Voor de JEUGD

Jeste neven en nichten!

[n de afgelopen week kreeg ik nog sen paar brieven van enkele nakolers. Ik zal dus maar beginnen met len even te beantwoorden. En dan dl ik tot hen allen zeggen, dat ze voortaan moeten zorgen, niet zo Iaat te zijn, want dan zou het wel ïens kunnen gebeuren, dat ze te Jaat waren,

illereerst Evert en Gerrie Bluemink ^e T. Ik had jullie al gemist, want ik lad de naam goed onthouden, doorlat jullie mij een hond had aange-> oden. Jullie zijn echter ook mooien, rant nu vertellen jullie me, dat als ^k een hond had willen hebben, jullie hem toch al kwijt geweest zou-Jden zijn. Is me dat wat! Neen, met ïulke aanbiedingen moeten jullie me Iniet meer aankomen hoor! Als je '^at geven wilt, moet je ook zorgen, lat je wat te geven hebt. Jullie hadlus 1 hond moeten bewaren, totdat Be wist of Oom Koos er 1 hebben Iwilde of niet. Zullen jullie daar in 't ivervolg rekening mee houden?

jNu Dick en Jan v. d, Wendep te S. jVan jullie kan ik het begrijpen, dat Jullie de vorige malen geen oplossinl^en hebt ingezonden. De omstandigllieden in de familie waren inderdaad [zeer ernstig. Het is voor jullie en Hullie ouders een heel verlies, zo'n [lieve grootmoeder en moeder te [moeten missen. De Heere moge cracht en sterkte geven om het te [kunnen dragen en bovenal, dat Hij [het aan de harten moge heiligen, Svant eens komt voor ons aJlen het fcgenblik, dat ook wij voor Hem zulllen moeten verschijnen. En dan we-[ten jullie het, dat er een nieuw hart lodig is, om hem zonder verschrikking te kunnen ontmoeten. Zodra ft mogelijk is, hoop ik, dat jullie de )plossingen weer zult inzenden,

'hans kom ik tot Renger Ltiigjes te ook al zo'n achteraankomertje, lie zich tracht te verontschuldigen |met te zeggen, dat er toch één moet [wezen, die de laatste is. Zeker, Ren-Igertje, dat is zo, maar zoals ik hierfboven reeds schreef, zou het wel eens te laat kunnen zijn en dan zou ik je brief onbeantwoord moeten laten. Zo, dus je heet Renger en niet tenger. Ja, het was erg onduidelijk.

Iet is zo als je schrijft, ik kon jigeen scheiding maken tussen de iB en de R", Zo kan ik ook de S en de L soms niet goed onderscheiden, tMenigmaal denk ik, dat je Suigjes •heet, dan weer Luigjes, Het is dus |wel zaak, dat je de letters duidelijk schrijft, want anders kunnen we de lalste dingen beleven. Dan zou ik ïr toe kunnen komen om je Benger ïuigjes te noemen in plaats van Ren-|ger Luigjes, En dan nog wat! Is Renner geen jongensnaam ook? Ik ken .1. een jongen, die Renger heet. Als |e niet aan het slot van je brief had /^ermeld: , , de hartelijke groeten van ie schrijfster", dan zou ik je voor sen jongen versleten hebben. Het is lus maar goed, dat je dit er bij gezet hebt.

/^ervolgens Jopie Verwey te 's-Gr., jen nieuwe nicht. We roepen je allen ? en hartelijk welkom in onze familieiring toe en wij-hopen allen, dat je log vele, vele jaren zult mede mo-^en blijven doen. Ik feliciteer je nog fvel er mede, dat je geslaagd bent roor het toelatingsexamen H, B, S. )aar het je wellicht niet bekend is, i\nl ik je even meedelen, dat de op­ lossingen alléén opgezonden moeten worden, wanneer ik dit vermeld, dus het is niet de bedoeling om elke week de oplossingen te sturen. Dan wordt het me te druk. Lees de jeugdrubriek maar goed na en dan zul je wel zien hoe het moet. Het is goed als je voor de jongeren en ouderen samen neemt.

Nu een woordje aan Rie Jobse te VI, die ook gaarne wil meedoen. Je bent eveneens van harte welkom, Rie! en namens alle neven en nichten wens ik je toe, dat je één der trouwste medewerksters zult zijn en ., ..blijven. Voor het inst, uren der oplossingen verwijs ik naar het antwoord aan Jopie Verwey hierboven. Je bent dus al op de H.B.S. Wat een geleerde nichten krijg ik! Schrijf mij maar eens welke vakken je het liefste doet en welke je minder prettig vindt.

Vervolgens een verzoek van de moeder van Corrie Honkoop, om alle naven en nichten vriendelijk te willen, bedanken voor de aan Corrie gezonden kaarten. Ze heeft er 130 gehad en Ze is er erg blij mee, want 't geeft haar bezigheid terwijl ze ligt. Ook de ouderen hartelijk dank voor de brieven en versnaperingen, die zij aan Corrie gestuurd hebben. Gaarne geef ik deze dankbetuigingen van Corrie's moeder door.

Tenslotte Bctsie Oorvers te D. Ik heb de beide brieven doorgezonden en hoop, dat ze aan de goede adressen zijn gestuurd. Heb ik het goed, dat het al een hele tijd geleden is. dat je oplossingen hebt ingestuurd? Zo ja, dan moet je mij eens schrijven hoe dat komt en tegelijk beloven, dat je voortaan weer trouw zult meedoen.

Nu ga ik over tot het vermelden van de prijswinnaars;

1. Gerrit Spronk te Hei-en Boeicop;

2. Maria de Visser te Serooskerke (W.);

3. Tennis Terlotiw te Nieuwerkerk a. d. IJsselj

4. Marietje van Wijk te Geldermalsen;

5. Jan van Waay te Hazerswoudc, Thans de nieuwe raadsels,

OPGAVE 28

oor de Jongeren,

1. Het geheel bestaat uit 7 letters en is de naam van één der Richteren Israels, 3, 5, 6, 7 is onderdeel van een been, 2, 1, 4 is afkorting van een jongensnaam,

2. Noem de naam van iemand, die met een ossenstok zeshonderd Filistijnen sloeg,

3. Waar staat deze tekst; „Nu dan gij Koningen, handel! verstandiglijk; laat u tuchtigen, gij Richters der aarde",

Voo^ ^ ouderen.

1, HH geheel is de naam van een vrouw uit de Evangeliën en bestaat uit 9 letters. 1 2, 9, 3 is een orgaan (menselijk en dierlijk lichaam), 6, 5, 8, 4 is een stuk grond, 4, 7, 8 is een boom.

2. Neem uit elk der hieronderstaande woorden een letter en plaats deze letters zodanig naast of onder elkaar, dat de naam van een afgod verkregen wordt. 1. Jojada. 2, Rehabeam, 3, Elihu, 4. Ruben,

De oplossingen van deze raadsels mogen nog niet ingezonden worden Thans gaan we over tot het verhaal.

Wonderlijke uitkomst

II,

Hoewel Peter geen onbemiddeld manwas, viel 't voor hem toch niet mee om binnen zulk een korte tijd die negenhonderd gulden te moeten betalen. En temeer kwam hem dit zeer ongelegen, omdat hij binnenkort ook nog een wissel van vierhonderd gulden betalen moest. Na enig nadenken over wat hij doen zou, begaf hij zich naar een vriend van hem, die hem reeds zevenhonderd gulden voor zijn zaak geleend had. Mogelijk, zo dacht Peter, dat hij mij ook zo lang aan die negenhonderd gulden helpen kan.

Op weg zijnde naar deze vriend, ontmoette hij een andere kennis, van wie hij zeshonderd gulden in zijn zaak had. Met deze in gesprek zijnde, vroeg die kennis om zijn zeshonderd gulden, daar hij ze nodig had om een partij goederen, welke over een paar dagen zouden aankomen, te kunnen betalen. Peter zei niets van de moeilijkheid, waarin hij varkeerde, doch beloofde hem het genoemde bedrag op tijd te zullen betalen.

Na afscheid te hebben genomen, spoedde hij zich nu naar de vriend, die hij zich had voorgenomen te bezoeken. Hoe werd hij daar echter teleurgesteld! Ook deze toch kon hem niet helpen en wat erger was, hij verzocht de zevenhonderd gulden te mogen terugontvangen, daar hij ze zelf dringend nodig had!

Gij zult ze hebben, zei Peter. Maar jullie zult wel kunnen begrijpen, dat Peter het inwendig hoe langer hoe benauwder kreeg. Wat moest hij nu doen?

at zal in het vervolg blijken.

OOM KOOS evangelie de naam verdient van hoorn der zaligheid; de dienst of bediening des levens; de kracht Gods; de scepter van - de Koning Jezus Christus; de geest van Zijn lippen, waarmede Hij ook de antichrist verderven moet; een ijzeren roede, waarmede Hij alle ongehoorzaamheid en afvalligen jegens Hem verbrijzelen zal op de dag; het licht; een vurig zw^aard; een fontein der wijsheid; een zoete reuk, enz, O, mens, wie gij ook zijt, durft gij als schuldige wel veroordelen, die hem vertroost en op hetzelve steunt? Durft gij hem voor een ketter houden en het oordeel des doo'ds en der vervloeking over hem uitspreken, die zich ziet en voelt vrijgemaakt van 'de verdoemenis der wet door Jezus Christus, Die voor hem 'n vloek geworden is en een losprijs voor zijn schuld? waarmede hij nu zijn gelovige ziel bevestigt, teneinde de heilige vrijheid te genieten, door Christus verworven; te laven met dit heilige water, waartoe hij uit genade geroepen is. Hij vergenoegt zich daarmede, is daarmede tevreden en wil uit de waterbakken, grachten en stinkende bronnen niet putten, die gij u hebt gegraven; die gij bevonden hebt in strijd te zijn met Gods Woord en moet gij u alzo daartegen verklaren? De eeuwige en almachtige God heeft van de hemel verklaard, dat Jezus Christus Zijn geliefde Zoon is, in Wien Hij Zijn welbehagen heeft. Gij, die slechts een mens zijt, dat is, aan alle zwakheid en verderving onderworpen, zult gij nu zeggen, dat het welbehagen van God niet in Christus is, maar in uw vonden? Indien gij te midden der vlammen en in de benauwdheden des doods aan de gelovige martelaar hei vertrouwen niet kunt ontnemen, dat hij stelt op Jezus Christus, zult gij dan niet moeten belijden, dat gij Jezus Christus als opnieuw vervolgt en kruisigt, als gij uw hart en handen baadt in het bloed van hen, die door een levend geloof arbeiden om zich te veranderen naar Zijn beeld en Hem aan te doen door de Geest der wedergeboorte? Wij bidden u, in de naam van God, dat gij uw dwaze en wrede ijver wat wilt matigen en bedenken, dat de apostel Paulus, niettegenstaande zijn ijver tot bescherming van Gods wet en zijn strijd daarvoor, een vervolger van Christus wordt genoemd, ook gij, die geen wreedheid verzuimt om de zaken te beschermen, die de lieden hebben uitgedacht, of om tot groter aanzien te komen of om hun zak te vullen, of integendeel door enige menselijke wijsheid en vijand van de wijsheid Gods, niet onschuldig zult worden verklaard door uw goede bedoeling of ijver, aangezien uw wijsheid, uw ijver, uw godsdienst en uw goede bedoeling, zoals gij die noemt, behoort te rusten op God^ Woord, buiten hetwelk al wat wij bedenken, slechts ijdelheid is, noch Hem niet kunnen behagen, dan door wat Hij ons in de Schrift heeft verklaard. En gij, o vrome en hooggeachte heren, hoe lang zult gij hen lijdzaam aanhoren, die zeggen, dat het licht duisternis is en de duisternis licht? Hoe lang zult gij de onschuldige onverhoord veroordelen en u niet verzetten tegen het geweld van zijn tegenstanders, die 'hem tegelijk beschuldigen en veroordelen en u slechts tot uitvoerders en dienaren maken van de oordeelvellingen, gevoelens en meningen der monniken, priesters, begunstigden, wijsgerige leraars, wie vooral het onderscheid maken aangaat in deze zaak en in de dwaling, waarvan sprake is?

Vervolgens houden zij de overheden haar dure roeping voor om zelf een oordeel uit te spreken over de leer en zaken betreffende de godsdiens*. Doch hierover een volgend maal.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen