Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor Studie en Leidraad

De tegen de S.G.P. ingebrachte bez'waren.

VI.

Onder de bezwaren, welke tegen de S.G.P., hare beginselen en haar practijk worden ingebracht, kan men zo ai. en toe het bezwaar beluisteren, dat zij niet vrij van doperse opvattingen en gedragingen zijn.

Dit is wel heel wat merkwaardigs. Indien er toch een partij op onze vaderlandse bodem bestaat, welke zich zowel in theorie als in practijk vierkant tegenover de doperse thorieën stelt, dan is het wel de S.G.P.

Wij zullen dit met onwederlegbare bewijzen gaan aantonen.

Stelt de R.K., dat Rome's kerk vanwege de vermeende inwoning en werking des H. Geestes onfeilbaar is, de Wederdopers achtten, dat elke wedergeborene door de werking des H. Geestes een onfeilbaar mens geworden was. Dit wederdoperse gevoelen nu, dat als één der grondzuilen beschouwd moet worden, waarop heel de levensbeschouwing van de wederdoper rustte, druist lijnrecht tegen de leer der Reformatie in.

Deze leert toch dat elk kind des Heeren ook na zijn wedergeboorte, zelfs na zyn rechtvaardigmaking de voorkomende, inwerkende, bijblijvende en achtervolgende genade des Heeren nodig heeft en dat tot elke daad des geloofs nieuwe genade van node is.

Het doperse dwaalgevoelen leidde er bovendien toe, dat menige wederdoper in vroeger eeuwen in diepe minachting op het geopenbaarde Woord van de levende God neerzag, dewijl hij zijn zogenaamd innerlijk licht ver daarboven stelde en dat hij zich aan de dromen van zijn bedorven fantasie overgaf en dientengevolge voor goddelijke openbaringen aanzag, wat deze allerminst waren.

Zo staat het als een historisch feit bekend, dat een wederdoperse vrouw haar vriendin tot een maaltijd had uitgenodigd, waarbij de tafel gedekt was, maar de spijzen ontbraken. De Engel Gabriel had haar, volgens haar zeggen, beloofd de spijzen te zullen brengen, zoals de Heere eenmaal het volk Israël met manna gespij zigd had. Zij gingen tot een hartstochtelijk gebed over. De Heere mocht hen niet beschamen, dewijl hij hen veel groters, namelijk het eeuwige leven, beloofd had. Zij wachtten tot diep in de nacht op de komst van de Engel, doch moesten bij het aanbreken van de morgen hongerig opstaan, dewijl de tafel leeg gebleven was. In Amsterdam beval op een kouden winternacht een wederdoper in een bijeenkomst de mannen en de-vrouwen al hun kleren uit te trekken en ze als een Gode welgevallig brandoffer in het vuur te werpen. De kinderen Gods toch waren in de Paradijs-toestand teruggekeerd en moesten alles, wat van de aarde was, afleggen. Naakt en ontkleed begaven zij zich vervolgens in de felle koude in Amsterdam op straat. Dergelijke tonelen kwamen voor in 't Zandt in de provincie Groningen, in Basel, Zurich, ja, op tal van plaatsen. In St. Gollen nam dit zelfs zulk een vorm aan, dat een familie twee nachten achter elkander doorbracht met het zien van gezichten en het doen van voorspellingen, totdat op een gegeven ogenblik de ene broeder de andere beval midden in het vertrek neer te knielen en hem voor de ogen der ouders het hoofd afsloeg, want alzo had de hemelse vader het hem bevolen.

Benevens de diepe minachting voor de Heilige Schrift — waarvoor de wederdopers in de plaats stelden „De Vader heeft geboden, — de Heilige Geest spreekt" en ten wier aanzien zij getuigden: „Indien God de mensen met gechrift had willen onderwijzen, zo zou Hij ons regelrecht vanuit de hemel een Bijbel gezonden hebben", kenmerkt het oude doperse standpunt zich door de algehele verachting van de wereld en elke aardse rueping van Gods kind. Zij toch wilden een heilige gemeente van louter uitverkorenen en wedergeborenen Gods zijn, welke door de doop verzegeld, geheel afgescheiden van de profane wereld behoorde te leven en daarmede niets van doen diende te hebben.

Dit standpunt bracht mede, dat zij de instelling van het Overheidsambt als van Goddelijke oorsprong ontkenden, van geen aardse overheid wilden weten, de eed en de krijgsdienst verwierpen, en zelfs leerden — niet dat zoals het Proudhon en andere revolutionnairen stelden, dat bezit diefstal is, — maar dat bezit'zonde is en velen hunner de gemeenschap der goederen, tot het gemeenschappelijk bezit der vrouwen toe, voorstonden.

Niet dat de wederdopers daarin dwaalden, als zij stelden, dat de wereld in het boze ligt. Dit immers leert ons Gods Woord nadrukkelijk. Dit hebben in diens navolging eveneens de oude Christelijke kerk en die der Reformatie geleraard. Neen, daarin school hun ergerlijke dwaling dat zij ontkenden, dat Gods kind in deze wereld een aardse roeping te vervullen heeft. De Heilige Schrift verkondigt zo beslist mogelijk, dat Gods kinderen niet van deze wereld zijn, maar predikt niet minder beslist, dat zij in deze wereld zijn en ook daarin een roeping van allerlei aard te vervullen hebben. Zoals dit ook op welsprekende wijze en op gans schriftuurlijke gronden onder meer in vroegere eeuwen door de Zwitserse predikant Ullrich in zijn predikaties over het hogepriesterlijk gebed geheel op Bijbelse gronden uiteen is gezet.

Had Mozes als de leidsman van Israels volk in deze wereld geen roeping? En ook David en Hiskia als koningen? En kent ook het Nieuwe Testament de overheid in deze wereld geen loeping toe? Hoe kan men zulks toch loochenen, waar de Heere Christus ons leert „Geeft Gode wat Godes is en den keizer wat des keizers is". En waar de Heilige Geest bij monde van Paulus zegt, dat de overheid op aarde Gods stedehouderesse behoort te zijn. Ongetwijfeld bestaat er volgens Gods Woord zowel voor overheid als voor onderdaan ook ten opzichte van het beturen van zijn land een dure roeping. Niemand mag deze verwaarlozen.

Juist daarin nu dwaalden de wederdopers ook al, dat zij deze dure roeping niet alleen verwaarloosden, raaar zelfs nadrukkelijk ontkenden, lerende, dat een kind Gods als een echte volgeling van Christus buiten de wereld dient te staan, terwijl Gods Getuigenis klaar en helder leert, dat hij, ofschoon niet van deze wereld •, toch in deze wereld is en al­ daar een roeping van Godswege heeft te vervullen. En dit op allerlei terrein des levens. Ook op het staatkundig gebied. Daarom verwierpen onze gereformeerde vaderen met alle stelligheid de belijdenis der wederdopers, die daar van uitging, dat een kind van God, dat een nieuw, hemels, goddelijk leven ontvangen had, tegen zijn hemelse roeping inging, indien het zich met het staatkundig leven inliet en het daaraan kracht en tijd schonk. Nimmer hebben zij het de wederdopers gewonnen willen geven, maar zijn hen in tegendeel daarin met alle kracht tegen gekomen, als dezen beweerden, dat een Christen zich verlaagde, zelfs bezondigde, als hij zich met politiek ophield en een overheidsambt bekleedde.

Dit scherpe verzet onzer gereformeerde vaderen lag vast verankerd in Gods heilig Woord en is tot uitdrukking gebracht in artikel 36 van de aloude Nederlandse geloofsbelij dens, waarin zij zich met name ook tegen de gevoelens van de wederdopers met alle kracht hebben uitgesproken. En dewijl nu de S.G.P. zich geheel en onvoorwaardelijk bij het ongewijzigde artikel 36 aansluit, hoe ongerijmd en ongegrond is het dat men — zoals de heer Snieenk in een van zijn geschriften doet — beweert, dat de S.G.P. niet vrij is van doperse smetten.

Het is waar, dat de S.G.P. de leringen van Dr. Kuyper, zoals die onder meer in diens werk „De gemeene Gratie" zijn geleerd en aan het Antirevolutionnaire Program ter grond ligt, niet aanvaardt, maar daarom behoeft men nog waarlijk niet met doperse dwalingen behept te zijn. Evenmin als prof. van Velzen uit Kampen dat was, toen deze tegen, de wijziging van artikel 36 der Nederlandse Geloofsbelijdenis in verzet kwam.

Wie dan ook deze materie beziet, zoals zij waarlijk is, moet ons onomwonden toegeven, dat wij geen woord te veel hebben geschreven, toen wij in de aanvang van dit artikel schreven: „Indien er toch een partij op onze Nederlandse bodem bestaat, v/elke zich zowel in theorie als in t)ractijk vierkant tegenover de doperse theorieën stelt, dan is het wel de S.G.P."

Dit toch kan zonder enige zelfverheffing geheel naar waarheid gezegd worden en dient gezegd te worden om de mond der tegenstanders te snoeren. De S.G.P. toch heeft zich van de beginne van haar wording af in navolging en overeenstemming met onze gereformeerde voorouders tegen de doperse opvattingen ten stelligste gekeerd. Volgens haar liggen er van Godswege dus verplichtingen, ook ten aanzien van het staatkundige leven, op overheid en onderdaan waaraan niemand zich straffeloos kan en mag onttrekken. In deze geldt toch het Woord der Heilige Schrift: „Hetzij dat gijlieden eet, hetzij dat gijlieden drinkt, hetzij dat gijlieden iets anders doet, doet dat alles ter ere Gods.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 mei 1948

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 mei 1948

De Banier | 8 Pagina's