Stichtelijke overdenking
Een Evangelie uit den mond der Farizeeën en Schriftgeleerden
Christus is liet Brood des levens, en liet is Zijn Zielsvermaak hongerigen te voeden. Hij is hei licht des levens, de fontein des levens, de springader Israels, e» het is Hem hoogst aangenaam wanneer er dorstige en amechtige zielen tot hem komen. Hij is Ver- . losser om hen te redden en te bevrijden. Hij is Zaligmaker om Zijn volk te verlossen van het hoogste kwaad en te brengen tot het hoogste goed.
• - Chl-rstus weende over Jeruzalem toen zij Hem niet wilden aanvaarden, maar Hem verwierpen als den beloofden Messias. Geen schrikkelijker zonde is er, dan het bloed des Nieuwen Testaments onrein te achten. Geen snooder ondankbaarheid. en geen schrikkelijker beleediging is er voor Christus, dan Hem niet te aanvaarden, en geen gebruik van Hem te maken tot al datgene waartoe de Vader Hem gezalfd heeft.
In den Hemel aan de rechterhand des Vaders, zit"Christus nog om a! de requesten van Zijn volk over te brengen aan Zijn Vader, en op grond van Zijn voldoening, de Zaligheid en de heerlijkheid van de Zijnen te eischen. Die poorten des hemels staan ' des daags en des nachts open voor de klachten en smeekingen van Zijn bedrukte volk hier op aarde. Wat is Hij bereidwillig en volvaardig om arme zondaren te ontvangen, en te beweldadigen. Wat is Hij gewillig om heen allen te schenken, wat zij tot het leven en ae gelukzaligheid van noode hebben. Zij worden door Hem ontvangen • en omhelsd, die van alles buiten Hem afzien, en op Hem alleen zich verlaten. Zijn Middelaarshart brandt van liefde, is vol van teederheid en vriendelijkheid. Zijn lippen druipen van honing. Petrus had Christus driemaal verloochend, maar heeft hem niets verweten, integendeel gekust Zoovee! van Zijn liefde heeft Hij in Zijn hart uitgestort in de eerste ontmoeting na Zijn Opstanding, dat er met een enkel woord in de Schrift over gesproken wordt; alleen over de ontmoeting, doch verder niet. Daar heeft zooveel plaats gehad, dat het met geen woorden uit te drukken was. doch voor de gauwigheid bewaard wordt.
't Is niet anders dan tot groote blijdschap van Christus, wanneer Hij zondaren ontvangen mag Zij hebben zulk een groote plaats in Zi.jn hart, maar ook in Zijn leven Hij ontvangt hen, om hun als Profeet te leeren. Hij ontvangt hen als Priester om hun schuld te verzoenen en hun voorspraak te zijn bij den Vader. Hij ontvangt hen als Koning om hen te bewaren, , maar ook te regeeren en te beschermen. Hij ontvangt hen om met hen te eten. Met de Tollenaren en zondaren zat Christus aan één tafel. Geestelijk eet Christus ook met hen. Hij houdt Avondmaal met hen, Öpenb. 3 - . 20. Hij schaamt zich niet hen broeders te noemen.
O, wat gemeenzaam gaat Christus_met_de Zijnen om. Dat deed Hij in Zijn omwandelin^ op aarde met Zijn discipelen en vrienden, en dat doet Hy nog met Zijn volk Hij komt door het geloof in hunne barton. Hij brengt hen in de binnenkameren. Hij voert hen in het Wijnhuis. Hij leidt hen in het heiligdom. Hij zegt tot Zijn volk: Ziet hier ben Ik; ziet hier ben Ik. Hij geeft hun te smaken de vrucht Zijner hemelsehe genade. Er zijn oogenblikken die voor hun ziel zijn als Elim in de woestijii Dan zeggen zij: 't Is mij goed ra bij God te zijn. En dat albs is een onderpand van hetgeen zij eeiiwisr zuil genieten, wanneer zij altijd bij den Heere zullen zijn.
Is dat nu geen liefelijk evangelie? Ja, 't is een blijde boodschap voor alle arme zondaren en zondaressen die het leven in hun eigen hand niet meer kunnen vinden. Voor al dezulken die het beleefd hebben: Banden des doods, en angsten der hel omringden mij; ik vond benauwdheid en droefenis, maar riep den Heer' aan in al mijn nood, Ps. 116 : 3—4. Voor allen die leven gelijk zij geboren zijn, heeft dit evangelie geen beteekenis en waarde. Maar lezer, wat zal het vreeseiijk zijn op zoo een groote zaligheid geen acht genomen te hebben. Er blijft g-een voorwendsel Over voor Uwe zonde. Vreeselijk •zal 't zijn te vallen in de handen van een levend God. God mocht Uw oogen nog openen eer het voor eeuwig te laat zal zijn. De deur r genade staat nog open. Verhardt Uwe harten toch niet maar laat U leiden. Ook zijn _ er nog wel die in hun belijdenis hebben dat zij onbekeerd zijn. er zondaar zijn, doch nooit de toevlucht tot Christus nemen. Wees er maar van overtuigd, lezers dat wij met een belijdenis dat wij onbekeerd zijn, wel honderd jaar oud kunnen worden, maar niet met een beleving dat wjj tegen God gezondigd hebben. Dat God door Zijn Geest nog eens werkte onder jong en oud, klein en groot, 't Is allerwege, zoo stil en dor. De kerken gaan op kerkhoven gelijken. Wat weinigen worden er in Sion geboren, en wat wordt het weinig vernomen ook in onze huisgezinnen, dat er nog naar God bedroefd zijn. De bede van den tollenaar: „Ó. God, wees mij zondaar genadig'', wat wordt het weinig vernomen. Wat is het zeldzaam allerwege, dat het kermen over de zonde, in het benoodigen van Christus wordt vernomen.
Alles zinkt schier weg in een dood materialisme. Wat moeten Gods knechten veel ploegen op de rotsen, en zaaien'^onder de doornen. Maar, leeraren wat worden onze predikaties ook weinig besproeid met onze tranen en wat is er over het algemeen weinig werk in de binnenkameren voor Gods aangezicht. Wat is het ook bij ons veel sleur en gewoonte. Neen, wij moeten maar niet te ver van huis gaan. Wij zouden ons wel tot water schreeuwen als wij besef kregen van onzen verren afstand. „Waar mag toch dè genade des ouden tijd wezen? " God brenge ons nog eens terecht, en bezoeke Zijn Kerk, opdat leeraren en leden voor God verootmoedigd werden, en de heerlijkheid van Christus worden aanschouwd, maar ook omhelsd. Volk van God, arme zondaren blijven, dat is noodzakelijk om Christus bij (Jen voortduur 'te beiioodigen. Al - ^at wy meer wor den, zijn wij te veel. In dat gemis geeft niet anders dan een dor en doodig onvruchtbaar leven. God stoote ons van onze hoogten af. eii doe ons voor Hem worden wat wij zijn.
God zou verheerlijkt, Christus •\erhoogd en de duivel beschaamd worden, als wij in de dadelijkheid als zondaars worden gezaligd.
O wat moeten wij uit onze valsche rust gedreven worden, om allen in God door Christus te rusten. De Geest des oordeels en der uitbranding worde daartoe rijkelijk geschonken in de harten Zijns Volks. David was ook in den sve^ van heiligmaking, bekommerd vanfl*ege zijne zonde, en dat is een profijtelijk leven. Dan worden wlJ ook door Christus mondelijk ontvangen. Dan dêelen wij in Zijn dadelijke tegenwoordigheid, en dan smaken wij de zoetigheid Zijner Goddelijke genade. De vrucht zal niet anders zijn dan Christus verheerlijkend, die zondaai-s roept, en zaligt, en eenmaal brengt in dat Jeruzalem dat vrij is, waar geen zonde ooit meer wordt gevonden. Daar worden zij verzadigd met Gods beeld. Het Lam dat in het midden des troons is, zal hen weiden, en eeuwig verblijden. Tot die einden verheerlijke God Zijn genade in onze harten, om Zijns zelfs wil.
Ds. L.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 juni 1946
De Banier | 4 Pagina's