook dan het Woord. Het wordt gesproken tot de levenden. Eerbiedig begraven vraagt om eerbied voor het Woord in zijn gerichtheid op mensen in rouw. Die eerbied weerhoudt ons ervan de mens, de overleden mens, in het middelpunt te plaatsen of de rouwdienst te doen bestaan uit een christelijk In Memoriam.

Ik meen met het bovenstaande recht gedaan te hebben aan art. 65 van de D.K.O. Een ”In Memoriam” heeft veel weg van een door de Kerkorde afgewezen lijkdienst.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 februari 1992

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

EERBIEDIG BEGRAVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 februari 1992

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's