DE MAAGDELIJKE GEBOORTE onmisbaar onderdeel van de lofzang: ‘God geopenbaard in het vlees’?
Brengt het belijden van het ‘geboren uit de
Wanneer we nadenken over de maagdelijke geboorte mogen we ons verstand gebruiken. Het kan net iets te gemakkelijk klinken: ‘Ja, dat moet je geloven hè’. Het suggereert soms ook een beetje dat voor dergelijke dogma’s je eigenlijk je verstand even op nul moet zetten. Natuurlijk mag men kinderlijk eenvoudig belijden dat we geloven dat Jezus ‘ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria’, vanuit de innerlijke overtuiging dat wat Mattheüs 1 en Lukas 1 ons hierover meedelen betrouwbaar is. Zo is het geloof ‘bewijs van de zaken die men niet ziet’ (Hebr. 11:1).
Toch doen we er ook goed aan om bewust eens na te denken over wat we geloven. Daarbij gaan hoofd en hart samen. Ik ben ervan overtuigd dat dit een van de meest vruchtbare methoden is om ons (weer) te leren verwonderen. En is dit laatste niet nodig, om ook te voorkomen dat deze belijdenis een platgetreden paadje wordt? Die verwondering heeft alles te maken met wat de engel tegen Maria zei: ‘De Heilige Geest zal over u komen en de kracht van de Allerhoogste zal u overschaduwen’. Dan gaat het niet om een biologische goddelijke verwekking, maar dan gaat het om de wolk van Gods tegenwoordigheid. Dan klinken er woorden die herinneren aan wat we lezen in Exodus 40. Wanneer de heerlijkheid des HEEREN de tabernakel vervult, kan Mozes niet naar binnen. Zo blijven wij ook eerbiedig ‘buitenstaanders’ waar dit mysterie van de maagdelijke conceptie voor ons ontsloten wordt in de woorden van de engel. Het gaat in dit artikel dan ook niet om gynaecologie, maar om theologie (Moltmann). We gaan eerst kort na wat we geloven om vervolgens te zien welke betekenis dit heeft voor ons belijden aangaande de persoon van Jezus Christus en voor het heil dat Hij verworven heeft.
WAT ZEGGEN WE TE GELOVEN?
Laat ik beginnen met wat hierboven reeds enkele keren terloops aangeduid is. Het is beter om te spreken over de maagdelijke verwekking dan over de maagdelijke geboorte. Dat is niet om spijkers op laag water te zoeken. We belijden immers op grond van wat Mattheüs 1 en Lukas 1 ons doorgeven dat de verwekking op een uitzonderlijke, bovennatuurlijke wijze heeft plaatsgevonden. We geloven niet dat de geboorte een bovennatuurlijke geboorte was en dat Maria maagd gebleven is na de geboorte, zoals sinds de derde eeuw gespeculeerd is. Spreken over de maagdelijke verwekking is verhelderend, juist richting alle pogingen vanuit de Roomskatholieke visie om Maria blijvend als heilige maagd te beschouwen. Uiteraard dienen we er rekening mee te houden dat de aanduiding ‘maagdelijke geboorte’ nu eenmaal zeer ingeburgerd is en in ieder geval terecht onderstreept dat we geloven dat Maria nog maagd was toen het moment van de geboorte zich aandiende.
Opvallend in Mattheüs 1 is dat Jozef uit Maria’s zwangerschap zelf maar één conclusie kon trekken – namelijk overspel – en hij daarom van plan was Maria onopgemerkt te verlaten. Dan komt er van Godswege een bode om hem te vertellen dat wat verwekt is, ‘uit de Heilige Geest is’ (Mat. 1:20). Jozef aanvaardt die boodschap in geloof en gehoorzaamt zo aan Gods bevel Maria bij zich te nemen ‘en hij had geen gemeenschap met haar totdat zij haar eerstgeboren Zoon gebaard had’ (Mat. 1:25). De verdachtmaking dat Jezus een buitenechtelijk kind geweest is, heeft al heel oude papieren. Reeds bij de felle bestrijder van het christelijk geloof Celsus (2e eeuw) en in een aantal talmoedische bronnen wordt beweerd dat er een Romeinse soldaat in het spel geweest is, een zekere Panthera. Naar alle waarschijnlijkheid is deze naam echter de wereld ingekomen door een (bewuste) verschrijving van het Griekse woord voor maagd, ‘parthenos’. Het zou heel goed kunnen dat ook reeds in de andere Evangeliën daar een toespeling op gemaakt wordt. In Markus 6:4 noemen Jezus’ plaatsgenoten Hem ‘de Zoon van Maria’. Een ongebruikelijke benaming. Een man werd naar zijn vader genoemd, tenzij die naam onbekend was. Het zou zelfs op een bepaald minachting kunnen wijzen, die we ook tegenkomen in Johannes 8:19. Daar wordt Jezus gevraagd: ‘Waar is uw vader?’ Daar hebben ze grote vragen bij. Dat Hij God als Zijn Vader durfde noemen was godslasterlijk, maar het zou ook een verborgen toespeling kunnen zijn op het gerucht van Jezus’ onwettige geboorte wanneer ze zeggen: ‘Wij zijn niet geboren uit hoererij’. Dan moet je daarachter lezen: ‘U wel’.
A. van de Beek zet de zaak in zijn Jezus Kurios: De christologie als het hart van de theologie terecht op scherp: het is óf ontrouw óf maagdelijkheid. Hij voegt er dan aan toe: ‘Ik heb nooit kunnen ontdekken dat Bijbelschrijvers ontrouw van mensen verbloemen. Die wordt juist blootgelegd. Want alleen Gods waarheid maakt vrij. Het zou toch Godgeklaagd zijn, als juist op het moment van Gods definitieve bevrijding de waarheid zou worden toegedekt. Daarom geloof ik niets van het verhaal van ontrouw en moet het doen met het veel lastiger verhaal van de maagdelijke geboorte.’ (144)
En, om bij dit laatste citaat aan te sluiten, waarom is het zo’n ‘lastig verhaal’? Zo lastig zelfs dat veel theologen er moeite voor doen om duidelijk te maken dat we hier niet met historie te maken hebben, maar ‘slechts’ met theologie? Met een theologische maagd kunt je nog wel aankomen, dan gaat het alleen om een bepaalde idee tot uitdrukking te brengen. Dat betekent dan dat de maagdelijke geboorte alleen het goddelijk initiatief wil onderstrepen of als een verklarende legende wil fungeren waarom we Jezus Zoon van God noemen. Het wonder van de maagdelijke geboorte is echter dat we geloven dat daarmee het goddelijk initiatief – want dat is wel een wezenlijke gedachte – blijkt midden in de werkelijkheid van deze wereld, heel concreet in de moederschoot van Maria. Dat betekent trouwens ook dat wanneer we van Maria een ‘theologische maagd’ maken we alles uit de geschiedenis moeten halen, ook de opstanding uit het graf. Je kunt niet de maagdelijke geboorte ontkennen als zijnde niet-meer-van-deze-tijd en vervolgens wel het centrale heilsfeit van Pasen als realiteit midden in de geschiedenis handhaven.
Uit het belijden van de maagdelijke conceptie spreekt het geloof dat God metterdaad ingrijpt en handelt in deze wereld. Dat geloven we wanneer we iedere zondag belijden ‘ontvangen van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria’.
We moeten in het licht van het bovenstaande wel oppassen voor de suggestie dat de Heilige Geest de plaats van de man heeft ingenomen of soortgelijke uitdrukkingen. Dat heeft veel schade gedaan, omdat zo dit belijden op één lijn kwam te staan met allerlei mythologische verhalen over goden die geslachtgemeenschap hebben met aardse vrouwen en zo godenzonen verwekken. Dan zeg je meer dan de Bijbel zegt, en dat is speculatie. En je zegt ook te weinig, want je haalt het heilige uit de ‘overschaduwing’. Juist dit laatste onderstreept dat het wel meer is dan geschiedenis. Zowel de moederschoot van Maria als het graf van Jozef van Arimathea bevinden zich op de grens van tijd en eeuwigheid, van ons ‘beneden’ omvat door Gods ‘boven’. Het is niet zo erg wanneer je daar wat gaat stamelen.
WAT NUT ONS DEZE HEILIGE ONTVANGENIS?
Onze Heidelberger brengt de vraag naar het nut van de maagdelijke ontvangenis ter sprake. Maar pas nadat beleden is dat we daarmee geloven dat Jezus zo het ‘ware zaad van David’ geworden is. Gods belofte wordt heerlijk vervuld. Dat Jezus de ‘Zoon van David’ is, krijgt bij Lukas alle aandacht. Dat onderstreept dat de maagdelijke geboorte niet een geboorte is ‘door’ Maria heen, maar echt ‘uit’ Maria. Het eerste voorzetsel leidde ertoe dat Jezus slechts in schijn één van ons geworden is. De heilige ontvangenis onderstreept echter niet Jezus goddelijke afkomst, maar Zijn menselijke binnenkomst in de wereld! Om die reden kwam het ook in de belijdenissen van de kerk der eeuwen.
Wel zou je kunnen zeggen dat een bijzondere verwekking past bij de komst van ‘God in eigen persoon’ in deze wereld. En dan duizelt het je wanneer je bedenkt dat Hij vlees en bloed uit de maagd Maria aanneemt via de navelstreng van Maria. Over ‘ontlediging’ gesproken (Fil. 2) en over ‘ontferming’, neerbuigende goedheid….
Hiermee samenhangend heerst ook de gedachte dat de maagdelijke verwekking de oorzaak is van Jezus’ zondeloosheid en daar eigenlijk zelfs als noodzakelijk voor gezien wordt. Jezus was inderdaad zondeloos, terwijl Hij kwam ‘in de gelijkheid van het zondige vlees’ (Rom. 8:3)! Maar dat was niet omdat Hij geen aardse vader had, want ook moeders zijn zondig (Job 14:4; 15:14, Ps. 51:7). Hier schittert juist het werk van de Heilige Geest. Het ‘Heilige’ wordt geboren (Luk. 1: 35), de Zoon van God.
Heel mooi is wat we geloven en belijden in zondag 14 van de Heidelbergse Catechismus: ‘Dat Hij met Zijn onschuld en volkomen heiligheid mijn zonde, waarin ik ontvangen en geboren ben, voor Gods aangezicht bedekt’. Zo is Hij de Middelaar die ‘in alles’ de mensen gelijk werd, die de ‘hele weg’ van een mens van conceptie tot graf overgedaan en verzoend heeft.
Dr. Kater, sinds 2009 predikant te Sint-Jansklooster, is als parttime docent dogmatiek en apologetiek werkzaam aan de TUA, waar hij promoveerde op het proefschrift Kom en zie (deel II). De pre-existentie van de Zoon belicht vanuit de existentie van Jezus, de Christus.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 2013
Ambtelijk Contact | 20 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 2013
Ambtelijk Contact | 20 Pagina's