Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Noodvoorziening perswezen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Noodvoorziening perswezen

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Haar ontstaan

Waarover men zich ook verbazen mag, stellig niet daarover, dat de eerste zin van het Voorlopig Verslag aangaande het thans bij de Tweede Kamer ingediende wetsontwerp „Noodvoorziening Perswezen" luidt: , , De wijze, waarop de Regering sinds de bevrijding getracht heeft een wettelijke regeling van het perswezen tot stand te brengen, werd algem^een weinig gelukkig geacht".

Deze zin hield het algemeen oordeel der Tweede Kamerleden over de verrichtingen der Regering ten aanzien van het perswezen na de bevrijdang in. En dit oordeel is juist en gegrond.

Heel de bemoeienis der Regering ten deze maakt een lijdensgeschiedenis van je welste uit. Van de eerste dag af, dat onze regering te Londen zich daarmede inliet, tot op de dag van heden is het met haar bemoeiingen één en al misère geweest.

Onze Regering had dan te Londen een Tijdelijk Persbesluit (E 69) uitgevaardigd.

Kort na de bevrijding van het zuiden des lands bleek reeds, dat dit niet te handhaven was, Aan de „Perscommissie", welke volgens dit besluit ingesteld diende te worden, was vrijwel een absolute zeggingsschap over heel het • Nederlandse perswezen toegekend. Zóó geducht zelfs, dat die commissie gjeheel naar eigen oordeel kon uitmaken, of enig blad in Nederland al dan niet kon verschijnen. Oordeelde zij, dat er behoefte was aan de uitgave van een blad, zo kon het verschijnen, doch viel haar oordeel anders uit, dan behoorde, het tot de volstrekte onmogelijkheden, dat het verscheen, zelfs al waren er nog al zo veel gegronde redenen, dat het uitgegeven werd. Bovendien was in het Londense Persbesluit de zuivering en de organisatie van heel ons perswezen aan één en dezelfde instantie opgedragen.

Blijkbaar was zulk een autocratisch bestel aan de later opgetreden minister toch wel al te kras. Hij liet 't Londense Persbesluit ten minste niet uitvoeren. Hij stelde eenvoudig weg de bedoelde commissie niet m, doordat hij geen leden daarvoor aanwees. Hij ging er zelf toe over om na de bevrijding van heel ons land eèn nieuwe regeling voor het perswezen voor te bereiden.

Ook deze minister ging daarbij evenzeer eigenmachtig te werk. Twee maanden toch, voordat de Staten-Generaal in hun volle bevoegdheden hersteld werden, werd door zijn toedoen bij Wetsbesluit van 18 September 1945 het Tijdelijk Persbesluit 1945 afgekondigd. Daarmede was het Londense Persbesluit voor goed van de baan, waarover wel niemand behoeft te treuren.

Doch ook over het toen afgekondigde Tijdelijk Persbesluit 1945 behoeft niemand zich te verblijden, die op recht en gerechtigheid gesteld is. Het was al een heel grote fout, dat de Minister dit besluit geheel buiten het Parlement om deed afkondigen. Het had ditmaal gans anders gekund. Bij het nemen van de Regering het Parlement niet raadplegen, maar in September 1945 had de Regering dit zeer wel kunnen doen en ook behoren te doen. Het Tijdelijk Persbesluit 1945 werd dan afgekondigd. Daarmede gingen wij de tweede phase van de lijdensgeschiedenis in. Een geweldige kritiek brak er tegen los. En dit zeer te recht. Zelfs de toermialige Regering bleek het Besluit niet geheel en al te voldoen.

Slechts enkele maanden na de dag der afkondiging toch werd door haar bij Koninklijke boodschap van 25 Maart 1946 bij de Tweede Kamer een wetsontwerp aanhangig gemaakt, dat enige wijzigingen en aanvullingen in het Tijdelijk Persbesluit 1945 bedoelde aan te brengen. Daarmede was de derde phase van de lijdensgeschiedenis aangebroken. De Tweede Kamer had over dat wetsontwerp van Maart 1946 al heel spoedig in haar afdelingsvergaderingen een Voorlopig Verslag uitgebracht. Maar de regering Schermerhorn-Drees trad af en nog was er geen Memorie van Antwoord van harentwege verschenen.

Het kabinet dr, Beel trad op. Het was al December 1946, maar nog was er ook van zijnentwege geen Memorie van Antwoord gekomen. Het dreigde een soort wetteloosheid ten aanzien van het Perswezen te worden. Dat was wel iets heel aparts! Een soort van anarchie! Het Tijdelijk Persbesluit 1945 was toch maar tot 1 Januari 1947 van kracht. Hals over kop, wel op het allerlaatste moment diende de Regering bij de Tweede Kamer op 13 December 1946 een wetsontwerp in om het Tijdelijk Persbesluit 1945 te verlengen. Dit was net op het nippertje. Het wetsontwerp moest toch nog vóór 1 Januari 1947 in. beide Kamers behandeld worden. Voorwaar, een weinig fraaie wijze van wetgeving, welke te recht een scherpe, gegronde kritiek op de handelwijze der Regering ten gevolge had. Daags tevoren, 12 December 1946, had de Regering het op 25 Maart 1946 bij de Kamer ingediende wetsontwerp ingetrokken,

In overleg met de Kamers kreeg de Regering het gedaan, dat de wettigheid van het Tijdelijk Persbesluit 1945 met een half jaar tot 1 Juli 1947 verlengd werd.

En ziet, daar de vierde phase van de lijdensgeschiedenis.

Op 19 Maart 1947 diende de Regering 't huidige wetsontwerp , , Noodvoorziening Perswezen" bij de Tweede Kamer in, hetwelk in begin Juni straks door haar in openbare behandeling zal worden genomen en vóór 1 Juli a, s, door de beide Kamers afgehandeld moet zijn. Zo kwam dan genoemd Wetsontwerp tot stand en daarmede komt een vijfde phase van de lijdensgeschiedenis in het zicht. En deze kan lang duren, als het wetsontwerp tot wet verheven wordt. Hetgeen alle lezers wel duidelijk zal worden, als wij vervolgens over de aard van het wetsontwerp , , Noodvoorziening Perswezen" gaan schrijven,

HAAR AARD

De lezers mogen vooral niet uit het v oog verliezen, dat het wetsontwerp getiteld is; Noodvoorziening Perswezen", Die titel alleen spreekt al boekdelen. Hij toont ons aan, dat v dit wetsontwerp slechts bij geval van nood is ingediend en zijn wetgeving niet definitief is, maar slechts v voor korterje of langere tijd zal dienen. Dit wil zeggen, dat de Regering zelfs na twee jaren na de be-vrijding geen ka: definitieve wettelijke regeling "t^ zake van het perswezen te ontwei pen. Dat is wel al heel zuinig! Q. getuigt van weinig voortvarendheid Dat lijkt feitelijk nergens op, Qt volk wordt dan thans weder e( noodregeling aangeboden. De del nitieve moet zelfs op dit ogenbli nog voorbereid worden, •

Daarmede is de door de Regering dezer zake benoemde commiss Pompe thans bezig. En die voorbi reiding alleen reeds kan van zei Jange adem zijn. De voorzitter dii commissie deed de minister toe weten, dat er niet op gerekend ma worden, dat de commissie op kort termijn met haar werkzaamhede gereed zal zijn. Deze mededelinj houdt in, dat er niet spoedig ej, rapport te wachten is. En als k rapport dan eindelijk klaar is, dai moeten de conclusies daar uit no door de Regering getrokken wot den, , , , en dan moet het dcfinitievi wetsontwerp nog klaar geniaak worden, , , . en dan moet het nog i\ de beide Kamers behandeld worden alvorens er een definitieve wetge ving in het Staatsblad opgenomen kan worden. En dit alles kan nog een zeer lange tijd, jaren zelfs, duren. Zo blijft alles dan bij het perswezen en alles wat daarmede sa menhangt, weder op losse schroevei staan. Dit is allerminst een kleinig heid. Niet alleen voor de daarbij on middellijk betrokken personen, maa ook voor heel ons volk. Het rechts gevoel is onder ons volk in de laai ste jaren al zo zeer geschokt, Di rechtszekerheid is al zo sterk oa dermijnd en wordt door deze tfaii van zaken weer opnieuw en b voortduring ondermijnd. De wills keur viert ook thans weer hoogtij En deze is waarlijk niet zo gerin geweest, zowel bij de zuivering in algemeen als bij de perszuivering i het bijzonder. Daarover bestaat héél ons volk een eenparig oordee Geen wonder! Wat al geheel wille keurige beslissingen zijn er bij d zuivering, ook bij die van d pers niet genomen! Welke gans vei schillende ^uitspraken zijn bij gehe^ gelijke gevallen al niet gedaan! Hoe vele personen en zaken zijn daarbi al niet jammerlijk gemaltraiteerd Hoe vaak waren daarbij elke rechts grond en daarmede elke rechtsbejC' gening geheel zoek. Men denke al leen maar — er zijn er veel meer ti noemen, waarbij een gruwelijk! rechtsverkrachting te constaterei is — aan het geval met de persor ganen van de Nederlandse Unie Het rapport van de ereraad, die hel gedrag en het beleid van het drie manschap, dat gedurende de bezettingstijd een tijdlang aan hei hoofd van de toenmalige Nederlandse Unie heeft gestaan, , heefl be^ oordeeld, heeft op verschillende laatsen geconstateerd, dat de redactie van het Unieblad naast goede artikelen ook wel dubieuze artikeen en beschouwingen heeft opgenoen. Desondanks is het driemanchap door de ereraad niet alleen uiver verklaard, maar daarenb-aven ijn een tweetal van hen door de Re ering op hoge posten benoemd. Een fzonderlijke perszuiveringsproce ure is ten opzichte van hen nocli an hun journalistieke medewerkers oit toegepast. Dezen hebben nie' ens voor enige perszuiveringscomissie behoeven te verschijnen. Tal an personen, die bij hun journalisieke arbeid een en dezelfde hoU' ing hebben aangenomen, zijn wel oor de perszuiveringscommissie geaagd en zijn door deze meermalen waar gestraft. Ook tal van couranen hebben precies een zelfde be^ eid als het Unieblad gevoerd, in de nening, dat zij daardoor het Nederandse belang uiteindelijk het beste lienden, maar haar houding kon in (e ogen der Perszuiveringscommisie op het best aanspraak maken op Ie aanwezigheid van verzachtende imstandigheden.

ielet nu op deze ongelijke — meerlalen schreeuwend onrechtvaardi' rechtsbedeling heeft het onder. iavige wetsontwerp vanwege zijn ijdelijke aard een zeer bedenkelijke cant, Er blijft plaats voor vele onechtvaardige handelingen. Nieuwe wijzigingen kunnen aangebracht vorden, welke de schrikkelijke wiL ekeur nog kunnen bevorderen. In ; én woord: De zo nodige en zo onntbeerlijke rechtszekerheid blijft ten aanzien van heel het perswezen ontbreken. De jammerlijke rechtson. zekerheid kan zelfs bij de huidige gang van zaken nog hele tijden voort duren.

Deze dingen in aanmerking nemen de, hebben wij het niet na kunnen aten om enige beschouwing te wij den aan de aard van het wetsoni werp. Thans willen wij tot een ander onderwerp, deze materie rakende, overgaan en wel over de inhoud van dit wetsontwerp.

HAAR INHOUD

Alvorens wij tot de bespreking van de inhoud overgaan, moet ons echter iets anders uit de pen.

Toen wij in het nummer van 26 September 1946 de uitspraak van de Perscommissie inzake het dagblad „De Banier" bekend maakten, voegden wij daaraan een onderschrift toe, hetwelk woordelijk als volgt luidde:

Vele handelingen en uitspraken van onderscheidene zuiveringscommissies hebben vanwege dn willekeur, welke er mede gepaard ging, in breede kringen des volks groote ontstemming verwekt. Ook bovenstaande uitspraak zal dit zeker gedaan hebben. Wij hopen te zijner tijd spoedig in „De Banier" op deze uitspraak terug te komen. nader

Tot zover het citaat.

Wij hadden al aanstonds na de bekendmaking van de bovenvermelde uitspraak een artikel gereed gemaakt. Het ligt nog bij ons in de portefeuille.

Toen wij het artikel goed en wel klaar hadden, rees er echter bij ons een ernstig bezwaar. En wel dit. Er was nog altijd mogelijkheid van hoger beroep. En zo lang deze er bestaat, strijdt het met net goede fatsoen en de bestaande goede gewoonte om over enige uitspraak van een rechterlijk college in de pers reeds te schrijven. Dit doet men eerst als de einduitspraak gevallen is. Deswege vonden wij het destijds met het oog op de mogelijkheid van hoger beroep raadzaam eerst enige rechtsgeleerden te raadplegen. Eenparig waren zij bij ons onderhoud van oordeel, dat, waar een hoger beroep nog altijd mogelijk gemaakt kon worden, het afkeurenswaard was, over de uitspraak nu al reeds te gaan schrijven. Ook raadpleegden wij enkele Kamerleden, wie wij, evenals aan de rechtsgeleerden, de stand van zaken mededeelden. Ook dezen waren allen van gevoelen, dat, waar toch naar hun oordeel verwacht mocht worden, dat de Regering het spoedig mogelijk zou maken, dat men in zake de Perszuivering in hoger beroep kon komen, het om allerlei redenen veel beter was, op dat ogenblik niet nader over de uitspraak der Perscommissie in zake , , De Banier" te schrijven.

Zie, daar de reden weergegeven, waarom destijds in „De Banier" ons artikel achterwege is gebleven.

Wij hadden zulks wel eerder mede kunnen delen. Wij oordeelden zulks echter niet strikt nodig te zijn. Ten eerste, er was volstrekt geen belofte gedaan —• zoals zulks wel eens verkeerdelijk is voorgesteld — et was slechts de hoop uitgesproken; ten tweede, wachtten wij liever de goede en geschikte gelegenheid af welke zich te zijner tijd wel zou voor doen om daarover te schrijven, dan dat wij daaraan expresselijk een artikel gingen wijden.

Die gelegenheid heeft zich thans voorgedaan en wij hebben van die gelegenheid gebruik gemaakt om te doen, wat wij voornemens waren te zijner tijd te doen.

Van achteren zijn wij wat blij, dat wij destijds geen artikel over de Perszuivering in „De Banier" geschreven hebben. Men had ons daarover, indien wij zulks wel gedaan hadden, van verschillende zijden te recht gegronde aanmerkingen kunnen maken.

De mogelijkheid om in zaken van Perszuivering in hoger beroep te komen, is toch bij aanneming van het wetsvoorstel , , Noodvoorziening Perswezen" geboden geworden. Dit is wel een der voornaamste puntsn van de inhoud van het wetsontwerp. Daardoor wordt het ook wel ^en weinig moeilijk gemaakt om tegen het wetsontwerp te stemmen. Dit moet ons ook weerhouden om onder de gegeven omstandigheden over de uitspraak van de Perscommissie aangaande , , De Banier" te schrijven. Dit belet ons zelfs de hoop uit te spreken, dat er over deze kwestie in , , De Banier" geschreven zal worden, daar gelet op de tijdelijke aard van het wetsontwerp „Noodvoorziening Perswezen", zich nog allerlei wijzigingen in de naaste, nog meer mogelijk in de verre toekomst, kunnen voordoen. Hetgeen een gewettigd bezwaar oplevert om over deze kwestie in , , De Banier" te schrijven. Voorts is wat de inhoud van het wetsontwerp betreft ten aanzien van de voornaamste punten, van belang dat, niet alleen een beroep: ; mogelijkheid wordt ingesteld voor degenen, die door de perszuivering getroffen zijn, maar ook bijzondere bevoegdheden aan de Persraad zijn toegekend in verband met nog onvoldoende mogelijkheid om technische outillages aan te schaffen. Ook is het van grote betekenis, dat, vol­ gens de inhoud van het wetsontwerp aan de Commissie de bevoegdheid verleend is om bepaalde courantennamen te verbieden en de mogelijkheid geboden is ter verzekering van de zuivering bestuursvoorzieningen in een londerneming te treffen.

Aangaande het verbod der courantennamen; daarop komen wij bij de aparte bespreking van enkele artikelen nog nader terug, terwijl wij nu al vast iets naders over de bestuursvoorziening in het midden willen brengen. De Minister heeft dienaangaande in zijn Memorie van Antwoord verklaard, dat hij ernstig verweegt meer gebruik te zullen aken van zijn tot nog toe met de grootste voorzichtigheid gehanteerde bevoegdheid om ter verzekering an de zuivering bewindvoerders in een bedrijf aan te stellen Ook dealde hij in de gewisselde stukken mede, dat binnenkort de benoeming van enkele ambtenaren van het Bureau Perszuivering tot onbezoldigd rijksveldwachter te wachten staat. Deze verklaringen wettigen de verwachting, dat er scherpere controle uitgeoefend zal worden, opdat ontduikingen van de strafbepalingen van de Perscommissie in de toekomst meer dan nu het geval is zullen voorkomen worden.

Delen wij ten slotte nog mede, dat in het wetsontwerp enkel.? artikelen aan de samenstelling en bevoegdheden van de Commissie voor de Perszuivering en de Persraad gewijd zijn, dan hebben wij wel het voornaamste van de inhoud van het onderhavige wetsontwerp weergegeven. Enkele voorname punten, welke nog niet afdoende besproken zijn, willen wij, om die bespreking meer tot haar recht te laten komen onder het hoofd , , Haar artikelen" alsnog behandelen.

HAAR ARTIKELEN

Van groot gewicht is artikel 2, Dit uidt sub 1: „Hij, die in een journaistieke functie gedurende de vijan-

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 1947

De Banier | 8 Pagina's

Noodvoorziening perswezen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 juni 1947

De Banier | 8 Pagina's