De aanstaande verkiezingen
Bij de aanstaande verkiezingen van de Tweede Kamer heeft de kiezer de keuze tusschcn de mannen van elf lijsten. Niet minder dan negen lijsten, welke bij de laatste stemming in 1937 werden ingediend, zijn ditmaal niet weder ingediend. Dat is bijna de helft lijsten minder dan in 1937, toen er in het geheel 20 lijsten ter keuze van den kiezer stonden. Dit heeft toch heel wat te zeggen. Het zegt ons namelijk in duidelijke en heldere taal, dat het groote misbaar, dat men destijds over de kleine partijen en partijtjes gemaakt heeft, bij de huidige wetgeving geen gegronde reden van bestaan heeft. Het verschijnsel, dat kleine partijtjes, hoewel deze geen zweem van kans hebben, dat één himncr candidaten gekozen wordt, toch met een lijst uitkomen, zal van zelf wel verdwijnen. Daarvoor is nu geen enkele wetgeving meer van noode. Dat blijkt wel overduidelijk, nu er maar elf lijsten voor de verkiezing van leden voor de Tweede Kamer zijn ingediend.
Dat grootelijks gemaakte misbaar, dat men destijds over kleine partijen "gemaakt heeft en nog wel maakt, komt dan ook meestal uit gansch andere oorzaak voort dan welke men voorgeeft, als men namelijk luide uitkraamt, dat zij voor den goeden gang der verkiezing en ook daarna hoogst schadelijk zijn. De indiening van slechts elf lijsten logenstraft toch zulk een loos bedachte bewermg ten eenenmale. Veelal komt de afkeer tegen kleme partijen hieruit voort, dat men hen gram is. Zij zijn voor groote partijen erg lastig, omdat hare woordvoerders in Kamer of in andere vergadering er hen m^t het volste recht op kunnen wijzen, dat eens door hen beleden beginselen ter wille van de practijk of aangegane coalitie zoo schromelijk verzaakt worden. De kleine partijen toch presenteeren de groote partijen de door deze niet betaalde rekening. Zij zijn in zekeren zin hun sprekend geweten. En daarvan zijn de groote partijen maar heel slecht gediend.
Ds. Holwerda, thans, tot Professor aan de Iheologische school te Kampen benoemd, heeft er in artikelen in Herrijzend Nederland ten rechte over geklaagd, dat de chriS' telijke protestantsche partijen bij hun jacht naar de macht dikwerf hunne beginselen daaraan opgeofferd hebben en dat er deswege zooveel door den beugel kon, wat niet naar den Woorde Gods was Daartegenover bracht hij de woorden van Mr. Groen van Prinsterer in herinnering, waar deze sprak: Staatsman niet, E^angehe-belijder. Heeft nu Mr. Groen van Prin sterer, wiens kracht in zijn jsolement lag, ^ bij zijn optreden in de Tweede Kamer niets bereikt? Is diens optreden zonder zin en beteekenis geweest, zooals men in de kringen der groote partijen dat gewoonlijk van kleine partijen beweert, dat zij in de Kamer niets ten uitvoer brengen. Wie zal dat naar waarheid staande kunnen houden? Het tegendeel is toch de waarheid, Mr. Groen van Prinsterer heeft veel, zelfs zeer veel, in de Kamer bereikt. En toch stond hij vrijwel geheel alleen in de Tweede Kamer, En toch kon men spottender wijze van hem spreken, dat hij een generaal zonder officieren en zonder leger was. Dit neemt echter niet weg, dat hij, die van zich zelf getuigde geen staatsman, maar slechts evangeliedienaar te willen zijn, zeer vee! ten nutte van ons volk in de Kamer gedaan heeft. Wij willen het in dit verband nu maar niet over de S.G.P. hebben. Doch met alle bescheidenheid en zonder zelfverheffing kan naar waarheid gezegd worden, dat hun afgevaardigden stellig niet tevergeefs in de Kamer gezeten hebben. Een kleine partij, die getrouw naar den eisch van Gods Woord zich gedraagt, zal ten slotte heel wat meer voor ons volk opkomen dan eene groote partij, die hare beginselen ter wille van de jacht naar macht en aanzien verzaakt. Bovendien de Heere staat de kleinheid van een partij niet in den weg. Integendeel.
Hij heeft zich in den loop der eeuwen bij voorkeur van kleine middelen bediend ora daardoor groote zaken tên uitvoer te brengen, opdat het openbaar zou worden, dat het niet door de menschen, maar door Hem is geschied. Daarentegen is al wat hoog en verheven is Hem een gruwel. De „eere getuigt toch in Zijn Woord: _^3„j j^ ^^^^^ .^ ^^ nochtans ziet Hij den nederige aan en den verhevene kent hij van verre." Daarom laat de kleinheid van de S.G.P. U ook niet in den weg staan. Sluit Uwe ooren voor al die drogredenen, dat alwat klein is, niets uitvoert en niets ten uitvoer kan brengen. Zoo men U daarmede uit de kringen der groote partijen aan komt dragen, bedenkt, dat het eigen belang daarbij dikwerf een groote rol speelt. 'Zeer velen zijn nu eenmaal wars van de S.G.P. ^ij betreuren het, dat zij al niet , , „, . '^"9 "^^^ «^^^ aardbodem is verdwcnen. Zij kunnen het niet hebben, dat een stem, waarvan zij vermoeden, dat zij anders — zoo de S.G.P. niet bestond — op hun partij zou uitgebracht zijn, thans op de candidaten der S.G.P. wordt uitgebracht. Bovendien kunnen zij hare beginselen niet verdragen. Dit belette U echter niet, zoo gij nog eeniger mate met God en diens geopenbaard woord rekening houdt. °"'^^'' ^^^ vaandels op te trekken,
Gelijk eenmaal Mr. Groen van Prinsterer alleen stond en nochtans ons volk grootelijks ten nutte was, zoo ook kan een kleine partij dit zijn. Het komt hier maar op aan, dat hun beginselen naar den Woorde Gods zijn en dat kan van de S.G.P. naar waarheid getuigd worden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 april 1946
De Banier | 4 Pagina's