Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De droevige gevolgen van het verwerpen van het oude artikel 36

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De droevige gevolgen van het verwerpen van het oude artikel 36

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

2

I 'n het vorige artikel hebben we er op gewezen, dat ten aanzien van deïsme, pantheïsme en atheïsme zowel van christelijk-historische als van antirevolutionaire zijde volle vrijheid werd bepleit. Een vrijheid dus niet alleen om te geloven en te denken wat men wil, maar ook om zijn verderfelijk ongeloof vrijelijk te uiten en te propageren. Wat toch zijn deïsme en pantheïsme anders dan stelsels van het ongeloof? Bij het eerste wordt de mogelijkhui van het bestaan Gods wel niet geloochend, doch ondersteld, maar voor het overige weet het weinig meer van Hem te zeggen.

Gods Woord wordt als zodanig niet aanvaard. Wanneer er al een God bestaat, zo redeneren de deïsten, dan weten we toch verder niets met zekerheid van hem. God wordt bij het deïsme als het ware in de hemel opgesloten en de mens bewandelt zijn weg bij het licht der rede en naar de inspraken van zijn conscientie. Practisch komen deïsme en atheïsme dan ook zeer dicht bij elkaar. Er is wel eens opgemerkt, dat het deïsme slechts een vermomd of verzoet atheïsme is. Pascal, 'n Frans wijsgeer en bestrijder der Jezuïeten, stelde evendeïsme en atheïsme op één lijn, eens deïsme en atheïsme op een omdat het eerste, al vereert het God irde natuur, Hem miskent in de wet en in het Evangehe.

Met het pantheïsme is het al niet beter gesteld. Van een persoonlijk God, die boven de wereld staat, die Zijn bestaan heeft in Zichzelf, ook al zou de wereld der zienlijke dingen er niet zijn, wil het niet weten. In dit wijsgerig stelsel is God slechts een begrip; het begrip van het totaal, het geheel, de som der stoffelijke en geestelijke verschijnselen. God en de wereld worden alzo vereenzelvigd, En-godsdienst is bij het pantheïsme niet veel anders dan het geheimzinnige aanvoelen, hoe men een deel is van dit grote, eindelal".

Zowel door het deïsme en het pantheïsme als door het atheïsme wordt alzo God, zoals Hij zich in Zijn Woord geopenbaard heeft, geloochend. Daarin stemmen deze drie stelsels volkomen overeen. Zij stoelen tezamen op dezelfde wortel, n.I. die van het ongeloof. Onbeschrijfelijke verwoestingen hebben zij onder de dusgenaamde christenvolkeren aangericht doordat zij deze van de liechte grondslag van Gods Woord hebben afgetrokken en rijp gemaakt voor de Revolutie.

Daartoe nu verlenen christelijk-historischen en antirevolutionairen indirect hunne medewerking door voor de drie genoemde stelsels vrijheid van uiting en propaganda voor te staan.

Ook de antirevolutionaire minister van Justitie, mr. Heemskerk, stond op dil standpunt, gelijk bij de Dageraadsdebatten in 1924 bleek. Wel weigerde hij de goedkeuring der nieuwe statuten ter goedkeuring aan de Kroon voor te dragen, maar deze weigering gold geenszins 't feit, dat de Vrijdenkersvereniging „De Dageraad" zich het propageren van het ongeloof ten doel stelt. Minister Heemskerk zei dit nadrukkelijk met de volgende woorden:

, , Het gaat niet om de vrijheid van geloof of ongeloof. Men kan iemand immers ook niet verbieden ongelovig te zijn en om van dat ongeloof te getuigen."

En hierop haalde mr. Heemskerk met instemming aan hetgeen in de Eerste Kamer door de heer Idenburg was gezegd, dat n.I. de vrije uiting van deïsme, pantheïsme en atheïsme niet mag worden belet. Ook minister Heemskerk wilde dus aan dat hoge goed niet op enigerlei wijze tornen. Het weigeren der goedkeuring op de gewijzigde statuten van , , De Dageraad" geschiedde danook alleen, omdat deze statuten zich kantten in beginsel tegen de goede zeden, bepaaldelijk ook tegen de goede zeden in de zin van de wet op het recht van vereniging en vergadering. Het doel der nieuwe statuten toch was, dat de menselijke persoonlijkheid zich los van elk geloof aan God vrij zou kunnen ontwikkelen en haar eigen heer en meester zijn. Hierin nu zag minister Heemskerk in principe een aanslag tegen de goede zeden en de openbare orde in tegenstelling met prof. Slotemaker de Bruïpe, die in deze kwestie nog veel verder afweek door in juridische zin religie en zede van elkaar los te maken. Beiden kwamen echter overeen wat betjceft het standpunt, door minister Heemskerk aldus vertolkt:

, , En dan sta ik op het standpunt, dat men wel de vrijheid van geloof, ook de vrijheid van ongeloof en de vrijheid om dat ongeloof te kennen te geven moet eerbiedigen."

Ziehier een belangrijk verschilpunt met de staatkundig gereformeerden, die op grond van Gods Woord en het oude, onverkorte artikel 36 der Geref. Geloofsbelijdenis, alsook op het voetspoor der Hervormers en der gereformeerde vaderen, zulk een vrijheid beslist verwerpen moeten. Niet omdat zij van oordeel zouden zijn, dat de overheid de mensen tot het geloof dwingen kan. Verre' van daar. Het geloof toch is een gave Gods. Het gaat hier echter over heel wat anders, n.I. over het vrij propageren van het ongeloof, waardoor God op het openbare levensterrein in Zijn eer wordt aangerand en waardoor het volk wordt rijp gemaakt voor de geest der revolutie.

Ook prof. Visscher verdedigde bij die gelegenheid de antirevolutionaire vrijheid. We zullen op diens rede echter niet in den brede ingaan, doch volstaan met zijn uitspraak, dat er , , onder de politieke partijen er niet een is, die meer bereid is het met de vrijheid te wagen dan de A.R. Partij."

Ds. Kersten stond dus wel tegenover *n grote overmacht, toen hij het op zich nam om tegen dat valse vrijheidsbeginsel op te komen en pal te blijven staan voor het aloude beginsel der vaderen, waarbij wel de vrijheid der conscientie tenvolle wordt geëerbiedigd, maar niet de vrijheid om God in het openbaar te laten honen en lasteren door de mannen des ongeloofs.

In een volgend artikel stellen we ons voor op het door ds. Kersten bij die gelegenheid gesprokene in den brede in te gaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 maart 1948

De Banier | 8 Pagina's

De droevige gevolgen van het verwerpen van het oude artikel 36

Bekijk de hele uitgave van donderdag 4 maart 1948

De Banier | 8 Pagina's