DE PREDIKANT IN ZIJN AMBT - EEN COMPLEXE TAAK
Conflicten tussen kerkenraden, predikanten en gemeenten gaan onze kerken niet voorbij. In onze kerken functioneert de ‘Vertrouwenscommissie predikanten’
DE KERN VAN HET AMBT
Over het ambt van predikant wordt op verschillende manieren gesproken, waarbij de twee elementen van prediking en pastoraat in elke omschrijving terugkomen. In het woord predikant zit het werkwoord prediken. Dat is de eigenlijke taak van de predikant (zie 2 Tim. 4:2). Het is belangrijk dat deze taak hoofdzaak blijft en dat de predikant in de opleiding hiervoor voldoende toegerust wordt. Daarnaast is het van belang dat de predikant voldoende aansluiting heeft bij de gemeente om de prediking af te stemmen op de hoorders. Bijbelse voorbeelden hiervan zijn de prediking van Paulus op de Areopagus (Hand. 17:15-34) en de manier waarop Jezus omgaat met de Samaritaanse vrouw (Joh. 4:1-30).
Een bredere omschrijving van het ambt van predikant staat beschreven in onze kerkorde. In artikel 16 staat: ‘Tot de taak van de dienaren des Woords behoort dat zij in de gebeden en in de bediening des Woords en der sacramenten volharden, dat zij als goede herders zorg en verantwoordelijkheid dragen voor hun medeambtsdragers, ouderlingen en diakenen, en voor de hele gemeente, tucht oefenen met de ouderlingen en zich ervoor inspannen dat alles betamelijk en in goede orde geschiedt’. De beide taken, die van herder en leraar, krijgen in deze omschrijving de aandacht. Het bevestigingsformulier voor predikanten sluit hierbij aan, waar dat spreekt over de taken van de ‘herders en leraars’ naar analogie van Efeze 4:11-12. De vraag zal blijven of in die tekst sprake is van één persoon of van verschillende. Niet zonder reden heeft de kerk in de geschiedenis deze twee taken heel dicht bij elkaar gehouden; het ene kan niet goed zonder het andere gebeuren. Beide zijn in onderlinge samenhang dienstbaar aan de opbouw van het lichaam van Christus.
ROEPING TOT HET AMBT
In het Oude Testament roept God regelmatig mensen tot een bepaalde dienst. Bijzonder sprekend is de roeping van Mozes in Exodus 3 en van Samuël in 1 Samuël 3. Nauw verwant met het ‘roepen’ van God is het ‘zenden’ van God. Geroepen mensen worden door Hem gezonden om gehoorzaam de dienst te verrichten waartoe zij geroepen zijn. Evenals bij het ‘roepen’ maakt God bij het ‘zenden’ regelmatig gebruik van de tussenkomst of bemiddeling van mensen. Zo worden bijvoorbeeld Paulus en Barnabas door de Heilige Geest geroepen (Hand. 13:2) en daarna door de gemeente te Antiochië gezonden om het evangelie onder de heidenen te verkondigen (Hand. 13:3).
Opvallend is dat God mensen roept en zendt tot een dienst waartoe zij van zichzelf onwaardig en onbekwaam zijn. Het onwaardig zijn heeft te maken met concrete zonden en tekortkomingen in hun leven. Mozes had zich schuldig gemaakt aan doodslag (Ex. 2:12), David had zich vergrepen aan Bathseba en de moord op Uria georganiseerd (2 Sam. 11). In het Nieuwe Testament roept Jezus Petrus (Joh. 1:43), terwijl Hij weet dat deze Hem driemaal zal verloochenen (Luc. 22:34 en 54-62). Paulus acht zichzelf ‘niet waard een apostel te heten’ (1 Kor. 15:9), omdat hij de gemeente van Christus heeft vervolgd (Hand. 9). De onbekwaamheid van geroepenen ziet op de beperkingen die met persoonlijke kwaliteiten als afkomst, karakter of opleiding te maken hebben. Zo vond Mozes zichzelf geen ‘man van het woord’ (Ex. 4:10) en lag het niet voor de hand om David als herdersjongen en jongste zoon van Isaï tot koning te zalven (1 Sam. 16). Petrus was een eenvoudige visser, wispelturig en opvliegend, die aan zijn dialect werd herkend (Matth. 26:73). Paulus had niet alleen als vervolger van de gemeente een slechte reputatie, maar wist zich ook overigens geheel afhankelijk van Gods bekwamende genade (2 Kor. 3:5).
God roept in Zijn genade in zichzelf onwaardige en onbekwame mensen tot zijn dienst. In het leven van Mozes, David en Paulus is duidelijk de hand van de Heere te zien in de leerschool die zij in hun (jonge) leven ontvingen, waarmee ze bekwaam gemaakt werden tot hun taak, hoewel ze zelf vaak de tekorten in hun arbeid opmerkten.
PERSOONLIJKE KEUZE VOOR HET AMBT
(Jonge) mensen die de wens hebben om predikant te worden ervaren in hun hart een sterk innerlijk besef dat zij door God zelf geroepen zijn om aan anderen het Evangelie te verkondigen. Naast de persoonlijke overtuiging dat de Heere hen roept, speelt bij de meeste studenten een onbewuste drive mee3. Bij de één ligt het accent op de Woordverkondiging. Door deze gedrevenheid, kan het pastoraat in gedrang komen. Bij de ander speelt mee dat (groot)vader ook predikant is (rolpatroon). Bij de derde ligt het accent op het bieden van pastorale zorg. Bij deze groep wordt overigens niet getwijfeld aan de oprechte motivatie van de inhoudelijke Woordverkondiging.
DE VORMGEVING VAN HET AMBT
Traditioneel droeg het ambt de persoon. Er werd van een predikant verwacht dat hij zich zou voegen naar de taken die hij moest vervullen. Het ambt lag als een beschermende jas om hem heen. Het creëerde ook een zekere afstand, status en gezag. Gemeenteleden waren niet gewend om de predikant aan te spreken op situaties in de gemeente of het functioneren van de predikant. De wijze waarop de predikant zijn ambt vervulde, werd niet bespreekbaar gemaakt. Door deze afstand bleven psychische en persoonlijke problemen bij predikanten, ontstaan in de eigen geschiedenis, grotendeels onopgemerkt.
DE ONTWIKKELING VAN HET AMBT
Aan de wezenlijke taak van dienaren van het Woord is in de loop der eeuwen niets veranderd. Waar de kerken en ook de predikanten de laatste jaren wel mee te maken hebben is een veranderende samenleving, waarvan ook in de kerk de invloed merkbaar is. De context waarin predikanten hun werk doen is veranderd. In toenemende mate wordt het ambt gedragen door de persoon. Aan de ene kant heeft dat te maken met het inzicht in het werk van de predikant zelf. Er is een functioneel onderscheid te maken tussen ambt, beroep en persoon. Als ambtsdrager, beroepskracht en persoon moet de predikant respectievelijk bevoegd, bekwaam en geschikt zijn. In zijn functioneren is niet alleen de samenhang, maar ook het eigen gewicht van elk van deze drie aspecten belangrijk. Eenzijdigheid in de onderlinge samenhang kan leiden tot scheefgroei. Aan de andere kant is de samenleving veranderd en zijn ook kerkleden mondig en assertief. Waarden als autonomie, authenticiteit, communicatieve gelijkwaardigheid, individualisering en ruimte voor verschillen zijn voor velen maatgevend geworden. Er is een toegenomen verlangen naar zinbeleving, persoonlijke ontwikkeling en spiritualiteit. Het omgaan hiermee stelt hoge eisen aan de professionele en persoonlijke kwaliteiten van de predikant.
Waar deze veranderingen zich in een gemeente voordoen, kan dat spanning oproepen bij of tussen de predikant, kerkenraad en/of gemeenteleden. Deze spanning neemt toe als het verschil getypeerd of beleefd wordt als een principieel verschil, terwijl het om het functioneren van predikant, kerkenraad en/of gemeente gaat.
COMPLEXITEIT IN HET AMBT
Van een predikant wordt in onze complexe samenleving veel gevraagd. In dit bijzondere ambt waartoe een predikant zich door God geroepen weet, gaat het in de verkondiging van het Woord én in het pastoraat niet alleen om theologische kennis, maar ook om competenties. Als predikant ben je immers het instrument, waardoor de Heilige Geest werkt. Dat vraagt veel van de persoon zelf. Het betekent dat de predikant kennis dient te hebben van communicatieprocessen en gesprekstechnieken en zicht moet hebben op de eigen manier van communiceren en die van de omgeving. Een predikant dient zich bewust te zijn van het effect van zijn gedrag op zichzelf en de ander. Dan kan er groei komen als ambtsdrager en als mens. Er is dan sprake van een professionele vormgeving van het ambt4. In de nabijheid van God mag de predikant zichzelf leren kennen en aanvaarden als onwaardig en onbekwaam, en toch door God bemind en aanvaard. Zo mag hij zijn en steeds meer worden, waartoe hij zich geroepen weet: een bruikbaar instrument in Gods hand.
De Vertrouwenscommissie
1 Hierna VC genoemd.
2 Rapport VC 2010.
3 A. P. van Langevelde, Dominee worden, 2005.
4 M. Visser, Supervisie en predikanten, in: Ambtelijk Contact januari 2009.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 mei 2012
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's