Een arm en ellendig volk
Maar Ik zal mij doen overblijven een ellendig en arm volk en die zullen op Mijn naam vertrouwen. lefanja 3:12.
Zoo hooren wij den profeet Zefanja als uit Gods Naam getuigen en wel in een zeer droevigen tijd waarin hij verkeerde- Een tyd van diep verval en afval van den Heere, waarin de zonde en ongerechtigheid vermenigvuldigde. En al waren er in die dagen ook nog wel die uitwendig godsdienstig leefden, de ware godsvrucht werd bij hen niet gevonden- Zooals bok in onze dagen.
Geen wonder dan ook dat de Heere vertoornd was en hen met Zijn gerichten en oordeelen bedreigde. Zelfs met een totale uitroeiing en overgave aan hun vijanden. Maar zou de Heere dan gansch en gaar een voleinding maken? Neen, de Heere zou een genadig overblijfsel behouden, waarvan Hij dan ook melding maakt met de woorden van onzen tekst, als Hij door den mond van Zijn profeet laat getuigen, vers 12.
Onder tweeërlei benaming komen die voor en wel als een ellendig volk en arm volk. Zij worden een volk genoemd in onderscheiding van de volkeren dezer wereld, waren zij dan ook het volk van God, die van eeuwigheid als vaten Zijner barmhartigheid door Hem verkoren waren. Niet om hun goed doen of waarde die zij in zichzelf bezaten, maar naar Zijn vrij welbehagen; voor wien dan ook Jerzus Zich in hun plaats als Borg stelde en hen voor Zijn rekening . kwam te nemen.
In zichzelf waren zij een ellendig en arm volk, n.l. doordat zij door • ontdekkende genade zich als ellenligen hadden leeren kennen en als zulk ellendige met smeeking en geween gedreven waren tot den troon van Gods genade. Van nature zijn wij allen ellendig. Maar er zijn maar weinigen die zich als ellendigen voor God leeren kennen, al praten zij ook over de ellende. Zij leven nog in de ellende en hebben geen smart over de zonde als de oorzaak van de eUende. Maar die ontdekt worden aan hun zondekwaal, die leeren met Efraïm op haar heup kloppen.
En als zulke ellendigen komen z« ook voor als armen. Namelijk zulken, die hun kapitaal in Adam verloren hebben en met him armoede buiten hun deur gedreven worden en gaan bedelen, waartoe de nood hen drijft. Die leeren geweld te doen aan den troon van Gods genade en worden bedelaars. En mogen zij een woord van belofte ontvangen, dat bemoedigt hen. Maar hun zielsbehoefte is daarmede niet vervuld. Door het gevoel van hun gebrek blijven zij bedelaars!
Zulk een volk zou de Heere doen overblijven, zoo hooren wij den profeet getuigen. Nu zou de Heere die doen overblijven ten tijde van den profeet tot de komst van dien, Verlosser. Zij zullen onder alle tijden door tot aan de voleinding der wereld op aarde nog zijn tot wanneer Hij komen zal op de wolken- Ook nog in onze dagen zijn zij op aardei als de kurken waarop de wereld nog drijft; als het zout der aarde, waardoor die nog voor het algemeen bederf bewaard wordt- Het is dat volk, wat ellendig en arm zich leeren kennen. Maar hun rijkdom ligt voor hen bewaard door Jezus bij God en zullen zij hier veel als bedelaars door dit leven moeten. Dat bedelaarsleven willen zij voor de geheele wereld niet missen. En gelukkig, maar geen rentenier te worden, om op hetgeeij wij mogen ontvangen, rustig voort te leven- Hun kapitaal ligt wel vast daarboven in den hemel en de interest is groot die zij hier mogen ontvangen, - Maar het beste bewaart de Heere voor hen het laatste-
Die zullen op Mijn Naam hopenk zoo hooren wij den Heere door den mond van Zijn dienstknecht getuigen, waarmede de Heere getuigen wil, dat zij hun vertrouwen van alle schepselen zullen aftrekken en alleen op Hem zullen stellen, Die de Getrouwe is in het woord Zijner belofte- Maar ook de Getrouwe blijft voor een ontrouw volk. Daarin ligt het behoud van de gansche Kerk; daar al wat Hij heeft gesproken, vast blijft en onverbroken. Mag in een natuurlijken zin een schipper in tijd van storm en nood het anker werpen in de zee naar beneden om daar een vaste grond te vinden tot behoud! Gods volk werpt het anker der hoop naar boven in den hemel, waarin de grond van him behoudenis alleen in Jezus gevonden wordt; Die daar voor hen plejt op grond van Zijn eigen kruisen zoenverdienste en Zijn ellendig en arm volk op aarde niet vergeet-
Dit is voor ons tot troost, volk van God. Gij moogt gerust wel zingen Ps. 33 : 10: Zijn machtig arm beschermt de vromen! En redt hun zielen van den dood! De wereld maakt zich rijp voor het oordeel- O, wat droevige tijden- O, wat eeuwen doorleven wij- Maar Gods Kerk rijpt voor
den hemel!
Ds-B. v-N.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1946
De Banier | 4 Pagina's