Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

TER OVERWEGING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

TER OVERWEGING

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ds. H.J. Hegger, De grote toekomst. Gedachten over de wederkomst van Christus en het eeuwige leven. Uitg. Groen en Zoon, Leiden. 149 blz. f 24,50.

De bekende ds. Hegger - eens rooms-katholiek priester, later gereformeerd predikant, momenteel hervormd predikant - heeft zich met dit boek ten doel gesteld ‘de blijde toekomstverwachting van de gelovigen te versterken’ (blz. 7). Hij ziet de dreiging ‘meegesleurd te worden in de verwereldlijking’ en slechts ‘weinigen hunkeren naar het bruiloftsfeest met Hem’ (8). Hij hoopt dan ook dat zijn boek ‘mag bijdragen dat menige gelovige intenser het “de Geest en de Bruid” gaat nazeggen: “Korn!” (9). Of hij in deze opzet is geslaagd? Zonder twijfel staan er prachtige passages in dit boek. Het laatste hoofdstuk (‘Dan zal God alles in allen zijn’) is weihaast lyrisch getoonzet. Wie echter een exegetisch en dogmatisch opgebouwde uiteenzetting mocht verwachten, ziet z’n verwachting niet zonder meer vervuld. Ook al waarschuwt de schrijver ‘voorzichtig’ met beeldspraak te zijn (38) en ‘niet door kunstig in elkaar gevlochten redeneringen de ene tekst aan de andere vast (te) knopen’ (69), de indruk lijkt me moeilijk te ontgaan dat deze waarschuwing niet continu ter harte is genomen en dat de geciteerde teksten soms meer gebrùikt dan verklààrd worden. Ds. Hegger denkt dat ‘nog niet eerder zo sterk benadrukt’ is het ‘onderscheid tussen het kerkinstituut en de Gemeente als lichaam van Christus’ en hoopt in een ‘eventueel volgend boek’ dit ‘wat meer uit te diepen’(9). Inderdaad is het niet duidelijk wat hij in wezen met dit onderscheid bedoelt: zichtbare en onzichtbare kerk, kerk als instituut en als organisme of iets dergelijks? Er wordt ook onderscheid gemaakt tussen ‘Israël, het kerkinstituut en de bruidsgemeente van Christus’. Volgens ds. Hegger mag ‘pas tegen het einde van de tijden uit eigen beweging het kerkinstituut (…) verlaten’ worden, tenzij je ‘er al eerder door de leiders uitgevloekt’ wordt (94). Merkwaardig is dan dat de toelichting van het ‘al eerder’ eindigt met de herinnering aan Trente! En de vraag ‘Waarom wilde de Vader dat bruidsverbond van Zijn Zoon met de Gemeente eerst niet aanvaarden?’ (52) blijft ook met behulp van dit onderscheid onbeantwoord! Zo is er nog wel het een en ander te noemen dat vragen oproept. Maar lettend op het pastorale aspect van de ‘gedachten’ over de ‘grote toekomst’ kan de waarde van dit geschrift niet ontkend worden.

L.M. Vreugdenhil, Eens zul je nooit meer huilen. Over het verwerken van verdriet en rouw. Uitg. Boekencentrum, Zoetermeer. 103 blz. f 18,50.

Wie van ons is (nog) nooit met leed, verdriet, rouw geconfronteerd? Vooral in het pastoraat komt de ‘verwerking’ ervan op ons af. Ds. Vreugdenhil biedt op fijnzinnige wijze een handreiking in dezen, die niet alleen de direct betrokkenen kan helpen, maar ook hen die vlakbij en naast hen leven. Tot de laatsten mogen toch ook de ambtsdragers gerekend worden die begeren bij te staan in de ‘zoektocht door een doolhof (een uitdrukking waaraan de schrijver de voorkeur geeft boven ‘fasen in de rouwverwerking’, zoals het vroeger wel werd genoemd; 22). Allerlei ‘herkenningspunten’ op die tocht worden aangewezen. Uiteraard komt Zondag 10 ook ter sprake; ook al lijkt een en ander ds.Vreudenhil iets ‘te rechtlijnig’ geformuleerd (65) toch wordt de catechismus in dezen niet afgeschreven, zoals tegenwoordig nogal in de mode is. Bij de ‘leer van de eeuwige straf is hij langzamerhand ‘vraagtekens’ gaan zetten (81), al wil hij er niet van uitgaan ‘dat alle mensen behouden worden’ (84). De argumentatie is weliswaar beperkt, maar allerminst overtuigend. Inderdaad: “het is geen kleinigheid om een tijdlang samen op te lopen met een medemens die verdriet heeft’ (99). Als dat op onze weg wordt gebracht, als we daartoe geroepen worden, dan kan een boekje als dit ons helpen!

Dr. W. de Greet, Verstaan we wat we lezen? Calvijn als wegwijzer?! Uitg. Willem de Zwijgerstichting, Apeldoorn. 44 blz. f 8,60.

Weer een waardevolle brochure in de bekende reeks (donateurs ontvangen jaarlijks twee brochures voor minimale donatie van f 12,50). Terecht wordt erop gewezen dat we hulp van anderen nodig hebben - praktisch in alles, ons leven lang. Dat geldt ook voor het verstaan van de Heilige Schrift. De schrijver vraagt aandacht voor Calvijn, één van de belangrijke exegeten die er in de voorgaande eeuwen zijn geweest. De vraag die in de ondertitel wordt gesteld, is echter ook van een uitroepteken voorzien, omdat dr. De Greef de beantwoording ‘liever aan de beoordeling van de lezer zelf overlaat (6). Na een hoofdstuk over ‘Calvijn en de uitleg van de Schrift’ attendeert hij vooral op de visie van Calvijn op de verhouding Oude/Nieuwe Testament. Dat de eenheid van beide delen van de Schrift door Calvijn met grote nadruk wordt betoogd zowel in zijn Institutie als in zijn commentaren - die nog altijd in gebruik zijn - en in zijn theologie wordt beleefd, geeft m.i. alle reden om in elk geval het vraagteken niet te groot te schrijven De eenheid van het verbond heeft voor belijden en beleven in velerlei opzicht betekenis!

M.R. van den Berg, Exodus. Deel III. Een verklaring van hoofdstuk 15:22-40:38. Uitg. Buijten & Schipperheijn, Amsterdam 1994. 120 blz. f 17,50.

Het eerste deel werd reeds eerder besproken. Uit het Woord Vooraf blijkt dat deze radiovoordrachten teruggaan op voor de druk gereedgemaakte preken, die de auteur kort voor zijn emiritering in de Nederlands Gereformeerde kerk van Utrecht heeft gehouden. Als bijbelstudie zijn ze voor de microfoon van de E.O. gitgesproken. Zo kunnen E.O.-luisteraars wat meenemen van preken in de Nederlands Gereformeerde kerk van Utrecht.

Mij trof vooral de afwijzing van de wet als verbondscontract. Naar de letter moge dat juist zijn. Dat de wet speciaal tot het oude verbond behoort is een gedachte die we in de Nederlands Gereformeerde kerken vaker tegenkomen. Zij lijkt mij onjuist. De liefdewet van het Nieuwe Testament vervangt de wet (der Tien Geboden) niet, maar vervult die. De toon is hier en daar erg populair, vooral in de opschriften van de onderdelen. Wie deel I bestudeerd heeft, zal dit deel - hoezeer hier en daar met de auteur van mening verschillend - niet willen missen.

Ds. G. van den Brink, Matteus. Deel II (9:35-20:17-34). Uitg. Buijten & Schipperheijn, Amsterdam 1994. 170 blz. f 22,50.

Het tweede deel van de verklaring van Matteus. De hoofdstukken zijn uitgesproken voor de E.O.-microfoon.

Exegese en actualisering worden hier met elkaar verbonden. Soms maken de hoofdstukken op mij de indruk wat breedsprakig te zijn. Er wordt nogal wat bij het thema bijgehaald. Er staan heel wat lange bijbelcitaten in. Een scherpe concentratie op het thema lijkt mij effectiever voor het overbrengen van de boodschap.

Ondanks deze opmerking waardering voor de inhoud van dit boek.

Drs. J. van Gelderen en F. Rozemond, Gegevens betreffende de Theologische Universiteit Kampen 1854-1994. Uitg. Kok, Kampen 1994. 253 blz. f 32,50.

Dit is een prachtig boek over de (synodaal-gereformeerde) Universiteit van Kampen.

Na een toelichting volgen hoofdstukken met als titel Bestuur, Functionarissen, Wetenschappelijk personeel, Studenten predikant, Redevoeringen 1954-1994 (moet zijn 1854), Kamper Cahiers en Kamper oraties.

Daarna alle gegevens met betrekking tot de Johannes Calvijnstichting/Academie, doctorale examens en promoties. En tenslotte naamlijst van studenten met een register op deze naamlijst en een register van namen.

Geen beschouwingen, alleen feiten en data. De Universiteit mag gelukgewenst worden met dit prachtige boek met gegevens van 140 jaar theologie in Kampen. Ieder die over de historie van de Universiteit iets wil weten, kan hier terecht.

Gé Speelman (red.), Bidden in meervoud. Hindoes, boeddhisten, joden, christenen en moslims in gebed. Uitg. Kok, Kampen 1994. 156 blz. f 34,90.

Dit is een merkwaardig boek. De schrijvers voeren met een vertegenwoordiger van elk van de hierboven genoemde godsdiensten een gesprek over zijn of haar gebedspraktijk. Daarna wordt de plaats van het gebed in de betreffende godsdienst beschreven en volgen er tal van gebedsteksten. Met name de vertegenwoordiger van het christendom (dr. P. Oskam) wijst op het eigene van het gebed in het christelijk geloof. Hij vindt samen bidden in de diepe zin van het woord dan ook moeilijk, zo niet onmogelijk.

Het komt me voor dat de uitgave van dit boek het samen bidden van vertegenwoordigers van de verschillende godsdiensten wil bevorderen, al erkent de redacteur dat het zover nog niet is. Om de verschillen tussen gebeden in de besproken godsdiensten te zien, is dit een aardige gids. Er is een duidelijker, principiële taxering van verschillen nodig. De bijdrage van dr. Oskamp spreekt op dit punt het meest aan.

Dorothee Sölle, Niet wennen aan geweld. Uitg. Ten Have, Baarn 1994. 104 blz. f 19,90.

Opnieuw een boek van mevrouw Sölle in Nederlandse vertaling. Het boek telt drie hoofdstukken. Deze zijn verdeeld in 18 paragrafen in totaal. Een beschrijving van het geweld in de wereld, wapengeweld, economisch geweld en geweld jegens het milieu.

Er worden in hoofdstuk twee zeven verklaringen van geweld gegeven die in de internationale samenleving opgeld doen. Daarbij wordt ook geweld in en door de media besproken. Tenslotte wordt behandeld: ontwenning en onderbreking. De kern is dat we niet aan geweld mogen wennen. Het is een zaak van spiritualiteit. Hierbij wordt vooral tegen het kapitalisme, het economisme en het consumptisme ingegaan. De arrestatie van Jezus was een onderbreking van het geweld, ons ten voorbeeld.

Een boekje dat een samenvatting kan heten van mevrouw Sölle’s visie op oorzaken van en op weerstand tegen geweld. Overigens geheel horizontaal verstaan.

Ds. H. Veldhuizen, Hoe occult is occult? Serie Bij-tijds pastoraat. Uitg. Kok, Kampen 1994. 94 blz. f 21.50.

De schrijver is bekend van publikaties op het gebied van sekten en stromingen. Ook over het onderwerp van dit boek heeft hij al eerder gepubliceerd. Parapsychologie, New Age, reïncarnatie, spiritisme, antroposofie, Gerard Croiset, alternatieve geneeswijzen (I en II) en de Bijbel komen aan de orde. Dertien hoofdstukken in ruim tachtig bladzijden. De hoofdstukken hebben iets weg van uitgebreide artikelen in een encyclopedie. De schrijver waarschuwt: Blijf ervan af. In zijn volstrekt negatief oordeel over enkele van de genoemde is hij voorzichtig. Kan het zijn dat hij voorzichtiger is geworden? Ik zou het gewaardeerd hebben als hij in een kritische discussie was getreden met de gereformeerde dr. P. Schelling.

Als ik het goed begrijp is dit het eerste deel van een nieuwe serie op het gebied van het pastoraat. Het traf me dat de redactie ervan voor minstens de helft uit kerkhistorici bestaat, terwijl de mensen van het vak vergeleken daarmee ondervertegenwoordigd zijn. Kok zal daarvoor zijn redenen hebben.

Dr. A. Th. van Deursen e.a., Overheid en publiek belang. Jhr. Mr. A.F. de Savomin Lohman, Christelijk-Historische Unie en reformatorische politiek. Uitg. Marnix van St. Aldegondestichting, publicatie nr. 17, Wetenschappelijk Studiecentrum RPF, Nunspeet 1994. 96 blz. f 13,90.

Dit boekje is gewijd aan A.F. de Savomin Lohman. Hij heeft lange tijd met Kuyper opgetrokken, maar is door Kuyper veroordeeld en verstoten. Zo is hij de grondlegger van de CHU. Hij nam op verschillende punten een ander standpunt in dan Kuyper. De vraag is eigenlijk of de RPF voor haar politieke stellingname iets van De Savornin Lohman kan leren! Voor een deel is dat het geval. Omdat De Savornin Lohman zelf niet in alle opzichten helder was in zijn denken, is het toch moeilijk precies aan te geven wat er te leren valt.

Het boekje gaat ook in op de verzorgingsstaat en op de afbouw ervan. Ik heb de indruk dat De Savornin Lohman op dit punt op zijn minst aan de RPF een handreiking kan doen.

Ik heb waardering voor deze studie. Ik kan de indruk niet kwijtraken, dat men in dit korte bestek te veel heeft samengebracht. Niettemin een publikatie die kennisname ten volle waard is.

Andries Baart en Bernhard Höfte, Betrokken hemel, betrokken aarde. Naar een praktische theologie van lokale kerkopbouw. Studies over kerkopbouwkunde, 5. Uitg. Gooi en Sticht, Baarn 1994. 318 blz. f 64,-.

De titel wijst erop dat het niet rooskleurig gesteld is met de situatie van de plaatselijke gemeenten. Er is door de katholieke Theologische Universiteit van Amsterdam en Utrecht gedurende enkele jaren onderzoek gedaan. Hier worden de resultaten besproken en in zekere zin geëvalueerd. Ook enkele Protestanten doen mee (K.A. Schippers en J. Hendriks).

Er wordt aandacht besteed aan vier voorwaarden: de juiste identiteit, het goede leiderschap, de organisatie en, wat men noemt, de herpositionering van de parochie.

Twee fundamentele vragen blijven voor mij over: Wat is de gemeente naar de gegevens van Oud en Nieuw Testament?

En hoe verhouden zich een bijbelse pneumatologie en organisatiekunde? Er wordt veel informatie verstrekt in dit boek. Bepaalde gezichtspunten blijven buiten beschouwing.

P.R. Meinders (eindred.), Kom en zie.

deel 3: Geloof en bekering. De rechtvaardiging, ds. T. van der Kraan; Het geloof en de bevinding, ds. W.H.B, ten Voorde; De sacramenten, ds. W.J. op ’t Hof;

deel 4: Volharden tot het einde. De heiliging, ds. K. Exalto; Het koninkrijk Gods, ds. W. van Vlastuin; De laatste dingen, ds. J.C. den Toom.

De delen kosten f 32,50 per stuk; ze zijn uitgegeven door Groen, Leiden 1994.

Er is geruime tijd verlopen na het verschijnen van de beide eerste delen. Die beide heb ik getypeerd als een stichtelijke dogmatiek. Deze beide delen hebben meer theologisch gehalte.

Toon en wijze van behandeling is - volgens de opzet - populair gebleven.

De bijdrage over de heiliging heeft mij het meest aangesproken. Dat de rechtvaardiging in de vierschaar van het geweten niet normatief en verplichtend wordt gesteld voor iedere gelovige, acht ik belangrijk. Het stuk over de bevinding zou systematischer opgebouwd kunnen zijn. De plaats van Het Koninkrijk Gods als voorlaatste hoofdstuk vind ik wat merkwaardig. Goed dat het onderwerp behandeld wordt. Het had eerder moeten gebeuren. De behandeling van De laatste dingen verloopt via een vast patroon. Wie van de vorige delen profijt heeft gehad, zal hier nog meer vinden dat hem boeit en voldoet.

Jenny Vader-Lemstra, Geen Zondagskind?! (75 blz.).

Mirjam Neele (samenstelling). Ik zoek ogen die luisteren. “Geschreven portretten” van hulpvragen bij de VBOK, (88 blz.).

Bij Kok Voorhoeve verschenen in samenwerking met de VBOK, 1994.

Het eerste boekje vertelt van de komst, de geboorte en de aanvaarding van een gehandicapt kind. Een aangrijpend getuigenis, waarin de liefde van God mensen helpt een gehandicapt kind als een zondagskind te aanvaarden.

De VOBK heeft hen daarbij geholpen. Over het werk van de VBOK wordt in het tweede boekje vertelt over mensen die hulp hebben gekregen. Het gaat vooral over de onverwachte, ongewenste zwangerschap. Er is ook het verhaal van een oudere vrouw, die in de oorlog abortus Net plegen en daarvan vele jaren een schuldgevoel heeft gehad - totdat ze door schuldbelijden en vergeving van haar schuld bevrijd werd.

Ook dit boekje is een hartelijke aanbeveling waard. Het werk van de VBOK komt duidelijk naar voren, evenals de praktische betekenis die het heeft in het leven van vrouwen (en mannen) die deze hulp nodig hebben.

Eigenlijk moest iedere ambtsdrager deze boekjes lezen.

Ds. A.J. Krol en dr. Th.J.W. Kunst, (S)Preken, hoe doe je dat? Uitg. Gideon, Hoornaar 1995.

Beide auteurs hebben veel ervaring met preken en spreken. Hier hebben ze die ervaringen overdacht en op een rijtje gezet. De voorbereiding vanuit de Schrift wordt het halve werk genoemd.

(S)Preken is een gave die ontwikkeld moet worden, is het eerste deel, geschreven door ds. Krol. Hij geeft adviezen voor een heldere presentatie. Hij bespreekt de kunst van de communicatie en eindigt met een hoofdstuk Appellerend en effectief.

Dr. Kunst heeft deel twee geschreven: Bijbelstudie - Methodiek. Hij behandelt daarin elementaire onderdelen, daarna vier specifieke methoden van bijbelstudie en tenslotte praktische toepassingen. Het eerste deel is beter toegankelijk dan het tweede deel. Ik zou het boek willen typeren als een handvol goede adviezen voor het systematisch bestuderen van de bijbel en voor het spreken daarover. De titel wordt wel beantwoord door de inhoud. Het antwoord ziet er anders uit dan je zou verwachten. Het trof mij dat veel nadruk wordt gelegd op de innerlijke overtuiging die nodig is om te spreken. Dat is terecht.

Een boek dat ook tot nadenken stemt, als men vertrouwd is met het preken en de bij -belbestudering.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1995

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's

TER OVERWEGING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1995

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's