DE DAG DES HEEREN
2
Van het begin van haar optreden af zag de Staatkundig Gereformeerde Partij zich genoodzaakt te moeten opkomen tegen de schromelijke ontheiliging van den Dag des Heeren. Was dit dan toen al noodig? zal mogelijk iemand vragen. Immers de Staatkundig Gereformeerde Partij bestaat pas circa 27 jaar. Hare eerste afgevaardigde Ds, Kersten, kwam 'eerst in 1922 in de Tweede Kamer der Staten-Generaal en toen hadden wij toch een Christelijke regeering. Een regeering dus waarin verscheidene anti-revolutionnaire, christelijk-historische en roomsch-katholieke ministers zitting hadden. Een regeering, welke steunde op de drie samenwerkende rechtsche partijen, die bij de stembus van 1922 elk op eigen wijze en in eigen toonaard den kiezers hadden verkondigd, diat zij de christelijke grondslagen van ons, volksleven zouden handhaven.
Helaas, niettegenstaande wij destijds een regeering haddlen, die zich christelijk noemde, zag de S.G.P, zich toen toch genoodzaakt om de eerbiediging van den Dag des Heeren bij deze Regeering te bepleiten. Daar het voor de jongeren onder onze Iezers zijn nut kan hebben om diaarop eens wat breeder in te gaan, willen wij dit in het volgende met eenige voorbeelden nader in het licht stellen. Ze zullen er uit kunnen zien hoe zwaar de strijd is geweest, welke de afgevaardigden der S.G, P, met betrekking tot deze zoo hoogst gewichtige aangelegenheid, waarbij het over zulk een. gewichtig beginsel gaat, toen reeds te voeren hadden. Dit wil natuurlijk allerminst ? eggen, dat die strijd thans minder zwaar is, nu we een roomsch-roode regeering hebben. Integendeel, die strijd is nog even zwaar en de tegenstand, welke de afgevaardigden der S.G.P. voortdurend ontmoeten, wanneer zij voor de eerbiediging en de handhaving van het betreffende Goddelijk gebod mogen opkomen, neemt eer toe dan af, Het verschil zit echter hierin, dat die tegenstand onder de huidige omstandigheden, nu roomsch en rood samenwerken, door ieder als vanzelfsprekend wordt geacht, terwijl er vooral onder de jongeren zullen zijn, die het niet weten, dat die tegenstand ook voorheen, tijdens die coalitie der drie groote rechtsche partijen, reeds zoo fel is geweest.
Wij wijzen dan allereerst maar eens op het diep treurige feit, dat onder de zich christelijk noemende coalitieregeeringen niet slechts de treinen op Zondag liepen gelijk d(it thans ook het geval is, doch er werden ook herha^Idelijk extra-treinen en zelfs goédkoope-extra treinen ©p den Dag des Heeren ingelegd. En het loopen van die goedkoope treinen, dat zijn dus treinen tegen verlaagd tarief, werd dan tevoren aangekondigd op groote plakkaten, welke op en buiten de stations waren aangebracht. Ook in de dagbladen kon men er advertenties over aantreffen, terwijl bij de loketten, op de stations gratis biljetten voor de reizigers verkrijgbaar waren, waarop al evenzeer voor de goedkoope treinen reclame werd gemaakt. Door de Spoorwegen werd het publiek alzoo aangemoedligd om op Zondag uit te gaan en dien dag door te brengen in allerlei vleeschelijk vermaak, zooals voetbal-wedstrijden, kermissen, enz. En daar het spoorwegbedrijf een bedrijf is, waarin het Rijk een zeer groote zeggingschap heeft, dtoeg de Regeering — door nl. de directie der Spoorwegen daarin de vrije hand te geven en te laten — van deze ergerlijke ontheiliging van den Dag des Heeren de volle verantwoordelijkheid. Dat bleek haar echter niet te ^deersn. Zelfs liet zij het toe, dat er goedkoope treinen op Zondag werden ingelegd naar betoogingen, welke ten doei haddien om tegen de Regeering op te ruien, gelijk zulks bijv. plaats vond op 23 Sept. 1923 bij gelegenheid van de anti-Vlootwetbeweging. Het was Ds. Kersten, die zich toen nog alleen als afgevaardigde der S.G.P. in de Tweede Kamer bevond, die tegen zulk een schromelijke ontheiliging van den Dag des Heeren mocht opkomen. Daarf^an mag zeker nog wel eens herinnerd woiden. Men denke er toch niet licht over om daar in 's lands hooge vergadering tegen den stroom en tegen djen tijdgeest te moeten ingaan. Daar wordt door sommigen, naar het ons wil voorkomen, wel eens veel te gemakkelijk over gedacht en gesproken. Die meenen blijkbaar, dat zij zelf het er veel beter zouden afbrengen. Dit is echter niet zoo'n geringe zaak. En in plaats van kritiek, past het dan ook veeleer om de afgevaardigden der S.G.P, in dfe gebeden op te dragen. Gelukkig zijn er in den lande nóg van dezulken, die bidden geleerd hebben en die bij tijden en oogenblikken ook de nooden en behoeften van de afgevaardigden der S.G.P. voor den troon der genade mogen brengen. Dat geschiedt nu nog, dat geschieddfe voorheen, toen Ds, Kersten nog alleen in de Tweede Kamer zitting had, ook.
Doch om nu terug te keeren op hetgeen ds. Kersten met betrekking tot de schromelijke ontheiliging van den Dag des Heeren bij gelegenheid van de anti-Vlootwetbetooging in de Tweede Kamer naar voren bracht, willen wij daartoe eens een klein gedeelte aanhalen uit de rede, welke ds Kersten toen uitsprak. Hij zeide o.m.: , , Mijnheer de Voorzitter! Het wil mij voorkomen te strijden met het Christelijke van een rechtsch ministerie, den Zondag niet te heiligen. Van een Christelijk Ministerie mag verwacht worden, dIat het ook in deze dingen van zijn beginsel doe blijken, schreef , , De Standaard", doch hoe maakt men dan goed, dat op Zondag 23 September extra treinen werden ingelegd, terwille van die anti-Vlootbeweging. Op zich zelf needs is het m, i, met goed Regeeringsbeleid in strijd, dat het Ministerie zelf ruimer gele genheid opent voor het schrikkelijk gestook tegen haaf. De neutraliteit is hier te ver gedreven, 'te meer, wijl de Minister een reductie toestond van 40ö/o. Doch hiervan gezwegen, van een Christelijk Ministerie mag toch wel vierwacht, dat het tot Zondags heiliging zal medewerken. Ik ben helaas op-dit punt niet. erg gerust en „.^_ s-.„.. .^ zou gaarne een positieve verklaring van de Ministers ontvangen, dat bij de komende beperking van spoorwegen, men geen extra-treinen op Zon-
uag zal doen loopen. Een tweede geval, die Zondagsheiligmg betreffend, raakt de verga lering van ^.. examen-commissies, ...^.„ .„..„ In T_ het „. u.... bij voegsel tot de Nederlandsche Staatscourant" van Dinsdag 3 Januari 1922, lees ik:
„De eerste voorbereidende vergadering werd', op Zondag 12 Juni te Utrecht gehouden". En even vierder
''n ^r-: i""'k"' • " 1 j „De beide sub-commissies kozen de naar hunne meening meest geschikte stukken uit, en onderwierpen deze op de tweede voorloopige ye^éaéering op 3 Juli (wederom"op Zondag) te Utrecht gehouden, , aan het oordeel
der geheele commissie , Het is volgens de verklaring van iemand, die gedurende een groot aaniemand, die geduren'de een groot aantal jaren lid'van de examen-commissrês'lL''gewoóntê, lardrvërJade'rin-gen steeV des Zondags gehouden worden. Dientengevolge _ ontbreken enkele heeren op die vergaderingen, wat toch niet in het belang van de te houden examens kan geacht worden. Is de Minister bereid den wensch te kennen te geven, dat op Zondag niet vergadierd wordt"
Het'antwoord van den toenmaligen roomschen Minister van Waterstlat was echter zeer teleurstellend. Het'— kwam daarop neer, dat wanneer een bijzonder groot reizigersverkeer op Zondag te verwachten is. dit wegens de zeer bep rkte reisgelegenheid veelal door extra treinen zal moeten worden bediend. Niet Gods gebod j , , . , . „ dus maar het zich ten vervoer aanwaarnaar" biedend publiek deze Minister was de_ uit maatstat, het zich Christelijk noemend Ministerie Ruys de .1 Beerenbrouck r. 1. , . , te werk 1. ging. ^: _.
Terecht lerecnt kwam Kwam ds. ds, Kersten xversien tegen legen een dergelijk beginselverzakend stand. punt op door er den Minister op te pinö wijzen, rust dat in op het de openbare regeering leven de roe-den Zondag te heiligen naar Gods gebod en dlat~zij - ^ "• zich van ^ de - verantwoorde-. S , lijkheid voor het naleven dier roeping niet kon afmaken door deze af te schuiven op de spoorwegdirecüe, En aan het slot van zijn repliekreda zei Ds. Kersten! „Neen, mijnheer de ^ • .TJ •_ ' ^ , , r.r., A„ y, ^i\ióm6 gecring de ? ®P*"i 7° , , , ƒ«„< >
van dien dag zorg te dragen . Werd hier de Regeermg ernstig op ^^'ool^'u '°^PiQ9f ^•'^^', ? n^ v.n Tet op 22 Februari .1924, m J^^^i ^^n hetzelfde jaar bleek wel ^eer duidelijk, dat de Regeering dezen roepstemmen geen gehoor wilde geven en voortgmg op den ingeslagen weg van het overtreden van dit zoo hoogst oewichtige gebod Gods We hopen dit een volgend maal nadler te bezien.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 6 maart 1947
De Banier | 8 Pagina's