Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

VERVLOEKTE AFGODERIJ? Over vraag & antwoord 80 van de Heidelbergse Catechismus

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VERVLOEKTE AFGODERIJ? Over vraag & antwoord 80 van de Heidelbergse Catechismus

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

INLEIDING

Na vraag en antwoord 1 van de Heidelbergse Catechismus is vraag en antwoord 30 (hierna te noemen: HC 80) misschien wel de bekendste. De gevoelswaarde is echter heel anders. De eerste vraag gaat over de enige troost, dat is houvast, in leven en sterven. Vraag 80 daarentegen is scherp en polemisch, gericht tegen de rooms-katholieke kerk van die dagen. De ‘paapse mis’ (eucharistie) wordt er een ‘vervloekte afgoderij’ (Duits: vermaledeyte Abgötterey) genoemd. Wat kunnen we vandaag nog met die polemiek, in een sterk geseculariseerde wereld, waar velen van ons blij zijn als ze iemand ontmoeten die in de drie-enige God gelooft? Past zo’n scherpe polemiek met Rome dan wel?

De vraag naar de eventuele blijvende waarde van HC 80 zal de komende tijd waarschijnlijk in verschillende toonaarden worden gesteld. In 2013 bereikt de HC immers de respectabele leeftijd van 450 jaar, en ter gelegenheid daarvan worden verschillende boeken, symposia en conferenties georganiseerd, ook vanuit de TUA.

Laten we eerst HC 80 proberen te verstaan in de eigen, theologische en historische context, om daarna te vragen naar de betekenis ervan vandaag.

TRENTE

Oorspronkelijk maakte de huidige HC 80 geen deel uit van de Heidelbergse Catechismus. In de tweede uitgave werd een wat kortere vorm, in de derde uitgave (nog steeds in 1563) de huidige, uitgebreidere vorm opgenomen. De verscherpte toon kan worden verklaard als een reactie op de scherpe veroordelingen van het rooms-katholieke concilie van Trente (1545-1563), dat juist in dat jaar werd afgesloten. Het doel van dit concilie was de gereformeerde leer de pas af te snijden door een aantal hervormingen in de rooms-katholieke kerk door te voeren. Dit ging echter gepaard met scherpe anathema’s (veroordelingen).

Ter verklaring en verdediging van de Heidelbergse Catechismus op dit punt kan men er op wijzen dat Trente personen veroordeelt, terwijl de HC zich op de zaak concentreert. Bovendien klinkt ‘paaps’ in onze oren dan wel denigrerend, in die tijd betekende het eenvoudigweg ‘pauselijk’.

Toch is hiermee nog niet afdoende de scherpe toon van HC 80 verklaard. Bovendien blijft de vraag waarom men de compositie van de sacramentsleer van de HC zo heeft verstoord. De behandeling van Doop en Avondmaal verloopt in de HC immers compleet parallel: wat eerder over de doop gevraagd is, wordt daarna ten aanzien van het Avondmaal successievelijk behandeld. Deze parallelle structuur wordt enkel onderbroken door uitgerekend HC 80. Wat is hier aan de hand?

OLEVIANUS EN FREDERIK III

De invoeging van HC 80 kan niet worden verklaard zonder de persoon van Caspar Olevianus in ogenschouw te nemen. Hij adviseerde keurvorst Frederik III van de Palts om HC 80 toe te voegen, wat de keurvorst gewillig deed. Olevianus, bakkerszoon uit Trier, had na zijn studie rechten en theologie de reformatie van zijn geboortestad dermate krachtig ter hand genomen, dat hij enorme weerstanden opriep. Hij was, zoals dat in het Duits zo helder gezegd kan worden, een Stahlhelmer, ofwel in goed Nederlands een hardliner. Na de mislukking in Trier kwam Olevianus in Heidelberg terecht, waar hij een sleutelfiguur werd bij de voorbereiding van de HC. Hij was niet helemaal tevreden met het resultaat en had graag gezien dat Calvijn de tekst nog eens grondig had nagekeken. Niet hij, maar de irenisch ingestelde leerling van Melanchthon, Zacharias Ursinus, had immers de grootste verantwoordelijkheid voor de totstandkoming van de HC. Met HC 80 kreeg hij toch een wat steviger toon in de HC.

De politieke situatie maakte het ook mogelijk om tegen Rome zo’n scherpe toon te gebruiken. Onder de godsdienstvrede van Augsburg (1555) was immers bepaald dat vorsten de godsdienst van hun gebied zouden bepalen (cuius regio, eius religio). Daarbij waren er echter maar twee smaken: rooms-katholiek of luthers - waarbij luthers betekende: het onderschrijven van de Confessio Augustana. Frederik III wilde een gereformeerde confessie waarmee hij toch binnen de grenzen van de religievrede kon worden geaccepteerd. Al wordt er in de HC wel degelijk gereformeerd stelling betrokken tegenover lutherse gedachten (ten aanzien van de hemelvaart bijvoorbeeld), in de sacramentsleer is de toon ten opzichte van luthersen gematigd. Een stevig standpunt tegenover Rome was echter wél mogelijk.

TWEE ASPECTEN

Laten we nu naar de inhoud kijken. Twee aspecten worden benadrukt in HC 80. Allereerst het eenmalige en volkomen karakter van het offer van Jezus Christus, tegenover de gedachte dat Christus nog dagelijks geofferd moet worden voor de zonden van levenden en doden. Hier leunt de HC sterk op Hebreeën 7:27: ‘Want dat heeft Hij voor eens en altijd gedaan, toen Hij Zichzelf offerde.’ Het offer van Jezus Christus laat zich niet herhalen.

Het tweede aspect is het geestelijke karakter van de aanwezigheid van Jezus Christus in het Avondmaal. Daar neemt de HC stelling tegen de rooms-katholieke gedachte van transsubstantiatie: dat wil zeggen dat brood en wijn wezenlijk het lichaam en bloed van Christus worden, terwijl zij uiterlijk alle eigenschappen van brood en wijn houden. Omdat door deze transsubstantiatie Christus lichamelijk aanwezig zou zijn, wordt het sacrament ook aanbeden. Hierom noemt de HC de mis een vervloekte afgoderij, in overeenstemming met de definitie van afgoderij: ‘In de plaats van de enige ware God iets hebben waarop de mens zijn vertrouwen stelt.’ (HC 95).

TRANSSUBSTANTIATIE

Hoe zit het nu tegenwoordig? Enerzijds nemen veel rooms-katholieke theologen afstand van de transsubstantiatiegedachte zoals in Trente verwoord. Deze leer ontstond immers in een filosofisch kader, gestempeld door Aristoteles, waarin substantie het centrale begrip was. In de moderne tijd is er meer aandacht gekomen voor het relationele karakter van de genade. Met andere woorden: genade is geen ding. Bij Trente wordt genade dat wél.

Anderzijds echter heeft Rome de decreten van het concilie van Trente nooit herroepen. Dat zegt iets over de manier waarop Rome werkt. Men herroept niet zomaar, vanuit de gedachte dat de kerkelijke traditie normatief is. Wel wordt de traditie voortdurend herijkt en geherinterpreteerd. Daarbij wordt de traditie wel degelijk in een bepaalde richting gebogen. Zo is het met Rome als in de oude reclameslogan van een bank: solid partners, flexible solutions. Bij (maar ook: tegen) alle flexibiliteit op theologisch gebied heeft Paus Paulus VI in de encycliek Mysterium Fidei (1965) nog eens bevestigd dat de leer van de transsubstantiatie staat. Officieel staat ‘Trente’ dus nog, al denken velen er in de praktijk wat anders over.

OFFER

Ten aanzien van de offergedachte valt te zeggen dat de officiële rooms-katholieke leer niet met zo veel woorden stelt dat de mis het offer van Christus herhaalt. Er is sprake van een present stellen van het offer van Christus. Het concilie van Trente stelt: ‘De offergave is een en dezelfde: door het priesterlijk dienstwerk offert nu dezelfde die eertijds aan het kruis zichzelf ten offer opdroeg; alleen de wijze van offeren is verschillend’. En ook: ‘In dit goddelijk offer dat tijdens de mis voltrokken wordt, is dezelfde Christus, die zichzelf eenmaal op het altaar van het kruis op bloedige wijze offerde, aanwezig en wordt Hij op onbloedige wijze geofferd’ (DS 1743).

Daarnaast spreekt bijvoorbeeld de Katechismus van de rooms-katholieke kerk over het ‘bestendigen’ en ‘tegenwoordig stellen’ van het kruisoffer van Christus. Als het gaat om mensen die offeren in de eucharistie, verklaart men dat als een dankoffer aan de Vader voor zijn gaven. Dus ook: ‘Eucharistie is ook het offer van de kerk, die zichzelf aan God opoffert.’

Al met al heeft men wel degelijk oog voor het gevaar dat de eenmaligheid van het offer van Jezus Christus achter de horizon verdwijnt. Men probeert dit gevaar te pareren door de eenheid van het offer van Christus met het eucharistisch offer te benadrukken. Daarmee is het probleem echter niet opgelost: wat is immers de aard van deze eenheid? Kennelijk gaat het hier niet om de historische eenmaligheid van Christus’ offer. Op dit punt scheiden de wegen van Rome en Reformatie: wij vieren het Avondmaal, maar wij offeren niet.

CONCLUSIE

De polemische stijl van HC 80 verschilt aanmerkelijk van de irenische toon van de rest van de HC. Ook inhoudelijk wordt het voorzichtiger pad verlaten en zeilen de opstellers scherp aan de wind: zoals het er letterlijk staat, is het officieel niet door de rooms-katholieke kerk geleerd, al grijpt de HC daarmee wel degelijk de grote geschilpunten van die tijd aan: de transsubstantiatie en de offergedachte. Op beide punten is de rooms-katholieke kerk beduidend veranderd sinds de tijd van de Reformatie, maar ook weer niet zo dat de onderliggende problemen verdwenen zijn; integendeel.

In de prediking naar aanleiding van deze afdeling van de Heidelbergse Catechismus is het allereerst nodig niet polemischer te zijn dan strikt noodzakelijk en precies te markeren waar het om gaat, om niet in strijd te komen met het negende gebod door al te licht de ander te veroordelen (HC 112). Laat meeklinken dat de context veranderd is: de kerken van Rome en Reformatie herkennen elkaar in een seculiere wereld op allerlei punten en hebben elkaar nodig. Anderzijds kunnen de huidige verschilpunten eerlijk worden aangewezen en het belang van de eenmaligheid van Christus’ offer worden onderstreept. Het is winst als de gemeente merkt dat niet enkel oude standpunten worden herhaald, maar dat er oog is voor de historische context van de HC enerzijds en recente ontwikkelingen anderzijds.

Dr. A. Huijgen (1978) is predikant te Genemuiden en docent dogmatiek en symboliek aan de TUA.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2012

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's

VERVLOEKTE AFGODERIJ? Over vraag & antwoord 80 van de Heidelbergse Catechismus

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 september 2012

Ambtelijk Contact | 16 Pagina's