Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor Studie en Leidraad

XV. De geschiedenis der S, G, P,

, , „, , , , , ^ ^ In 1937 trad dan na de Kamerverkiezingen het kabinet dr. Colijn-mr. Goseling op. Het had er naar de schijn alles van weg, dat het zich gedurende vier jaren zou kunnen handhaven. Het kon toch steunen op een behoorlijke Kamer-meerderheid. Het scheen zo sterk, maar was dat in werkelijkheid niet.

VC 'e nauwlettend acht geeft op hetgeen er in die jaren al zo was vjorgevallen, wist, dat het genoemde '.iai^inet bij lange niet zo vast in het zadel zat, als het wel leek.

Van rooms-katholieke zijde waren in de laatste jaren herhaaldelijk stemmen opgegaan, welke er op wezen, dat men in tal van rooms-katholieke kringen de coalitie met de anti-revolutionnairen en christelijk-histor'schen moe was en een samenwerking met de socialisten begeerde. In die kringen stelde men zich niet alleen uit practische, maar ook uit principiële overwegingen tegen de coalitie der zogenaamde rechtse partijen,

Het rooms-katholieke blad „Het Huisgezin" had in Februari 1936 geschreven;

„Alleen een oppervlakkige beschouwing van onze en anderer beginselen kan aanleiding geven om te spreken van een gemeen hebben der diepste beginselen.

De nuchtere waarheid is, dat men, komend tot de grond onzer levensen wereldbeschouwing, moet constateren, dat er onverzoenlijke tegenstellingen bestaan tussen ons en onze vroegere coalitie-genoten en dat niet enkel op zuiver theologisch gebied.

De Calvinistische maatschappijleer verdraagt zich evenmin met de on& e als de Calvinistische Godsidee", En dit is niet de enige uitspraak, welke van R.K, zijde in die geest gedaan is geworden. Er zijn er veel meer. De bibliothecaris van de rooms-katholieke Nijmeegse universiteit, dr, Cornelissen schreef in zijn werkje over de „Beginselen der Nederkndse politieke partijen" op bladzijde 32: (Het zou zijn) „moedvwllig de ogen sluiten voor de werkelijkheid, indien men beweert, dat de belangen van 't Protestantsche en van 't Roomsch-

Katholieke Christendom elkaar volkomen dekken, hoever zij dan ook in hun theologie uit elkaar lopen". En hij schrijft verder;

„Voor de tegenovergestelde opvatting is veel meer grond en een nader onderzoek bewijst de gegrondheid er van: omdat Calvinisme en Katholicisme in theologisch opzicht ver uit elkander lopen, zijn er ook in zake de staatkundige beginselen diepgaande verschillen aan te wijzen".

Dr. Cornelissen had in zijn geschriftje ook gewezen op de verschillende, geheel met elkander in strijd zijnde, opvattingen, welke er ten aanzien van de staat tussen de oude Gereformeerde leer en die van Rome bestaan.

Geheel in strijd met de oude Gereformeerde leer, welke ons leert, dat de staat een vruchtgevolg van de zonde is en uit oorzaak der verdorvenheid des menselijken geslachts ontstaan is, grondt dr. Cornelissen in navolging van Thomas van Aquino het bestaan van de staat op de sociale natuur van de mens.

Dr, Cornelissen schreef toch op blz. 61 van zijn even tevoren genoemd boekje:

„De staat is het door de natuur, dus door den Schepper gewilde middel voor den mensch om zijn doel te bereiken".

Hij stelde dit geheel in overeenstemming met Thomas van Aquino. Deze toch heeft geleerd, dat het leergevoelen, dat er, indien de staat der rechtheid door de val niet verstoord was geworden, geen staat geweest zou zijn, uitdrukkelijk verworpen moest worden.

Dr. Cornelissen concludeerde dan ook;

„Zo blijkt er tusschen het Katholieke standpunt omtrent de wijze, waarop het Christendom staatsbasis zijn moet en de Protestantse opvatting een diepgaande kloof te liggen, omdat beider visies op de souveredniteil

Gods zo ver uit elkander liggen". Boven aangehaalde uitspraken van rooms-katholieke zijde, welke uit die dagen dateren en welke met vele uit die tijd te vermeerderen zouden zijn, voorspelden voor het langdurig bestaan van de coalitie tussen de R.K. met de A.R. en de C.H. weinig goeds.

Trouwens er waren meer tekens, die er op duidden, dat de rechtse coalitie verre van hecht meer was en dat het kabinet dr, Colijn-mr, Goseling wel eens geen lang leven beschoren kon zijn.

In Februari 1937 was er in de Memorie van Antwoord aan de Eerste Kamer omtrent hoofdstuk I een lijst van onderwerpen ten beste gegeven, welke onoplosbare geschilpunten voor de rechtse partijen bevatte.

Deze Memorie was uitgegaan van het kabinet dr, Colijn-mr Oud, Zij droeg de handtekening van mr. Oud. Doch bij de mondelinge beraadslagingen in de Eerste Kamer heeft dr.

Colijn er zich op beroepen. Men mag ook zelfs zonder dat feit met het volste recht aannemen, dat deze Memorie van Antwoord de volledige instemming van dr. Colijn had.

In die Memorie van Antwoord, die ten aanzien van de rechtse coalitie en haar samenwerking te merkwaardig is, dan dat wij er niet een gedeelte van zouden aanhalen, lezen wij het navolgende:

„Erkend kan worden, dat er in onze staatkundige geschiedenis perioden zijn geweest, waarin deze beginselen (de beginselen der zogenaamde christelijke coalitie) een leidende invloed op de practische staatkunde hebben uitgeoefend. Maar het zou struisvogelpolitiek zijn om te ontkennen, dat er toen ook tal van vraagstukken waren, die men moest laten rusten, omdat de meningen er over bij de partijen, die de Regering plachten te steunen, uiteenliepen.

Men denke slechts aan: de wederinvoering van de doodstraf; de afschaffing van de staatsloterij; de bevordering van de Zondagsrust; de financiële verhouding van Kerk en Staat;

het verschil in zienswijze over artikel 123 van het Regeringsreglement (nu artikel 177 van de Indische staatsregeling), zomede aan het gezantschap bij het vaticaan en de opheffing van het dusgenaamde processieverbod".

Ook in het christelijk-historisch blad , , Land en Volk", waarvan het Tweede Kamerlid de heer Bakker destijds 'redacteur was, werd de vrees in die dagen uitgesproken, dat het kabinet dr. Colijn-mr, Goseling niet van lange duur zou zijn. In laatst genoemd blad stond toen toch te lezen, dat. als het kabinet homogeen wilde zijn het slechts op een zeer beperkt gebied de Christelijke beginselen in werking zou kunnen stellen. Het blad wees daarbij op beginselverschillen betreffende de verhoudingen van Kerk en Staat, betreffende de houding van de Staat tegenover het bijzonder Hoger Onderwijs, betreffende het herstel van het gezantschap bij de paus en het blad dreigde met een ministeriële crisis, indien één van de hiergenoemde punten in de Kamer een meerderheid zou krijgen. Daarom, zo drukte het blad het uit, moeten , , deze onderwerpen opgeborgen worden". Zelfs opperde 't blad , , Land en Volk" het denkbeeld, of dit ook niet het geval behoorde te zijn met twee punten, welke nota bene nog wel op het regeringsprogram stonden, n.l, de Zondagswetgeving en de huwelijkswetgeving.

Door wie het kabinet dr, Colijn-mr, Goseling echter het meest bedreigd werd — de linkse partijen dan uitgesloten — dat waren ongetwijfeld de rooms-katholieken. Zij hadden in de jaren 1933-1937 het kabinet dr, Colijn-mr. Oud uiterst fel bestreden.

De persoon van dr. Colijn en diens invloed op diens kabinet had het daarbij in het bijzonder moeten ontgelden. Zij hadden hem niets meer of minder ten laste gelegd, dat hij een kapitalistisch-liberaal bewind had gevoerd. Dr, Colijn heeft zich over die critiek meermalen bitter beklaagd, Kt weerhield inzonderheid het rooms-katholieke blad „De Tijd" en „De Morgen" echter niet om gestadig en geducht tegen dr Colijn te velde te trekken. Het r.k, dagblad De Morgen van 17 December 1936 verklaarde, dat dr, Colijn op econ, gebied een diep-gevestïgde, klassiek liberale overtuiging heefl, die op zijn leeftijd niet meer verandert, zodat onder zijn leiding van 'n in wezen andere econom, politiek geen sprake zal kunnen zijn en gaf dan vervolgens als zijn mening te kennen;

„Maar een quasi-christelijke, in wezen puur liberale economie kan niet langer met de steun van de roomsch-katholieke Staatspartij gevoerd worden, noch openlijk, noch gecamoufleerd. Hoe het na de verkiezingen ook moge gaan, laat het uit zijn met de water-en melkpolitiek, waaraan we ons nu vier jaar lang een indigestie hebben kunnen eten. Wat er ook gebeuren moge, geen liberalisme meer achter een Christelijk masker".

Het rooms-katholieke dagblad Ons Noorden schreef al eveneens in dezelfde geest, waar het in zijn kolommen liet afdrukken, dat het bezwaar tegen het regeringsbeleid in wezen een bezwaar bleek te zijn tegen dr. Colijn zelf en voegde aan deze opmerking toe;

„Wij aanvaarden geen liberale leiding, noch van een liberaal, noch van een anti-revolutionnair".

Toen nu na de verkiezingen van 1937 et kabinet dr, Colijn-mr, Goseling opgetreden was, nam de R.K, pers el aanvankelijk een andere houding aan. Zij bood dit kabinet in den beginne haar steun. Daar was ook alle eden voor. Het was toch een zuiver echts coalitie-kabinet. Desniettemin leek het uit alles, dat die geboden teun niet van harte ging, In de R.K. ers bleef men morren en mokken, l was het dan niet meer in die erge ate als voor de verkiezingen.

Wie zijn ogen goed de kost gaf, kon waarnemen, dat Rome een andere koers wilde inslaan. Het gaf er toch maar al te zeer blijk van, dat het zich van zijn oude bondgenoten, n.l, van de A.R, en de C.H.. wilde ontdoen en dat het in zijn voornemen lag om gezamelijk met de socialisten op te trekken. Het pad daarvoor was het aan het voorbereiden. Vandaar ook, dat de R, K, pers het kabinet dr, Colijn-mr, Goseling haar warme steun onthield.

Dit kabinet, hoewel het onder de vlag van positief-christelijk voer, onderscheidde zich in de practijk niet van het hem voorafgegane ministerie dr, Colijn-mr. Oud. Het gaf in zijn Memorie van Antwoord aan de Tweede Kamer in den jare 1938 feitelijk zelf toe, dat uit de daden van het kabinet het positief-christelijk karakter tot dusver niet gebleken was, In genoemd staatsstuk ward door het kabinet geconstateerd, dat dit oordeel van verschillende, zelfs tegenovergestelde zijde is uitgesproken. Zo was het inderdaad ook. Het positief-christelijk karakter ontbrak ten enen male. Daarom moesten Ds. Kersten en Ds, Zandt zich er ook krachtig tegen verzetten, gelijk zij dat ook bij meer dan één gelegenheid hebben mogen doen. Zij konden met het door dit kabinet gevoerde regeringsbeleid evenmin vrede hebben als met dat der hen voorafgegane ministeries. Ook dit kabinet weigerde naar Gods Wet zijn regeringsbeleid in te richten. Ook bij dit kabinet klopten de afgevaardigden der S.G.P, tevergeefs aan als zij het voorhielden, dat ons land er dan alleen wel bij kon varen, indien er naar den Woorde Gods geregeerd werd.

Dit was wel heel jammer. Het is ten allen tijde jammer en de oorzaak van alle ellende, indien overheid en onderdaan zich niet naar de eisen vau Gods Woord en Wet willen gedragen, maar stellig ook in die tijd.

De opleving, die er na de val van de gulden was ingetreden, behoorde in het najaar van 1938 al weder tot het verleden. Het oorlogsgevaar deed zich steeds dreigender aanzien. De coUectieve veiligheid, welke de Volkenbond de volkeren zou waarborgen, bleek toen reeds overduidelijk een ijdele droom te zijn. De honderdduizenden guldens, welke ons land ten bate van die Bond had uitgegeven, waren weggeworpen gelden, welke heel wat nutter en beter in het eigen noodlijdende land hadden kunnen besteed worden.

Europa raakte mede door de Bond in twee kampen verdeeld. Duitsland was tot de tanden gewapend Heel de gang van zaken wees er duidelijk op, dat het spoedig tot een uitbarsting moest komen. Echter voor het zo ver kwam, was het kabinet dr. Colijn-mr, Goseling reeds afgetreden.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 augustus 1947

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 augustus 1947

De Banier | 8 Pagina's