Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gebonden aan – verbonden met

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gebonden aan – verbonden met

Wat verklaren we in het ondertekeningsformulier?

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij hebben in de kerken verschillende ondertekeningsformulieren; de ambtsdragers leggen daarin hun verbondenheid aan de belijdenis vast. En zij verklaren zich daar ook aan gebonden. Maar wat houdt dat nu concreet in?

De formulieren

De kerkorde noemt ons drie ondertekeningsformulieren (bijlagen 12, 39 en 40, editie kerkorde 2011): allereerst dat voor de hoogleraren in de theologie. Bij de bevestiging van een hoogleraar aan de Theologische Universiteit in Apeldoorn, tijdens de kerkdienst die daarvoor gehouden wordt, leest de voorzitter van het curatorium het formulier en de nieuwe hoogleraar zet zijn handtekening eronder. Hij verklaart daarmee dat hij zich hartelijk verbonden weet aan de gereformeerde belijdenis, dat deze ‘in alles met Gods Woord overeenkomt’ en dat hij bij een afwijkend gevoelen – als dat ooit bij hem zou opkomen – de kerkelijke weg zal bewandelen. Bovendien belooft hij dat hij de gereformeerde leer trouw zal ‘voorstaan’ en zal leren, dus daar op positieve wijze vorm aan zal geven.

In feite gebeurt ditzelfde bij de andere ambtsdragers: predikanten, ouderlingen en diakenen. Voor hen is er het formulier dat de plaatselijke kerkenraad in zijn beheer heeft, en dat telkens op de eerste kerkenraadsvergadering na een bevestiging van ambtsdragers weer op tafel komt. De nieuw bevestigde broeders tekenen het formulier, en ze zijn op de inhoud ervan dus ook aanspreekbaar. Eigenlijk zou het best mooi zijn als de gemeente dit moment kon meemaken, en als het in de kerkdienst van bevestiging zou gebeuren, zoals ook bij een hoogleraar. Maar dat gebeurt bij mijn weten zelden. Het formulier heeft principieel wel dezelfde inhoud.

De inhoud

In onze kerkorde is in art. 52 en 53 het ondertekenen van de formulieren door de ambtsdragers vastgelegd. In de erbij horende bijlagen (12, 39 en 40) vindt men de teksten van het betreffende ondertekeningsformulier. De broeders verklaren dat zij zich gebonden weten aan de leer van de kerk zoals die beschreven is in de zogenaamde Drie formulieren van eenheid (dat woord gebruik ik liever dan het traditionele woord ‘enigheid’). Dat ‘gebonden zijn aan’ liet ik in de titel van dit artikel meteen volgen door ‘verbonden zijn met’. Er kan immers geen sprake zijn van een gebondenheid die alleen het hoofd betreft. Het hart moet erin meekomen. Anders kan het werk van de ambtsdrager binnen de gemeente of breder: binnen de kerken, nooit heilzaam zijn. Het is wat mij betreft jammer dat die innerlijke verbondenheid met het hart in de huidige tekst van het ondertekeningsformulier niet voluit uit de verf komt. Uiteraard heb ik het als voorzitter van een kerkelijke vergadering vaak voorgelezen en uitgenodigd tot ondertekening, maar gaandeweg trof mij meer en meer de juridische toonzetting. Het gaat om ‘ijverig leren’ (dat is positief), om het bewaken van leer (en ook dat is belangrijk), en dan vooral op de kerkelijke procedure wanneer we ooit een ‘afwijkend gevoelen ten opzichte van deze leer’ zouden krijgen. Dat is een heel uitgebreid gedeelte, en het krijgt daardoor ook wel erg veel nadruk.

Nu is het goed te begrijpen dat het formulier zo op schrift is gesteld. In de tijd van de Reformatie moesten de kerkelijke ‘piketpaaltjes’ als het gaat om de vraag: wat geloven wij en wat belijden wij? immers duidelijk uitgezet worden. Denkt u alleen maar aan de besluiten van de synode van Dordrecht, nu vier eeuwen geleden en het belijdenisgeschrift dat daaruit het licht zag. Maar zo krijgt het ‘gebonden zijn aan’ meer nadruk dan het ‘zich verbonden weten met’. Ik zal niet de enige zijn die, voordat een nieuwe broeder in de kring van de kerkenraad uitgenodigd werd om zijn handtekening te zetten, toch eerst nog een paar regels weidde om met het werken met deze belijdenisgeschriften als kerkelijke staf om te gaan. Niet om de Schrift als het spreken van God te vervangen, maar wel om de stem van dat spreken beter te kunnen opvangen en er zo de gemeente mee te dienen. En dat is een vreugde die beklemtoond mag worden.

Verbonden met de geschiedenis, met het zicht op de toekomst

In het vorige stukje duidde ik de ontstaansgeschiedenis van de ondertekeningsformulieren al even aan. Die hebben heel oude papieren. Al bij de synode van Emden in 1571 werd instemming met de belijdenis door middel van een ondertekening ervan gevraagd. Een speciaal formulier daarvoor was er toen nog niet. De eerste exemplaren daarvan vindt men regionaal in de classis Alkmaar (1608), in de classis Buren en in de provinciale synode van Zeeland te Veere (1610). De laatste somde – in hedendaags Nederlands weergegeven en samengevat - op:

een verklaring van instemming met de confessie en de catechismus;

de belofte die leerstukken trouw te zullen leren;

de verplichting om bij innerlijke twijfel daarover alleen te spreken binnen de vertrouwelijkheid van de kerkelijke vergaderingen;

de bereidwilligheid om, indien kerkelijk gewenst, zich nader te verklaren.

Uiteindelijk kwam het op de synode van Dordrecht 1618-’19 tot een formulier voor alle kerken. Het spreekt voor zichzelf dat de strijd met de Remonstranten de opstelling ervan des te wenselijker maakte. In geest en hoofdzaak is het huidige ondertekeningsformulier gemakkelijk te herleiden op de tekst van 400 jaar geleden; deze stoelt weer op de teksten die regionaal dus al beschikbaar waren.

Het is echter goed mogelijk dat de huidige tekst binnenkort gewijzigd wordt. Deputaten kerkorde en kerkrecht kregen in 2016 de opdracht van de synode om concepten te maken voor een nieuwe tekst van de ondertekeningsformulieren. Op de tafel van de synode lag een instructie (voorstel) van de particuliere synodes van het Oosten én het Westen. De synode overwoog o.a. dat de zaken waar het om gaat positiever en minder defensief geformuleerd zouden mogen worden, zonder dat dit afbreuk zou doen aan de binding aan de belijdenis. In 2019 zal een voorstel van deputaten aan de synode worden aangeboden. Al eerder besloten de Geref. Kerken (vrijgemaakt) tot een aangepaste tekst, om dezelfde reden.

Een CGK-bijzonderheid

En nu de vergelijking met een ander ondertekeningsformulier gemaakt is, noteren we een christelijk-gereformeerde bijzonderheid. In ons ondertekeningsformulier vindt men een zin die in de andere versies niet staat. Deze zin, aan het slot van het formulier luidt: ‘Ten slotte beloven wij in alles te handelen naar de geldende kerkorde en de verdere bepalingen en besluiten van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland’.

Bij enig nadenken valt de merkwaardigheid op. Immers, het gaat om de leer van de kerk, op grond van de Schrift. Daarbij staat de Schrift principieel bovenaan als het spreken van de Here. De belijdenis komt er onder als het spreken van de kerk (in overeenstemming ermee, maar toch). De kerkordelijke besluiten van de kerk staan echter niet op hetzelfde niveau als de belijdenis. Zij staan dáár nog weer eens onder. De rangorde is dus: Schrift, belijdenis, kerkorde. Zo leerde vroeger prof.dr. J. van Genderen het al in Apeldoorn en het is niet veranderd. Hoe is dan toch deze regel in het ondertekeningsformullier terechtgekomen?

Geschiedenis van deze bijzonderheid

In 1962 vergaderde de generale synode. Op haar agenda stond een instructie uit het Noorden (Acta synode 1962, art. 116). Men signaleert dat het al verschillende keren voorgekomen is dat kerkenraden zich aan het kerkverband onttrokken hebben op grond van leergeschillen. Dat recht kan hen niet ontzegd worden, maar het is te laken wanneer niet eerst geprobeerd wordt om deze geschillen in de kerkelijke weg te bespreken. Zo is het immers in het ondertekeningsformulier afgesproken en dáár hebben de broeders hun handtekening onder gezet. Het Noorden vraagt de synode om wegen te zoeken om dit onkerkelijke handelen te voorkomen. Na een intensieve bespreking besluit de synode dan onder andere om de zin die u las in de eerste alinea van het vorige stukje in het formulier op te nemen.

Kort en goed: deze zin staat slechts in het ondertekeningsformulier om te voorkomen dat kerkenraden zomaar, zonder geestelijk-kerkelijke eerlijke besprekingen van hun moeiten met de zusterkerken, de band met die kerken verbreken. En in de eerste jaren na 1962 zal dat iedereen ook wel ‘tussen de oren’ hebben gezeten: het gaat niet aan dat een kerkenraad die moeite krijgt met de leer van de CGK dat onbesproken laat en vertrekt uit het kerkelijk verband; wie serieus meent dat de zusterkerken zich niet voluit houden aan de belijdenis (of de juiste interpretatie daarvan), is geestelijk verplicht dat in bespreking te brengen, om die zusterkerken te corrigeren – of natuurlijk ook om zelf gecorrigeerd te worden. Nu, meer dan 55 jaar later, is bij de meeste ambtsdragers deze ontstaansgeschiedenis onbekend. En wij lezen er nu een algemene binding aan de inhoud van onze kerkorde en onze synodale besluiten in.

Nu is dat op zich niet verkeerd: in art. 87 van de kerkorde stellen we immers vast: ‘De kerken moeten de artikelen (van de kerkorde, DQ) trouw naleven totdat de synode een besluit heeft genomen tot verandering, vermeerdering of vermindering’. In die zin staat in het ondertekeningsformulier niets nieuws. Maar het gevolg van opname in het formulier van deze algemeen geformuleerde zin is dat we het nu lezen zonder die inhoudelijke toespitsing op de belijdenis, de gebondenheid eraan en de verbondenheid ermee. We verbinden het nu met al die andere synodale besluiten, die lang niet altijd over de leer gaan. Ziet men het in relatie tot de geschiedenis, dan ziet men ook de logica om het in het ondertekeningsformulier op te nemen. Ziet men die relatie niet, dan is het een vreemd en incongruent (op een lager niveau immers) ‘aanhangsel’ van dat formulier. Gelukkig kunnen we de geschiedenis opsporen.

De praktijk

Het zal duidelijk zijn dat we hier raken aan een belangrijk element van de kerkelijke praktijk. Een handtekening is immers een kostbaar ‘persoonsmerk’. Je denkt goed na voordat je die zet. Zelf zette ik wel handtekeningen onder miljoenen euro’s – dan denk je wel even goed na. Nog meer en dieper dienen we na te denken over onze handtekening onder kerkelijke documenten. Ze gaan immers over het gereformeerde erfgoed, over het verstaan van Gods spreken door de eeuwen heen, zoals dat in de kerken en plaatselijke gemeenten tot klinken komt. Daar zijn we heel zuinig op. Het is daarom een goede zaak wanneer kerkenraden op het moment van een nieuwe handtekening vooraf het ondertekeningsformulier aan de nieuwe ambtsdrager opsturen. En meteen attenderen op onze beschreven kerkordelijke regels, te lezen in de uitgave van de kerkorde, of te vinden op de website van de CGK. Blindelings tekenen kan immers niet gevraagd worden?

Het is ook een goede zaak wanneer kerkenraden met regelmaat in hun vergadering, tijdens het bezinningsgedeelte (dat hebt u toch hopelijk wel?), aandacht geven aan onderdelen van de belijdenis. Dat schept innerlijke verbondenheid met die belijdenis en met elkaar. En het voorkomt een papieren gebondenheid, die geen geestelijk vlees op de botten heeft. In dit verband wil ik ook nog eens pleiten voor het serieus nemen van onze leerdiensten en het zo invulling geven aan de tweede dienst op zondag. En laten we elkaar aansporen om in de trouw aan de belijdenis sámen op te trekken. Dan heeft een kerkenraad geestelijke kracht, en dat zal de gemeente ten goede komen.

Om misverstanden te voorkomen: bij de trouw aan de belijdenis, die van ons gevraagd wordt, past geen letterknechterij. Het ondertekeningsformulier spreekt over de ‘stukken van de leer’. En mijn altijd nog dierbare collega A.W. Drechsler, zo vroeg overleden in 1989, maakte mij daar al wegwijs in, bij mijn eerste zoektocht in de prediking van de Heidelberger Catechismus: het gaat niet om de bewoordingen. Die kunnen soms best voor verbetering vatbaar zijn. En: de belijdenis is een samenvattend spreken, je kunt er niet van verwachten dat de Bijbel ermee uitgeput is. Ieder van ons kan daar voorbeelden van verzinnen. Maar die ‘stukken’, die zijn meer dan de moeite waard om levendig onder ons te blijven. En bij aarzelingen daarbij spreken wij dan als kerkenraadsleden met elkaar, om zo elkaar te helpen. Wij gaan het niet persoonlijk ventileren in de gemeente. Die komt dan in verwarring en dat is ongeestelijk. Zo zijn wij ook trouw in het kader van die laatste zin over de weg die de kerkorde wijst. Laten we als ambtsdragers daarin voorbeelden voor de gemeente zijn.

Tot slot

In dit artikel is telkens aangeduid van hoeveel belang het is dat de handtekeningen in onderscheiden kerkelijke vergaderingen gezet worden, om daarop terug te kunnen komen in tijden van moeite. Ik onderstreep daarom toch nog een keer de positieve bedoeling: het samen geestelijk inhoudelijk optrekken van broeders die door de Here aan elkaar gegeven zijn in kerkelijk werk, zowel plaatselijk als breder.

Dingeman Quant is emerituspredikant en woont in Houten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Christelijk Gereformeerde Kerken

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 2019

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's

Gebonden aan – verbonden met

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 maart 2019

Ambtelijk Contact | 20 Pagina's