Het Handvest van de Vereenigde Naties
Hoogst merikwaardig, te merkwaardig om den zin in deze rede nog niet eens expresselijk te herhalen is die, wtilken wij O'p dit onderhavige pufflit in het Voorloopig Verslag aantreffen. Hij luidt als volgt:
„In dit opzicht is het Handvest een openhartige bekentenis van onmacht".
Juist die onmacht van het humanistische beginsel was mede oorzaak, dat wij geen 'vertrouwen konden stellen in den Volkenbond. Wij hebben daar meermalen op gewezen. Wij hebben getuigd, dat daarin de Heilige Schrift bevestigd werd en daarin meöe bevestigd werd de uitspraak vao een humanist van de allereerste grootte, namelijk, die van Plato, als deze in zijn Phalod de volgende belangrijke passage schreef, dat:
g „indien iemand óf ovier zilver óf over goud spreekt, ters.ton)d' alle menschen het eens zijn, wat daarmede bedoeld wordt, maar, indien wij spreken over hetgeen recht en goed is, terstond verschillen I wij van anderen en onder ons zelf."
In den kring der humanisten zal men het dan ook nooit eens kunnen worden over wat recht engoed is. Daarover konTïïêh bet m San Francisco bij de vervaardiging van bet Handvest der Vereenigde Naties ooik niet eens worden. Daarom kon er ook niet de regeling getroffen worden om in de toekomst een oorlog op groote^schaal te'voorkomen. Daarom beeft ten slotte in San Francisco de macht in stelde van het recht beslist en dit ging voor de groote mogendheden des te gereder, dewijl hun eigen belangen ze daartoe aanzetten. I
Wij wenschen in deze quaestie nog eenmaal een beroemd humanist het woord te geven en wel Spinozgi. Deze hanidelt in een van zijn tractaten bepaaldelijk oiver den vrede. Hij zegt dienaangaande: „Viede is niet alleen maar afwezigheid van strijd" en ook: „Vrede bestaat niet in ihel ontbreken van strijd, maar in eenheid van geest of wel eendracht'.
Mijnheer de Voorzitter! Geven wij nauwkeurig acht op die juiste uitspraak van Soinoza, dan komt het met het Handvest, speciaal met zijn doel om den wereldvrede te handhaven nog al zoo iveel hadhtelijker te staan-J}e mislufeking van de conferentie van de 5 ministers van Buitenlanidsche Zaken te Londen, waar ideze heeren, na-aT de pers althans mede deelde, zelfs met gebalde vuisten tegenover elkander gestaan hebben, kan tocih kwalijk als een bewijs van eendracht worden bij gebracht. Deze groote mogendheid wil steunpumlen, welke een andeie haar niet of hoogst kwalijk gunt; gene wil haar invloedsferen ver naar het Westen van Europa uilbreiden, wat anderen weer niét naar den zin is. Amerika wil de grootste militaire macht ter wereld bamdhaven in het belang van den vrede; het is zeer wel mogelijk, idat ook een andere groote mogendiheid beweeit met hetzelfde doel de grootst mogelijke militaire maoht op de been te willen houden. Zoo zou ik nog al vele andere bewijzen kunnen aanvoeren, \3at de eendracht nog ver zoek is, doch zal m niet al te uitgebreid te worden, mij daarvan onthoudien. Waartoe is het ook feitelijk noodig? De eendracht was in San Francisco al zoek. Dat bewijst het feit, dat het noodgedwongen ten lange leste op een compromis is uitgeloopen en dat, indien dit ndet aanvaard as, het bij de oplichting alreeds op een volslagen failliet as uitgeloopen.
En dan welk een compromis is er tot stand gekomen! Het isl dat jammerlijke comipromis, ! waarin macht boven recht ge-H egevierd heeft. Het is dat be-" ginsel, dat mr. Groen'v an Prinsteren het venoeiiTjki Napoiionlische beginsel genoemd heeft, hetwelk hij in naam van wet en reobt zoo scherp bestieen en met tie meest mogelijke beslistheid verworpen heeft. Eji ziet, dat zoo verwerpelijke be» | ginsel doortrekt als een zuur-j deesem heel het Handvest. Het | zet niet alleen zijn stemnel cp den zoo invloedrijken Raad van Veiligheid, maar domineert ook ten aanzien van de ben'jeii'in, ? van den Secretaris-Generaal en bij de toelating van elk nieuv lid, ja, doet zelfs zijn invloed gelden ten opzichte van de Alg. Vergadering en ze den Economischen en Soc. Raad. Ik zal daanover niet in bijzonderheden treden. Ik acfht het voldoende als ik mij mede met het oog op en tijdd en ook uit andere oor' zaak bij de hoofdzaken beipaal.
Ik ga ten slotte nog op een ander boofddbezwaar nader in. In verband met zijrni beschouwingen over het Napoleontische rechtsbeginsel heeft mr-Groen van Prinsterer in zijn „Nederlandsche gedachten" gesteld, dat Gods geboden niet alleen voor het schoolkind of voor een hutbewoner van kracht zijn, maar evenzeer voor eene groote mogendheid. Ik_ben het—van harte daarin met hem eens. Daarom betreur *_"^, t_^^.5'^f^ ik het ook afkeuren, dat d.ie geboden, Gods Woqr; d_eix, Wet, nTpTaarr^etHandvest der Vereemgdë""Tratïêiten_jrondEla g gëïefa^zijn. De Minister heeft dTT^ëtféurenswaardige feit in zijn Memorie van Antwoord moetien toestemmen. Hij heeft hierbij een tekst uit den Bijbel aaingehaald, Ik juich het toe. dat ook een minister in 's Lands Vergaderzaal Gods Woord doet «spreken. Doch de aanhaling van den tekst: „Niet een eigelijk^die totMa-2ÊÊlL^Eeere^IÏÊiliL_zal ingaan inhet_Koninkrijik_der ^^rnelpg~maaF die daar, doet ^[gïr^r^gfs Vadeis. die ip de hêmeilen is", kan in, dit geval £^5nichrtot misvattinig aanleiding geven, Ik zeg allerniinst dat de Minister .dit gedaan heelt of zelfs bedoeld heeft te doen maar anderen kunnen het zoo hcht opvatten alsof deze tekst op tegenstanders van 'den voikenbond of het Handvest toepasselijk was. Daar moet iK Deslist tegen opkomen, lik zal mijn partijgenoolen en mij »u»en beschouwing laten. Maar nei gaav toch niet op, dat een man als mE..-GEfim__va£^ïin|^|ÏÊ^1^ daarom tot de geestledige Heere ' Heere-zeggers geiekend moet worden, omdat hij een Volkenbond op humanistischen grondslag afkamtT Daarom kan toen mi. Groen ivan Prinsterer den ingang tot het KoKJnkrijk der Ihemelen moet ontzegd worden. omdat hij ivan oordeel is, dat de bouw van een humanistischen Volkenbond op één lijn staat met dien bouvy van een tweeden torêB_van"feabel. En ook daar^ cm kan njet staande gehouden worden, dat mr. Groen van Prinsterer den wil des Vaders niet gedaan heeft, omdat hij een verdrag, waarin macht boven Xfcht ppste.ld is, zoo scherp Eeeft afgekeurd. En wat in dezen zin van mr. Groen van Prinsterer gelidt, geldt in dit opzicht althans ©venzeer gelijkelijk voor alle anderen,
De minister heeft ter verdediging van de Nederlandsche delegatie en andere en zioh zelf in zijn Memorie van Antwoord geschreven over den geest, die bij hen geheerscht heeft. Ik wil zijne Excellentie, de Nederlandsche delegatie of eenige andere gaarine huldigen in zoo ^verre zij wat goeds gedaan hebben. Doch daarover loopt het geidin'g niet Het gaat over het Handvest elf en dat mist den 'eenjgen juïsten en noodzakeii.iken gröndsïag.~
Zijne Excellentie heeft mieit betrekking tot het laatste opgemerlkt, dat de vermelding van dit laatste element uitsluitend 'n reactie is tegen de kleijieering daarvan in t, nt.a1itair< » levensbesöhouwingen, die den inëiïscR ' volkomen j)nderg£.sciiTgt~m'aken aan den Staat Mêl die zoodanige beschouwing ^gn ik vrede hebben, al wil ik er nochtans de aandacht op vestigen, dat, alvorens de te recht gewraakte levensbeschouwineérT der Nazis tot openbaring kwamen, er ten aanzien van den Volkenbond ook al met de rechten yam den measgh. in den g^eëst "van de Fransche revolu-i ^.jg^ ^g^jg gg-^erikt is-Tegen die ' beschouwing kom ik met na-^^^^ „p im^dien zin erkent Q^^^ Woora~geen r€chten__van delTmensch. DirWoörd" leert daTBööFdën zondeval de reeb-^^^ ^^ waardigheden van elk mensch verloren zijn gegaan en leert dat deswege de geheele wereld in het booze ligt en daarom verdoemelijk is voor God.
Ik ga eindigen maar niet zonrier de nadrukkelijke verklaring dat wij het doel_van..}ift Handve-st, in zoo lyerre het becogt den wereldvrede te dienen, kunnen bij'vallen, maar dat wij ^^^—-^^^^-^-^ ygreeniging der yereenigde Natiés~~mgI_L2ar handivest - "= metJKunnen aanvaar-" den. Wij geJoovien dat dehandhsvlng van den vrede dan pas recht gewaarborgd zal zijn, als de volkeren de zonde 'vetrlaten en in de vreeze ^des Heeren wandelen. En wij gelooven evenzeer, dat, indien zulks niet gei-^^^^^^ söbiedt, dat dan telkens Jialia-^^^^ zonden met nationale gfj-gffen gestraft zullen worden, —j; , ^^^^^^. ^e Voorzitter! Ik ^^^ overeenkomstig het door ^y gesprokene, mijne stem aan ^^^ Handvest niet geven. Ik «doe ^^^ ^.^^ ^.^ hedilzucht of kleing^^g^^gg - yiuerij. Ik heb inegen-^^^ ^^^ inhoud ivan het Hand-^^^^ geprezen, waar ik het prij-^^^^^^^^^.^j^ ^^^^ j ^ ^^g ^^^ , venmin omdat ik er belust op ^^^ ^^^ geheel uitzonderlijke j, jg ^^ ^g^g Warner in te > ne-^^^
jyiijnheer de Voerzitter! Ik ^^^ ^^^^ stemming over bet Handdvest aanvragen, maar wil toch geacht woPdien, indien er geen stemming plaats vindt. mijne stem tegen het Handvest ^ hebben uitgebracht.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 november 1945
De Banier | 4 Pagina's