KAMERZITTINGEN VAN 9 en 10 October
In bovengenoemde zittingen werd het hoogst belangrijke wetsontwerp omtrent de voorloopige Staten-Generaal behandeld. Van die behandeling maakte de Kamer gebruik om er bij de Hegeering op aaft te dringen, dat zij inzake de ernstige gebeurtenissen in Indië met de Kamer in overleg zouden treden. De Eegeering heeft in dien aandrang bewilligd, zcodat zij toegezegd heeft, dat de quaestie-Indië Dinsdag 26 October een onderwerp der beraadslagingen zal uitmaken.
V^at het wetsontwerp zelf betreft, dit werd op felle wijze door de heeren Sehanter en De Wilde bestreden, terwijl andere leden dit, zij het dan zonder veel overtuiging, verdedigd hebben. Algemeen werd de late bijeenroeping van de Kamer betreurd en ook afgekeurd en algemeen was men onder de voorstanders van het wetsontwerp het er over eens, dat de oplossing, welke het wetsontwerp brengt, geen ideale is. Ten slotte werd het aangenomen met de stemmen der anti-revolutionnairen legen, waarbij opmerkelijk Is, dat niet alle A.R. leden der Kamer tegen gestemd hebben. Een tweetal hunner had de Kamer voor de stemming verlaten. Ds, Zandt kon dit wetsontwerp om redenen, die hij in zijn rede uiteengezet heeft, niet aanvaarden en stemde dus ook tegen.
Hoe-gaarne wij de lede van Ds. Zandt ook in haar geheel zouden willen opnemen in De Banier, wij moeten daar om de beperkte plaatsruimte wel van afzien. Wij zullen dus moeten volstaan met in twee achtereenvolgende nummers van De Banier gedeelten daarvan in De Banier te doen afdrukken en deze aan te vullen met in het kort weer fa geven wat de afgevaardigde der S.G.P. bij deze gelegenheid gespro. ken heeft: Ds, Zandt begon zijn rede als volgt:
Mijnheer de Voorzitter! Het is opmerkelijk, dat over één ding bij de behandeling van dit wetsontwerp, zoowel ten aanzien van de Eegeering als van de Kamer, een eenstemmige voldoening bestaat, namelijk over het weder bijeenroepen van de Kamer. Beide colleges zijn ook daarin tevens eenstemmig in hun oordeel, dat zij het eenparig be. treuren, dat zulks niet al eerder heeft plaats gevonden. Hun meeningen gaan echter uiteen op het punt van de oor. zaak van de zoo late oproeping van de Kamer. De Regeering harerzijds verdedigt zich in dezen met een beroep op den samenloop der omstandigheden ; het. geen blijkens het Voorloopig Verslag vele leden niet als een gegronde verontschuldiging kunnen aanvaarden. Wat mij betreft, het doet mij leed, dat ik de verdediging der Eegeering aangaande de latc bijeenroeping der Kamer niet met dezelfde instemming kan begroeten als het feit, dat de Minister-President inj zijn destijds te Eotterdam gehouden redel de zedelijke ontwrichting van ons volkl als een aangelegenheid van de etjstel orde op den voorgrohd geplaatst heeft.' Gedachtig dat zoovele kerkvaders als uit één mond getuigd hebljen, dat de beden des volks de Overheid boven diens stoffelijke goederen behooren ter harte te gaan, heb ik van de gedragswijze van den Minister.President bij zijn door mijl genoemde rede met bijzondere waardee. j ring kennis genomen. Daarom doet hetï mij te meer leed, dat noch de verdediging van de vertraagde bijeenkomst van de Kamer, noch die van het ingediende wetsontwerp in zijn geheel door mij niet op gelijke w.ijze kunnen gewaardeerd werden.
Naar mijn vaste overtuiging, om hiermede mijn nader betoog aan te vangen, heeft de bijeenroeping van de Kamer veel te lang op zich laten wachten. Het moge al - waar zijn, dat Voor dit feit het huidige Kabinet niet alleen de verantwoordelijkheid draagt, maar daarmede is het feit zelf niet te verschocnen. Door den afkeurenswaardigen gang van zaken is het mogelijk ge-worden, dat er nog immer geen verantwoording is afgelegd van al wat de achtereenvolgende Kabinetten sedert Mei 1940 verricht hebben; hetgeen niet alleen boogst onE^.wenscht is, jsaar ook volgens de \v^i tegenover de Kamer had behooren te gL-ECbit-den. Moge deze laatste opmerking; niet zoozeer de tegenwooidige Eegeerin; ; treffen, wel gaat haar ten volle aan, wat na 26 Juni jl., den dag van haar optreden, in dezen is gedaan. Ook na haar optreden hc-eft het nog tot 2 Augustus geduurd, alvorens zij de eerste maairegeien in zake de bijeenroeping van ü< : Kamer bekendmaakte. En daarna is tr nog weder een heele tijd vericopen, zoudat er nu al vijf maanden na den da^ der tevrüding verloopen zijn, waarin > .r geen veilegen-woordiging was, - waarin de stem des volks gehoord kon worden, e, i waarin de Regt.erijig tegen de wetten des lands in .alleen heer en meester - was. Wat al corruptie, wat al willekeur, wat al terreur, wat al rechteloosheid, wat al ergerlijke misdragingen, wat al zwarte handel zijn er in die inaanden voorgekomen. Er zijn dan ook, de Duitscbe bezettingfctijd buiten beschouwing gelaten, in de laatste honderd jaar weinig jaren aan te wüzen. waarin het Parlement ten onzent zoo broodnoodig was als in de achter ons liggende vijf maanden.
Het moet ter eere der Eegeering gezegd worden, dat zij tegen veel gruwelüks heeft geprotesteerd, maar gebrekkig. De Hegeering heeft dit zelf erkend, waar zij verklaarde in haar Mei|3rjc van Antwoord, dal pers en radio ais een forum, waarvoor de Regeering haar opvattingen kon uiteenzetten, niet voldoende zün. Sterk is hierbij het gemis van de Volksvertegenwoordiging aan den dag gekomen. Al heeft de 'pers bij de bestrijding van zoovele gruwelijke euvelen ontegenzegiijk goede diensten bewezen, zü kon de Kamer bij lange na niet vervangen. De Kamer is bet door de wet aangewezen lichaam, dat met de Ministers '8 lands zaken heeft te behartigen. Zij is het beste in staat om de Regeering van inlichtingen te voorzien; zij ia de spreekbuis van heel het land: zij geeft aan de Regeering kracht en vastigheid. En ziet, haar werd de muilkorf omgehangen — juist in dagen, {vaarin zü tot heil van heel het land zooveel had kunnen verrichten. Wat al vele nuttige maatregelen had zij te zamen met het Ministerie kunnen treffen ; - vrat al noodzakelijk wettige arbeid had er verricht kunnen worden.
Ds. Zandt besloot dit gedeelte zijner rede met de opmerking, dat alleen het woord Indië genoegzaam zegt, hoe verkeerd de Eegeering gehandeld heeft met de Kamer zoo
laat '"^^ ^"^ op '^ Ie i-^oi^or, roepen. Vervolgens ging de afgevaardigde der S.G.P. er toe over om zijne besprekingen tegen het wetsontwerp te berde te brengen. Hij stelde dienaangaande, kort weergegeven, vast. dat de verdediging der Eegeering in de officieele stukken vol van innerlijke tegenspraak is. Hetgeen een noodwendig gevolg daavan was. dat de Regeering wilde doen, wat des kiezers is. De kiezers, niet de Eegeering, hebben tcch tot taak het Parlement te kiezen. De regeering heeft willen veröedigen wat niet te verdedigen is; vandaar dat zij zich zelf zoo veelvuldig en zoo sterk tegenspreekt. Ds. Zandt voerde hierbij tevens ' tegen de regeering aan, dat zij een onbegonnen werk ter hand had genomen, waar zij verklaarde, dat zij het als haar plicht gevoelde, lot peilen welke opvattingen omtrent de samenstelling der Volksvertegen, woordiging in het Nederlandsche volk als heerschend beschouwd kon v/orden. Dit is niet te peilen. Dit kan alleen door een referenduur of een verkiezing voor de Kamers worden uitgemaakt. Ds. Zandt werd hierin door de Reg< *; ring zelf In het gelijk gesteld, daar zij in hare stukken zelf verklaarde, dat eene juiste bepaling waarvan de evenredigheid in de vertegenwoordiging der staalkundige stroomingen cp dit oogenblik nog volstrekt onmogelijk is. Bovenal gold het bij onze afgevaardigde als een zeer ernstig bezwaar, dat volgens het voorstel der Hegeering Kamerleden door com missie's zouden voorgesteld en gekozen wor den. Dit is een zeer groote inbreuk op de grondwet. De grondwet toch kent geen bencemde, doch slechts door het volk gekozen Kamers. Bovendien heeft, terwijl de wetten des lands op zij gezet zijn, de grootste willekeui hier vrij spel. Daarbij komt dan neg dat vel vulling van de opengevallei? plaatsen door benoeming altijd lapwerk ïs en blijft. Dit is wel een onoverkomelijk bezwaar, dat in de vacante zetels, welke in de Tweede Kamer niet minder dan een vierde, en in de Eerste omstreeks een derde gedeelte bedroegen, voorzien wordt door de benoemmg door eene commissie Die commissie krijgt dus vele Kamerleden te benoemen. Dit is op zichzelf al niet toelaatbaar, maar wordt nog al bedenkelijker, daar de Regeering op de samenstelling der commissie's (op die van de Nationale Adviescommissie en de commissie van elf. - welke ten slotte de Kamerleden benoemt) een te grooten invloed heeft gehad. Onze afgevaardigde heeft mede als een bezwaar tegen het wetsvoorstel naar - voren gebracht, dat er evenals na 1813 ook bij dit wetsontwerp teveel van boven af geregeld en geregeerd was. Na 1813 werd alles beheerscht door een liberale tijdsstrooming; thans is de socialistische of personalistische-Eocialistische tijdgeest aan het woord. Na 1813 werden allerlei luehtkasteelen gebouwd, welke tot puin ineenstort, ten. veel tot groote schade van het land bij wetgeving en benoeming ingevoerd en werd elk, die tegen den tijdgeest in verzet kwam, va^k als een duisterling ach'i ruitgezet en voor elk ambt of betrekking uitgesloten. Er bestaat kans en de vrees ïs gewettigd, daar men zich beroept op hetgeen na 1813 is geschied, dat zulks ook thans weder geschiedt-
Tn deze Kamerzitting bracht Ds. Zandt ook de zuivering der Kamer ter . sprake. Het spreekt wel van zelf, dat hij daarbij gebonden was aan hetgeen daaromtrent in de gewisselde stukken geschreven was. Hij kon niet buiten de orde gaan. De Voorzitter waarschuwde hem terstond met den hamer, teen hij het befaamde artikel van Trouw in het geding bracht. Niettemin is het te prijzen, dat de gelegenheid ten bate werd genomen om meer bekendlaeid te geven aan het feit dat Ds, Kersten het befaamde artikel van Trouw als schandelijke laster gekarakteriseerd heeft.
over de Ka Ds. Zandt spreekt mer zuiver ing:
Voorts ga ik in aans^ïuiting met de volgorde der officiecle stukken spreken over de zuivering der Kamer.
Tegen de zuivering als zoodanig hebben noch ds. Kersten, noch ik cerig bezwaar. Zooals deze gehouden en verloopen is, echter bestaan er bij ons "Vyel, zelfs zeer ernstige bezwaren.
Ik wil in dezen de feiten iaten spreken en dan stel ik vast:
ten eerste, dat de gehouden zuivering der Kameiltden aJlen gi'ondwettelJjljen en wettelijken grondslag mist;
ten tweede, dat de eenige manier» waarop de uitgesloten Kamerleden van hun verwijdering kennis kf-gen, door de radio en de krant is geschied. Jk vraag hierbij of de heer de Zeeuw ongelijk heeft, wanneer hij sulk een methode als een verfoeilijkste Duitsche raethode karakteriseert ;
ten derde, dat liet feit nJet ontkend kan worden, dat ook de heer de Zeeuw naar waarheid aangaande de Zuiveringscommissie verklaart: zij hcort in het geheim; zij beraadslaagt in het geheim; zij vonnist in het geheim;
ten vierde, dat de Zuiveringscommissie geenszins heeft kenbaar gemaakt waarom en den grond waarop zij tot bet besluit der yitv/ijzingen is gekomen ;
ten vijfde, dat volgens bestaand Nederlandsch recht het een eerste vereisehte is, dax degene, aan wien iets ten laste wordt gelegd, omstandig wordt medegedeeld wie de aank.'ager is en wat de aangeklaagde wordt verweten, en dat zulks ook in onderhavige gelegenheid had behooren te geschieden, opdat een volslagen verweer had kunnen opgesteld worden:
ten zesde, dat noch het een noch het ander geschied is en dat' daarom in dit geval het Nederlandsch recht geschonden is;
ten zevende, dat de genoemde feiten van hoogst ernstigen aard zijn.
Ik behoef aan deze feiten niets toe te voegen. Ik versta het volkomen, dat de uitgesloten Kamerleden zich gegriefd gevoelen. Prof. Steger heeft in het openbaar zich beklaagd. De heer de Zeeuw heeft een adres aan den Voorzitter van den Raad van Ministers gezonden. Ook ten aanzien van ds. Kersten zal, hetgeen door de hoogst ernstige sitkte van ds. Kersten zeer vertraagd is, een adres aan den Raad van Ministers werden gezonden. Ik moge d^e adressen, begrijpelijkerwijs in het bijzonder dat van mijn hoog geschatten vriend ds. Kersten, in de meest welwillende overweging bij de Ministers aanbevelen.
Ik wil ten deze nog opmerken, dat de faepafingen, waaraan de zuiveringscommissies gebonden zijn en ook deze gebonden was, van al te vaag karakter zijn, althans de zoo noodige scherpe omlijning missen, zoodat het niet de allergrootste verwondering moet baren, als h e*'n ztriver in gEcoïn missie daarvan ten slotte zelf het slachtoffer wordt.
In verband met ds. Kcifctens geval staat een befaamd artikel, verschtnen in hf-t biad Trouw^ waarin niet alleen hij, maar ook zijn familie, dus ook zijn '/rcuw en kinderen, v; < rtlen aangevaüen. In een artikel, het laatsxe dat ds. Kersten mc-t een door en dcor zieï%eIijJf lichaam h( cft kunnen Echrijvtn, heeft hij dit aitikel van Trouw als schandelijke laster gekarakteriEecrd. V H J A ( t f
-De Voorzitter: Mag ik den geachten afgevaardigde opmerken, dat het hier een goede gtwoonte is niet met |, !adtn te debalteercn. Ik verzoek U hiermede nia door te Raan. Laat u dat blad Trouw dus liggen. R S
De heer Zandt: Men mag laster toch bestrijden! G
De Voorzitter: Ik verzoek u niet verder op dat blad door te gaan «n aw j"tde te vervolgen. doo
ö Men moet afwachten of de Regee. k ring inderdaad bereid is om er aan g mede te werken, dat aan Ds. Ker a sten en den heer de Zeeuw toegestaan zal worden. dat hun zaak opnieuw onderzocht wordt. Daar is toch wel alle reden voor. Niemand karr toestemmen, dat het gehouden ondetzoek naar behooren is ge s schied. Ieder, die men er over E spreekt getuigt, dat het heel anders had moeten geschieden, terwijl men het er ook algemeen over eens )s. dat het Nederlandsche lecht hierbij geschonden is. En deze schen W ding moest de Regeering tcch niet willen gedoogen. Bovendien — wat cok al heel ergerlijk is — hebben de uitgeslctene Kamerleden volgens de methode der Nazi-Duitschers enkel door de radio en de krant kennis van hun uitsluiting bekomen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 oktober 1945
De Banier | 4 Pagina's