Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

HET GEBED IN DE GEMEENTE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET GEBED IN DE GEMEENTE

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

I. Actualiteit.

Weinig onderwerpen zijn zo actueel als het gebed. Actueel ook in deze zin dat iedere generatie christenen op haar eigen wijze weer ontdekt hoe belangrijk de zaak van het gebed is. Maar actualiteit heeft ook te maken met déze tijd. In de wereld waarin wij leven is nl. iets te merken van een omslag. Het materialisme, dat in de jaren na de Tweede Wereldoorlog ook ons lang in zijn greep had (heeft), is wat aan het tanen. Veel mensen en vooral jongeren zeggen in deze tijd: er is meer tussen hemel en aarde dan alleen datgene wat je met je verstand kunt verklaren. Een algemene religiositeit komt op gang, een zoeken naar ’een hoger wezen’. Per definitie is dat niet een zoeken naar de God van de bijbel! Soms is het alleen maar nieuwsgierigheid, soms ook: ‘er moet toch iets zijn’. Als christenen, staande in deze wereld, hebben wij niet passief toe te kijken bij die ontwikkeling in de vage hoop dat dat zoeken het Christendom ten goede zal komen. Wij moeten daarop inspelen met onze boodschap, dat dat ‘hoger wezen’ niet een vaag begrip blijft maar de persoonlijke God is, Die Zich geopenbaard heeft in de Bijbel en in Zijn Zoon Jezus Christus (dit inspelen op deze religieuze tendensen zou een apart artikel kunnen worden in Ambtelijk Contact).

Die hiervoor genoemde algemene religiositeit zoekt naar contacten met ‘boven’. Dat uit zich in onze tijd op allerlei wijzen. De één doet dat door het oproepen van geesten, c.q. spiritistische spelletjes, de ander door meditatie en innerlijke verstilling, een derde door allerlei vormen van yoga. En zo zouden er meer vormen te noemen zijn. Bidden heeft volgens niet-christelijke psychologen een plaats in dit rijtje. En omdat die mening ook steeds meer voet krijgt in kerkelijke kring, is het goed samen eerst vast te stellen wat bidden is volgens de Bijbel.

II. Bidden volgens de Bijbel.

Kort -omdat het niet direct de kern van dit onderwerp raakt- geef ik u door wat ik o.a. in mijn boekje voor de belijdeniscatechisanten over het bidden zeg.

1. Bidden is de adem van het geloof. Bidden ligt niet zozeer in de sfeer van plicht als wel van ‘nodig-hebben’, de relatie.

2. Je kunt bidden daarom verschillend benoemen: antwoorden op Gods spreken, Zijn wil toestemmen, Zijn weg vragen, je vertrouwen in Hem uitspreken, danken, smaken, roepen, schuilen, hopen enz.

3. Echt bidden heeft altijd drie elementen in zich:

a. Je richten tot God, zoals Hij is: De God die kan doen wat je vraagt.

b. Je moet achter je woorden staan: echt menen wat je zegt.

c. Je bidt op grond van Jezus’ werk: je weet dat het anders niet kan.

4. Bidden doe je niet om God iets nieuws te verteilen, Hij weet het allang. Wij bidden opdat wij zouden weten dat God het weet. Bidden is dus niet alleen je levenskoffer òpenen, maar ook uitpakken en bij God laten.

5. Bidden in Jezus’ naam is: je gebed in Jezus’ handen neerleggen en aan Hèrn overlaten hoe Hij het de Vader voorlegt.

6. Jezus antwoordde op de vraag van de discipelen “Leer ons bidden”: bidt aldus (gebiedende wijs), dat wil dus zeggen: bidden kun je leren door het te doen.

III. Het gebed in de samenkomst van de gemeente.

Gezien het vorenstaande is het van het grootste belang dat in de gemeente van de Heere Jezus Christus het gebed optimaal functioneert als tegenwicht voor en als antwoord op het moderne denken. Omdat de Heiland in Matth. 6:6 zegt: “Maar gij, wanneer gij bidt, ga in uw binnenkamer, sluit uw deur en bidt tot uw Vader in het verborgene…” is voor sommigen het gebed in (de samenkomst van) de gemeente van minder betekenis. Maar is dat bijbels?

A. Het Oude Testament.

Vanuit het Oude Testament wijs ik naar enkele Schriftplaatsen die het belang van het gebed in de gemeente aanwijzen. In Genesis 4:26 staat dat men in de dagen van Enos de Naam des HEEREN begon van te roepen. Naar wordt aangenomen is hier voor het eerst sprake van een openbare eredienst waarbij door de vader/de patriarch geofferd en gebeden werd. Bij Abraham, Izaäk en Jakob lezen we heel vaak van gebeden. En die gebeden worden niet in het binnenste van de tent uitgesproken, maar vaak buiten en dus waarschijnlijk ook tijdens een familie-godsdienstoefening.

Het duidelijkst komen we het gebed (in de kring van de gemeente) tegen ten tijde van de woestijnreis van Israël uit Egypte op weg naar Kanaan. De inrichting van de tabernakel was met de offercultus gericht op het gebed tot God. Let maar op de verwantschap tussen allerlei offers en gebeden: zondoffer en schuldbelijdenis, dankoffer en danken. Ook Mozes ging vaak openbaar voor in gebed tot God. Dikwijls om vergeving te vragen, maar ook om te pleiten op Gods beloften. Bekend is ook het gebed van Samuël, toen het volk om een koning vroeg. Het gebed van Salomo bij de inwijding van de tempel is heel indrukwekkend. Het gebed van Josafath uit 2 Kronieken 20 laat ons zien dat het gebed in het openbaar ten behoeve van de gemeente (het verbondsvolk) een duidelijke functie had. Daarom was het niet vreemd dat de Levieten een openbaar gebed doen wanneer de ballingen uit Babel zijn teruggekeerd (Nehemia 9). Het was blijkbaar de gewoonte. Samenvattend is te zeggen dat het gebed in de gemeente in het Oude Testament zeker functioneerde, maar dat het daar in bijna alle gevallen werd verricht door de patriarch van de familie of door de aangestelde ambten.

B. Het Nieuwe Testament.

Om dezelfde reden als in Nehemia 9 wordt het gebed in de nieuwtestamentische gemeente zonder schroom voortgezet. Trouwens, onze eredienst heeft ontzettend veel ‘geleend’ van de synagogale eredienst! Daarom lezen we in Hand. 2 dat de gemeente bleef volharden bij het onderwijs der apostelen en de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden. Hoe indrukwekkend is ook het gebed van de gemeente voor de bevrijding van Petrus (Hand. 12). Heel erg in het oog springend vind ik het gebed van de gemeente bij de uitzending van Paulus en Barnabas naar de heidenen. Om de wil van God te kennen werd er eerst een vasten en een bidden uitgeroepen en daarna nog een vasten en bidden bij de uitzending van Paulus en Barnabas (Hand. 13). Wanneer Paulus afscheid neemt van de broeders van Efeze, knielen ze gezamenlijk op het strand van Milete (Hand. 20:36).

Al deze genoemde gebeden in Handelingen werden opgezonden als gezamenlijk gebed van de gemeente waarbij, naar mijn mening, het niet aan te wijzen is dat alleen de ambtsdragers voorgingen in gebed (Hand. 2:42, 12:2, 13:2, 3). De woorden hier gebruikt duiden m.i. meer op de gemeente dan op de ambten. Wat er wel heel duidelijk uit spreekt is de eenparigheid, met elkaar één van hart en ziel. Maar ook het aanhoudend bidden zie je heel duidelijk. In Hand. 2 wordt het woordje voortdurend gebruikt. In Hand. 12 lijkt het erop dat ze de hele avond en nacht al aan het bidden zijn. In Hand. 13:2 geeft de werkwoordsvorm aan dat het een voortdurend bezig zijn is. Ook is het zo dat je niet vast voor een moment maar voor langere tijd.

IV. Het gebed in de praktijk van ons gemeentelijk leven.

A. Het gebed in de zondagse eredienst.

Wanneer wij naar de functionering van het gebed in de samenkomsten van onze gemeenten kijken dan valt ons op dat er nogal wat verschillen zijn met wat we lazen in het boek Handelingen. Allereerst is het gebed in de gemeentelijke eredienst bij ons een ambtelijke zaak geworden. De gedachte hierachter stamt naar alle waarschijnlijkheid uit de rooms-katholieke traditie waarbij onderscheid gemaakt wordt tussen de priesters en de leken. Verder denk ik dat de Reformatie uit - meest praktische - overwegingen die traditie heeft voortgezet. Allerlei wildgroei dreigde immers vanuit de doperse richtingen. Vaak wordt het te weinig betrokken zijn van de gemeente bij de gebeden geweten aan het feit dat het gebed steeds maar weer door die ene ambtsdrager gedaan wordt. Maar, hoewel ik denk dat daar een kern van waarheid inzit, de vinger wijst ook in de richting van de gemeente zelf. Hoe weinig is er een werkelijk, hartelijk meebidden, hoe weinig worden zorgen, moeiten en blijde dingen meegedeeld voor de voorbede/dankzegging. Daarom zou ik ervoor willen pleiten dat in de gemeenten MEER aandacht komt voor het zondagse, ambtelijke gebed in de gemeente; de kerkeraad zou daarvoor een impuls moeten geven door deze zaak eens ernstig met de gemeente bespreken op een gemeenteavond. Want wanneer het gebed in de gemeente werkelijk beleefd wordt vanuit de diepe bedoeling en gedachte, nl. het als gemeente van de Heere Jezus bij elkaar zijn en eenparig iets begeren, dan zou dit gebed zeker aan kracht en waarde kunnen winnen. Het niet functioneren van het ambtelijke gebed is niet allereerst een zaak van de vorm, maar van de geestelijke gezindheid!

Daarnaast zou ik er een warm en hartelijk voorstander van zijn, wanneer - naast de predikant - ook ambtsdragers in de gemeente zouden kunnen voorgaan in de dienst der gebeden. Het is - naar mijn eigen bevindingen - altijd weer een vreselijk moeilijke opgave om alle dingen die er speien in de gemeente, op de juiste wijze te verwoorden naar de Heere toe en naar de gemeente toe.

Maar waarom zou in de zondagse eredienst er ook geen ruimte gegeven kunnen worden aan die broeders en zusters die de Heere willen aanbidden of danken of die iets dringends aan Hern willen voorleggen? Ons argument is dadelijk: laat alles met orde plaatsvinden. Maar kan daar geen goede stichtende orde voor gevonden worden?

Trouwens waar lezen we in de bijbe! een duidelijk gebod dat alleen ambtsdragers in de gemeente de dienst der gebeden mogen verrichten? Daarbij komt nog, dat de Heere in de gemeente een verscheidenheid aan gaven heeft, waaronder m.i. ook de gaven van het gebed. Laat daarom wat de Heere Zelt gegeven heeft, ook uitkomen in de zondagse erediensten en met een goede structuur zichtbaar worden in de gemeente. Van harte hoop ik dat hierover in onze kerken eens een bijbelse bezinning en een breed gesprek op gang komt.

B. De gebedskring.

In toenemende mate zien we binnen ons kerkelijk leven de vraag naar gebedskringen opkomen. De reacties daarop zijn zeer verschillend. Van veel enthousiasme tot scherpe veroordeling. Nu kan ik wel meekomen in de argumentaties die erbij gegeven worden. Degenen die de gebedskring absoluut niet willen in de gemeente, wijzen er terecht op dat het gebed in de eredienst schromelijk ondergewaardeerd wordt. Niet gebedskringen moeten worden opgericht, zegt men, maar het gezamenlijk gebed in de gemeente in de eredienst moet nieuw lezen ingeblazen worden. Toch meen ik, gezien hetgeen ik in het vorenstaande poneerde, dat we op die wijze nog geen recht doen aan wat de Heere Jezus door de Heilige Geest aan charisma aan Zijn Gemeente heeft toevertrouwd.

Anderzijds kan ik me ook voorstellen dat er in de gemeenten behoefte is aan gebedskringen. Zoals ik hierboven al stelde, is het huidige functioneren van het gebed in de eredienst waarbij alleen de predikant voorgaat in gebed, niet het optimale wat volgens het Woord van God mogelijk zou kunnen zijn. Het in kleinere kring bij elkaar komen en SAMEN de dankbaarheid en de noden bij de Heere brengen geeft - ook naar de gemeente toe - veel zegen.

Ik zou er daarom toch voor willen pleiten om, naast het meer vorm en inhoud geven aan het gebed in de eredienst, in de gemeente ook (een) gebedskring(en) op te richten. Echter wel onder de voorwaarde dat deze een goede structuur krijgen. Eén van de belangrijkste vereisten voor een gebedskring is de eenparigheid. Verder dient vooraf gevraagd te worden of een ieder van harte achter het gebedsonderwerp kan staan, anders kan er voor dat onderwerp niet eenparig gebeden worden. Ook is een bijbelstudie vooraf m.i. noodzakelijk. Dan spreekt de HEERE namelijk eerst! Ook moet de gebedskring ervoor waken dat slechts één persoon (al of niet van tevoren afgesproken) voor een onderwerp bidt en niet meerderen, opdat er voor het ‘overdoen-wat-een-ander-minder-deed’ geen plaats zal zijn. Regelmatig zal de kerkeraad present dienen te zijn op de gebedskring om daarmee belangstelling te laten merken en ambtelijk opzicht uit te oefenen.

C. Vereiste.

Een absolute vereiste bij een vernieuwing van het gebed in de gemeente, zowel in de eredienst als in een gebedskring, is dat het gebed dan ook werkelijk functioneert in de gemeente. Ik bedoel: NA de zondagse eredienst, NA de gebedskring, dus in de gezinnen. Want wanneer we alleen maar naar de eredienst en naar de gebedskring kijken voor wat betreff de vernieuwing van het gebed in de gemeente en het heeft geen draagvlak thuis en in de gezinnen, dan zijn we louter bezig met de verandering van (voor) de VORM. En dat zal geen vruchten afwerpen.

Zeker, het kan zijn dat die veranderingen die ik hiervoor noemde, het persoonlijke gebed en het gezinsgebed stimuleren, maar die verandering zal een vraag moeten blijven vanuit de ‘naar-het-gebed-behoeftige-gemeente’. En daar raken we de kern van de zaak. Wanneer wij in aanraking komen met ‘evangelischen’ valt ons vaak direct op hoeveel meer nadruk zij op het gebed leggen. Zeker, bij ons wordt er veel gebeden. Maar het aanhoudende gebed, dat missen we vaak in onze kringen.

Daarom is misschien dit gebed voor ons het allerbelangrijkste: ’HEERE, leer ons (weer) bidden”.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1994

Ambtelijk Contact | 28 Pagina's

HET GEBED IN DE GEMEENTE

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 september 1994

Ambtelijk Contact | 28 Pagina's