DE BEGELEIDING VAN BEGINNENDE PREDIKANTEN
In de serie kerkrecht, waarvan met regelmaat in
DE OPDRACHTEN VAN DE SYNODE
De vertrouwenscommissie presenteerde op de synode 2010 een belangwekkend bezinningsstuk. U hebt daarvan kunnen lezen in Ambtelijk Contact, mei 2012. Het was opvallend dat in de bespreking van dit stuk de jongere predikanten die lid van de synode waren, intensief aan het gesprek deelnamen. Het was duidelijk dat er iets op tafel lag dat hen aansprak en dat herkenning opriep. In de besluitvorming kwam de aandacht voor jonge, beginnende predikanten concreet terug. Zo werd er aandacht gevraagd voor het classicale mentoraat en voor de noodzaak om te komen tot een totaalplan dat te maken heeft met de selectie van toekomstige predikanten en de begeleiding van hun persoonlijke ontwikkeling tijdens de opleiding (in Apeldoorn). Op de synode 2013 zullen de resultaten van deze bezinning ongetwijfeld ter tafel komen. Maar het kan geen kwaad om nu al de aandacht te vragen voor vragen waarmee beginnende predikanten bij uitstek te maken hebben.
VERANTWOORDELIJKHEID VAN DE KERKENRAAD
Een kerkenraad die een kandidaat beroept heeft een andere verantwoordelijkheid dan een kerkenraad die een ervaren predikant beroept. Dat dit niet door iedere kerkenraad beseft wordt, bleek mij onlangs nog eens: tijdens een gesprek met een beroepingscommissie passeerde een aantal namen van mogelijk te beroepen broeders de revue. Daar dook ineens de naam van een student - binnenkort beroepbaar - op. Mijn reactie daarop was, dat dit zeker niet onmogelijk was, maar dat de kerkenraad zich wel moest bezinnen op de consequenties van het beroepen van een kandidaat. Dat riep vervolgens de vraag op hoe ik dat bedoelde. Gelukkig maar!
Alle begin is moeilijk, en dat geldt voor alle soorten van arbeid. Pas na enkele jaren begin je het idee te krijgen dat je de dingen een beetje in de vingers begint te krijgen - u merkt de behoedzaamheid in mijn woorden op. Zelf heb ik in mijn leven twee beroepen ‘aangeleerd’, allereerst dat van leraar in het voortgezet onderwijs. En ik zal mijn ‘wankel op de benen staan’ tijdens die eerste periode niet snel vergeten. En nog altijd ben ik dankbaar voor die collega die al langer voor de klas stond en met wie ik vaak terugreisde naar mijn woonplaats. Tijdens de treinreizen ontving ik vele goede adviezen!
Het predikantswerk is in 30 jaar erg ingewikkeld geworden. Het wordt vervuld door broeders die zich daartoe uitdrukkelijk door de Here geroepen weten. En die roeping is bevestigd, eerst door een curatorium in Apeldoorn, daarna door een objectieve beroepsbrief, door een kerkenraad ondertekend. Op deze roeping mag de predikant zijn leven lang terugvallen, en bidden om Gods hulp in de dagelijkse werkelijkheid van het predikantswerk. Maar… die hulp geeft de Here doorgaans door mensen om de predikant heen te zetten die hem vasthouden en met hem zoeken naar een goede ontwikkeling van zijn werk en ontplooiing van zijn gaven. Soms is een kandidaat al ‘op oudere leeftijd’, laten we zeggen: 30 jaar of ouder. Dan hoort men in de gemeente soms: ‘Het zal wel gaan, hij heeft al een stuk levenservaring’. Dat is zeker niet onbelangrijk en het kan een stuk schelen (zelf heb ik op het gebied van het leren catechiseren veel gehad aan mijn ervaring als leraar, al is het geven van catechisaties toch weer iets heel anders dan het geven van wiskunde…). Toch blijft staan: ook oudere beginnende predikanten staan heel onwennig in het predikantswerk. Voor hen is er ook nog een andere valkuil: ze moeten weer echt ‘leerling zijn’, terwijl ze op een leeftijd zijn dat ze dat aan het ontgroeien zijn.
ENKELE VOORBEELDEN
Neem nu het leren preken. Men heeft een aantal preken (feitelijk: preekvoorstellen) in Apeldoorn gemaakt. Maar nu komt de wekelijkse praktijk van vrije stof, catechismus, bijzondere diensten enz. Ben ik de enige bij wie pas na een aantal jaren de gedachte begon op te komen dat ik met vallen en opstaan een beetje de doorgaande lijnen in de Schrift begon te ontdekken? Gesprekken met wijze ouderlingen en andere gemeenteleden naar aanleiding van wat men in de gemeente op zondag neerlegt, zijn naast gedegen wekelijkse studie van groot belang!
In de kerkorde (art. 37) stond tot 2001 dat de plaatselijke predikant voorzitter van de kerkenraad is. Meteen kreeg hij ‘de hamer in handen’. Maar dat is echt niet zo gemakkelijk! In 2001 is deze regel uit de kerkorde aangepast. Nu staat er dat dit ‘bij voorkeur’ het geval zal zijn. Gelukkig: je kent de broeders nog niet, weet niet hoe je hun opmerkingen moet wegen enz.
Te denken is ook aan allerlei veranderingen in het gemeentelijk leven. Wijzigingen in de liturgie, gemeenteopbouw… het zijn onderwerpen die op de agenda van de kerkenraad staan. Het zijn ook onderwerpen die de gemeenteleden bezighouden en die gevoelig kunnen liggen. En een predikant wordt dan al snel gezien als degene die dat allemaal verzint of wil doorzetten (of tegenhouden). Wat is het belangrijk dat de kerkenraad duidelijk maakt dat híj (en niet zijn predikant) het beleid in de gemeente bepaalt – dit geldt overigens niet alleen voor beginnende predikanten.
In de wirwar van bezigheden van de predikant, van geluiden die over zijn ontwikkeling te horen zijn (of te lezen via een onverhoedse mail die in de box verschijnt) kan er behoefte zijn aan iemand die door de kerkenraad benaderd is voor persoonlijke begeleiding. Noem het maar een buddy voor de dominee, en vergeet er ook niet een voor zijn vrouw (indien van toepassing) te zoeken!
DE CLASSIS
De classis is de instantie van wie de kandidaat uiteindelijk de toestemming krijgt om het ambtswerk ter hand te nemen: na het zogenaamde peremptoir examen wordt de lastbrief uitgereikt, waarin de broeder last en macht ontvangt om Woord en sacramenten te bedienen. Lange tijd was daarmee de taak van de classis ten einde. Maar ergens in de jaren ‘80 van de vorige eeuw is besloten dat de classis hierbij ook overgaat tot de benoeming van een ervaren predikant die als ‘mentor’ van de beginnende broeder zal optreden. Dat was geen overbodige luxe: naast de begeleiding binnen de gemeentelijke kaders zijn er specifieke vragen waarvoor je niet altijd bij je kerkenraad terecht kunt:
• hoe zijn de bewoordingen die je kiest op het moment van een graflegging?
• hoe ga je om met kritiek van gemeenteleden?
• wat moet je met sommige weerbarstige karakters binnen je kerkenraad?
• wat doe je als het met een preek helemaal niet lukt en de zondag steeds dichterbij komt?
• hoe leer je je wekelijkse agenda zó invullen dat het werk beheersbaar blijft?
• hoe zoek je je weg in het pastoraat, waar kies je voor en wat laat je aan anderen in de gemeente (waaronder kerkenraadsleden) over?
• hoe houd je tijd voor bezinning, voor voortgaande studie?
• en niet in het minst: hoe zorg je ervoor dat je het vierde gebod eerbiedigt, zodat de gemeente niet na verloop van tijd zegt dat je haar een rustdag oplegt die je zelf niet waarneemt?
Naar mijn waarneming is de invulling van dat mentoraat heel verschillend, maar is er wel meer en meer oog gekomen op een gedegen invulling daarvan. En dat liefst over meerdere jaren – de grote klachten komen immers pas na enkele jaren?
VRUCHT VAN ‘APELDOORN’
Er is nóg iets in het kader van ons onderwerp. Aan onze Theologische Universiteit wordt aan onze aankomende predikanten (en aan anderen) een stevige wetenschappelijke basis geboden om het werk straks te kunnen beginnen (en daarna moet men net als in alle andere beroepen die kennis zelf bijhouden - jaarlijks studieverlof!). Daarnaast is er in de afgelopen decennia meer en meer oog gekomen voor de noodzaak om ook de praktijk van het predikantswerk op tafel te leggen (men kan het in dat opzicht vergelijken met een studie tot arts). Een beginnende predikant heeft bijv. tijdens de periode dat hij preekconsent als student had een stage in een gemeente onder leiding van de plaatselijke predikant gehad. In die 2x4 weken kon hij ‘ruiken’ aan de praktijk.
Daarnaast investeert het curatorium van de TUA in de admissiale studenten. Elk van hen krijgt persoonlijk een curator toegewezen die gedurende de weg naar het predikantschap zijn speciale begeleider wordt. Er is veelvuldig contact (huisbezoek, begeleiding in de ontwikkeling van het preekwerk, aandacht bij bijzondere omstandigheden bij hem en evt. zijn gezin). Vaak leiden deze twee soorten begeleiding tot een duurzame geestelijke band tussen de ervaren en de beginnende predikant. En dan zijn de lijnen bij voorkomende vragen kort!
TEN SLOTTE
Ik deed een greep, er zou nog veel meer te noemen zijn. Maar dit artikel heeft zijn waarde gehad wanneer er ergens een kerkenraad of een predikant is die dit leest en die denkt: zijn wij daar al mee aan de slag?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 mei 2013
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's