Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen der Siaaikundig Gereformeerde Partij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen der Siaaikundig Gereformeerde Partij

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor, Studie en Leidraad

Haar naam

VII.

Schrijvend over de naam der S.G.P. en diens zin en betekenis hebben wij in een vorig artikel uiteengezet, dat wij uit oorzaak van de aloude gereformeerde geloofsovertuiging onmogelijk het eens konden zijn met artikel drie van het Anti-revolutionnaire Program, maar dat artikel zelfs vanwege zijn inhoud en strekking met alle beslistheid moesten verwerpen.

Wij hebben ons toen daarbij in het bijzonder gericht tegen de in voornoemd ai-tikel voorkomende uitdrukking, dat spreekt van „de eeuwige beginselen van Gods Woord".

Ons bezwaar daartegen was, dat deze uitdrukking uitermate vaag is en daardoor de weg voor allerlei misvatting, zelfs voor een hoogstafkeurenswaardig misbruik van Gods Woord ontsloten wordt.

r d E n Die uitdrukking is zo vaag, dat er per slot van rekening geheel verschillende leringen, stelsels en opvattingen aan ontleend kunnen worden en ook ontleend zijn geworden.

k / z 1 Wij hebben er in ons vorig artikel de aandacht op gevestigd, dat, waar Gods Woord nauwkeurig en bepaaldelijk spreekt van Gods getuigenis en wet, van Gods geboden, inzettingen en rechten, de gewraakte uitdrukking zo rekkelijk en vaag is, dat niemand precies weet, wat daaronder te verstaan valt.

Ook hebben wij als een tweede bezwaar bijgebracht, dat de meermalen genoemde uitdrukking noodzakelijkerwijs medebrengt, dat bij bepaling van haar zin en strekking Gods Woord ondermijnt en omlaag gehaald wordt. Wie moet uitmaken wat .onder die uitdrukking te verstaan valt? Wie anders dan de mens? Het menselijk oordeel moet ten slotte bepalen wat onder de eeuwige beginselen van Gods Woord begrepen dient te wordan. Snree'-; t men drarontegen — zoals de Heilige Schri'tuur zulks doet — onomwonden benaald en duidelijk"van Gods Woord, Getuigenis en Wet, van Gods geboden, inzettingen en rechten, dan komt daarbij geen menselijke beoordeling in aanmerking en weet men van stonde aan, wat daaronder te verstaan valt. Bedient men zich daarentegen van de woorden „de eeuwige beginselen van Gods Woord" dan geeft men daarmede als vanzelf aanleiding, dat God-s Woord aan menselijke beoordeling onderworpen wordt. Gelijk dat in het verleden het geval geweest is en tot op de dag van heden al niet anders is, hetgeen wij in ons vorig artikel ook met tal van sprekende voorbeelden hebben aangetoond.

De eeuwige beginselen van Gods Woord — zo hebben wij geschreven — wat kan daaronder al niet verstaan worden? .

Daaronder zijn gans verschillende beweringen aan de markt gebracht. Men denke slechts wat de Wederdopers, de Socialisten en Tolstoi onder die dekmantel geleerd hebben.

Moet het verduisterde verstand van de mens uitmaken wat die uitdrukking nu eigenlijk inheeft, dan staat het al bij voorbaat vast, dat daaraan een uitlegging gegeven zal worden, welke vierkant tegen Gods getuigenis zelf indruist. Dan is er niet anders te verwachten dan dat Gods heilig getuigenis door menselijke inzettingen krachteloos zal worden gemaakt alsook dat er in de practijk bij de naleving daarvan door de overheidspersonen niets terecht zal komen. Daarop is ten volle van toepassing: Wat wijsheid zouden zij hebben, die Gods Woord verwerpen. Neen, niet de eeuwige beginselen van Gods Woord, maar Gods Woord zelf dient regel en richtsnoer van het leven en de handeling van een iegelijk mens, ook voor de overheidspersonen te zijn. Gods Woord en Wet zeggen ons precies, wat wij te doen en te laten hebben. Stelt men daarentegen „de eeuwige beginselen van Gods Woord' 'tot regel en richtsnoer, dan brengt men daarmede zulke en zo wijde mazen in het net, dat een iegelijk daardoor gemakkelijk kan lopen. Hij behoeft er zelfs nog niet eens door te kruipen.

Is het uit deze oorzaak reeds dat wij artikel drie van het Anti-revolutionaire program onvoorwaardelijk afkeuren, daarbij komt nog, dat het artikel, de eeuwige beginselen van Gods Woord, ook op staatkundig terrein belijdende aldus beperkt, dat het artikel luidt en verklaart „zó evenwel, dat het staatsgezag noch rechtstreeks, noch door de uitspraak van enige kerk, maar alleen in de consciëntie der overheidspersonen, aan de ordinantiën Gods gebonden zij. Deze woorden lopen lijnrecht tegen Gods Woord en het ongewijzigde artikel 36 in, ja tegen heel de leer der oude Reformatoren. Tegen de' Heilige Schrift, die ons nergens leert, dat Gods Woord en Wet „in de consciëntie der overheidspersonen, aan de ordinantiën Gods gebonden zij". Maar juist het tegendeel. In 2 Timoth. 2:9 getuigt Gods Heilige Geest bij monde van de Apostel Paulus toch nadrukkelijk; „maar het Woord Gods is niet gebonden".

Wie het echter aandurft, zoals artikel drie van het anti-revolutlonaire program dat doet, het in de consciëntie der overheidspersonen te binden, krijgt Gods Woord dan ook geheel en al tegen zich.

Het is imm«rs-onschriftuurlijk Gods Woord te binden aan wie of wat dan ook.

Gods Woord leert toch klaar en helder dat een iegelijk mens van welke kwaliteit hij ook moge zijn aan Zijn gezag. Wet en uitspraken gebonden is en dat een ieder aan deze onvoorwaardelijk geloof en gehoorzaamheid verschuldigd is. Dit staat wel zo onwrikbaar vast, dat daaraan geen wQord meer gewijd behoeft te worden, stellig niet onder lieden van gereformeerde professie, dewijl dezen toch tegenover Rome en de Libertijnen het absolute gezag van Gods Getuigenis erkend en beleden hebben. Daarvoor zelfs brandstapel en schavot beklommen hebben.

En waar nu de Heilige Schriftuur dit zo onbetwistbaar duidelijk geleerd heeft, daar kan het niet anders dan als een miskenning van het goddelijk gezag dier Schriftuur en als een beroving van haar goddelijke autoriteit aangemerkt worden, indien men Gods Woord en ordinantiën in de consciëntie van de Overheidspersonen en aan wie dan ook, gp-^r binden.

Daarmede wordt in grond en wezen Gods getuigenis geplaatst onder menselijk gezag, bepaaldelijk onder dat van overheidspersonen.

Wat anders wordt daarmede gedaan dan dat een mens gesteld wordt tot een oordelaar van Gods Woord en Wet? In welk een flagrante strijd is dit met Gods getuigenis? Dit toch zegt ons in de brief aan de Hebreen hoofdstuk 4 vers 12: „Want het Woord Gods is levend en krachtig en scherpsnij dender dan enig tweesnijdend zwaard en gaat door tot de verdeling der ziel en des geestes en der samenvoegsélen en des mergs en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten".

Dit is voorwaar geen geringe zaak. In dit artikel worden zo velen, die Gods Woord aan het menselijk oordeel onderworpen willen zien, in feite en in beginsel in het gelijk gesteld. Zo hebben de Libertijnen in vroegere eeuwen het ook begeerd, als zij Gods Getuigenis aan hun libertijnse inzichten gebonden wilden zien; zo ook de mannen van de Aufklarung als zij bij de oordeling van Gods Woord de maatstaf van het gezond verstand aangelegd wilden zien. Al niet anders hebben de Revolutionairen gehandeld, als zij de rede des mensen tot oordelaar der Heilige Schriften aangesteld wensten te hebben. En zo plegen ook heden ten dage zovele anderen te doen, als zij de uitlegging van Gods Woord aan de eisen en begrippen van onze tijd, aan die van de huidige wetenschap of aan nog weer wat anders gebonden willen zien.

Daarmede kan een S.G.P.-er, die zijn beginselen verstaat en liefheeft, het onmogelijk eens zijn, daartegen moet hij zich zelfs met alle nadruk verzetten.

Het ongewijzigde artikel 36 der aloude Nederlandse geloofsbelijdenis toch, dat de S.G.P. belijdt, erkent geheel gegrond op Gods getuigenis met al de oude reformatoren de absolute souvereiniteit van de levende God en Diens geopenbaard Woord. Het eist dat alle mensen, ook de overheidspersonen, daaraan volstrekte gehoorzaamheid zullen betonen. Het stelt de overheidspersonen niet boven, maar onder Gods Woord en Wet. Het gedoogt niet, dat de overheidspersonen dit Woord aan hun particulier oordeel, gevoelens of zelfs gewetens zullen onderwerpen • en daarnaar zullen beoordelen, neen, het vraagt van die personen dat zij zich geheel onder Gods Woord en Wet zullen stellen en zich daarnaar zowel in hun persoonlijk als ambtelijk leven zullen richten. Dat artikel schept geen uitzonderingspositie voor de overheidspersonen, reikt hun op geen enkele wijze een vrijbrief uit om naar eigen bevinding, inzicht, of zelfs consciëntie te handelen, maar vordert, integendeel, dat juist zij, waar zij bij de gratie Gods regeren en als zodanig bij de dienaren en stedehouders zijn, zeer in het bijzonder zich in de uitoefening van hun overheidsambt naar Gods Woord en Wet zullen gedragen en hunne onderdanen dienovereenkomstig zullen regeren.

Als wij deze zaken hebben vastgesteld, kunnen wij zeer naar waarheid concluderen^ dat artikel drie van het Anti-revolutionair program niet alleen het ongewijzigde artik-j] 36 der aloude Nederlandse geloofsbelijdenis verloochent, maar zelfs een stelling huldigt, die daartegen lijnrecht ingaat.-Dit laatstgenoemde artikel is dan ook geen weergave van het oude gereformeerde standpunt inzake de plichten der Overheid, maar het bevat een vertolking van do neo-gereformeerde opvatting, zoals die door Dr. Kuyper de wereld is ingedragen en onder diens machtige invloed door de Anti-revolutionaire Partij is aanvaard. Dit staat onomstotelijk vast en valt door geen kunstig verzonnen redeneringen of uitvluchten te ontkennen.

Wij wensen dit nog nader aan te tonen, als wij bepaaldelijk over de consciëntie der overheidspersonen gaan handelen. Doch willen daar nu alvast van opmerken, dat gelijk de practijk ons leert, er gewetens zo ruim en wijd zijn, dat er gemakkelijk vier auto's in om kunnen draaien alsook, dat artikel drie van het Antirevolutionaire program, waar 't verklaart, „dat het staatsgezag, noch rechtstreeks, noch door de uitspraak van enige kerk, maar-alleen in de consciëntie der overheidspersonen, aan de ordinantiën gebonden zij" aan libertijnen, revolutionairen en Rome een vrijbrief uitreikt om de ordinantiën Gods geheel naar hun eigen opvatting en gewetens bij de uitoefening van een overheidsambt te hanteren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 februari 1948

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen der Siaaikundig Gereformeerde Partij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 26 februari 1948

De Banier | 8 Pagina's