Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Jong en Oud

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Jong en Oud

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI.

Zoo nam Maria zich dan voor om naar haren broeder te gaan, maar Utrecht lag nog zeer ver verwijderd en ze kon toch niet des nachts blijven doorloopen. Zoo lang ze nog in de omgeving van het kasteel was had ze met den weg geen last, daar het niet de eerste maal was da{ ze in 't donker op pad was. Maar verder dan een klein uur gaans durfde zij zich toch niet te wagen. Daarom besloot zij om onderdak te gaan zoeken bij een paar bejaarde lieden, die zij dikwijls bezocht en welgedaan had, met wie zij ook reeds menigmaal over en uit Goes WooPd gesproken had. Bij het huis van deze menschen aangekomen, heerschte daar diepe stilte, daar de bewoners reeds ter ruste waren. Door het^loppen op de deur werden zij echter wakker en het is te begrijpen, dat zij een weinig verschrikt waren. Het gebeurde toch zelden, dat iemand zoo laat nog aanklopte en wanneer het geschiedde, dan waren het meestal bedelaars, die een onderdak zochten. Man en vrouw stonden dan ook beiden op en na zich aangekleed te hebben, liepen ; zij beiden naar de deur. Voordat zij dezen openden vroegen zij echter eerst wie er was en wat het doel was van de komst. De lezer zal zich de verbazing dezer lieden kunnen voorstellen, toen zij een welluidende vrouwenstem hoorden zeggen: Doe maar open, het is goed volk, ik ben freule Maria, Wat? riepen de beide ud oude lieden, wat, freule Maria? hoe is . dat mogelijk? Inmiddels openden zij de deur, daar alle vrees nu, geweken was en riepen tegelijkertijd: Kom binnen, kom binnen, freule, hoe komt u zoo laat nog op den weg? Dat zal ik u direct vertellen, zei Maria, laat mij echter eerst wat uitrusten, want ik ben erg vermoeid. De vrouw des huizes hielp Maria bij het ontdoen van haren mantel en leidde haar daarop in de gezellige huiskaner, waar de man reeds bezig was om t haardvuur, dat nog niet heelemaal gedoofd was, weer te doen opvlammen en van hout te voorzien. Weldra zaten zij, daarop met hun drieën bij het vuur en luisterden de beide lieden met gespannen aandacht naar alles wat Maria hen verhaalde van hetgeen er zich op het Kasteel dien avond had afgespeeld.

Medelijdend keken zij Maria aan, maar toen zij daarop vernamen hoe Maria onderweg door den H'eere was ondersteund en versterkt in het dierbaar geloof en de waarheid had ervaren van des Heeren Woord: , , Zalig zijt gij, zoo U de menschen smaden en vervolgen om mijns Naams wil" ging hun medelijden over in verwondering. Nu zagen zij wat de kracht des geloofs vermag en dit liet niet na op hen een diepen indruk te maken. Nog eenigen tijd bleven zij met elkander spreken over wat Mana vervolgens zou gaan doen en toen bracht de vrouw-des huizes haar naar een kleine slaapkamer, waar ze dien nacht eenige uren kon uitrusten. Des morgens stonden zij echter alle drie vroegtijdig op, want Maria wilde den dag, welke nu aangebroken was, goed benutten om zoo spoedig mogelijk Utrecht te kunnen bereiken. Na gegeten te hebben nam zij hartelijk afscheid van de oude lieden, hen voor de laatste maal wijzend op de noodzakelijkheid der wedergeboorte zon-Ier welke niemand het Koninkrijk Gods zal beërven.

Hierna ging Maria op weg. Zij had nog slechts korten tijd geloopen, toen zij in de verte achter haar een voertuig zag naderen. Toen dit bij haar was, vroeg zij den landbouwer of zij mocht mederijden en dat werd .laar toegestaan. Zoo bereikte zij zonder vermoeienis een dorp, waar het haar gelukte om iemand te vinden, die bereid bleek haar naar Utrecht te brengen, waartoe nog wel sen paar dagen noodig bleek. Gelukkig voor Maria ging de reis voorspoedig. Wanneer ze des avonds bij een herberg aankwamen waar ze overnachten moesten, dan ging ze zoo spoedig mogelijk ter ruste om zich te onttrekken aan de oogen van allerlei vreemdelingen, die in die dagen het land doorkruisten. En zoolang zij den slaap niet vatten kon, overdacht zij de wegen des Heeren, die zoo wonderlijk waren en smeekte zij voortdurend om toch standvastig te mogen blijven en er voor bewaard te worden Hem te verloochenen, die haar kocht met Zijn dierbaar bloed. Maria toch had zichzelf eenigermate leeren kennen. Zij wist zoodoende maar al te goed, dat zij in zichzelf een zwak schepsel was, tot hinken en tot zinken elk oogenblik gereed. Dat zij van zichzelf niets vermocht en in alles diep afhankelijk was van Hem, die gezegd heeft: „Zonder Mij kunt gij niets doen", Maria had er echter ook wat van geleerd, dat zij met God alk dingen vermocht, gelijk David het eens uitsprak: , , Want met U loop ik door een bende en met mijne God spring ik over een muur". Ja, waii' neer zij aan David dacht en bijzonderlijk aan de woorden, waarin deze te kennen geelt van vader en van moeder verlaten te zijn, dan mocht zij daar door de bediening des Gees tes troost uit putten. Want ook zij kon nu zeggen van hare moeder verlaten te zijn, maar tevens mocht zij er de bewustheid van in haar omdragen dat de Heere ze had aangenomen en dat Zijn oog gedurig op haar was. Door al deze zalige werkzaamheden, die Maria met den Heejre hebben mocht, werd de smart van het scheiden van haar moeder en het ouderlijk huis nauwelijks meer gevoeld. Integendeel, zij mocht het gec^rig ondervinden, dat haar hart in j^e grootste • smarten in den Heere gejjust bleef. Zoo was het haar in de verdrukking goed en kon zij zelfs bij tijden en oogenblikken met den apostel Paulus roemen in de verdrukkingen, wetende dat de veidrukking lijdzaamheid werkt en de lijdzaamheid bevinding en de bevinding hoop. Een hoop, die niet beschaamt, omdat de liefde Gods in haar hart was uitgestort door den Heiligen Geest, die ook haar gegeven was.

Zoo werd Maria gesterkt in het geloof maar ook tevens voorbereid voor datgene, wat haar nog te wachten stond. En dat was voor het vleesch verre van aangenaam, zoo' als wij in het vervolg zullen zien.

om ook 'bij deze gelegenheid, nognaals Itrachtig bij Zijne Excellentie e bepleiten dat er meer vrijheid in iet bedrijfsleven van den land-en uinbouw zal worden gegeven. Dit 3] jn die kringen buitengewoon op jrijs gesteld worden en het leven (ier bedlrijfsgenooten zeer veraangelamen.

Tji dit niet alleen, het zal onze ge-^ggje bevolking ten goede komen, [aar toch, indien zulks plaats grijpt, laar de stellige verzekering van de uringen van den land-en tuinbouw, Ie prijzen van den land!-en tuin-, ouw aanmerlcelijk in prijs zullen daen. Bovendien wensch ik Zijne Exlelienlie nogmaals er nadrukkelijk lan te herinneren, dat ook in een froonrede beloofd is, dat aan de an'd-en tuinbouw meer vrijheid inmn bedrijfsleven gegeven zal worlen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 februari 1947

De Banier | 8 Pagina's

Voor Jong en Oud

Bekijk de hele uitgave van donderdag 27 februari 1947

De Banier | 8 Pagina's