Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor Studie en Leidraad

Haar program van Beginslen.

I.

Dit was wel een uitnemend bewijs van Gods ontferming over (ie gevallen mens, dat hij hem niet heeft - overgelaten aan zijn door de zonde verduisterd verstand. God had aan de mens geen onrecht gedaan als hij hem'gelaten had in de val, waarin hij zichzelf moed-en vry willig gebracht had. Hij had zelfs tegen hem niet het minste onrecht bedreven. als hij hem met de gevallen Engelen in de eeuwige banden der duisternis

besloten had. Doch aanmerkt des Heeren nederbuigende goedheid. Hij heeft alzo met gehandeld. Hij is m weerwil, dat alle vlees zijn weg verdorven had, voortgegaan met Zich te open-^sren.

^" ^^^^ ^^^^^^ "^ ^^ ^^^-^^'^ ^^" .och, die met God wandelde, aan oach, de prediker der, gerechtigeid en aan zo velen meer aan vsde ij zich in de grijze oudheid der erste wereld in Zijn ontfermende unst heeft bekend gemaakt. In het w eslacht der Sethiten werd de kennis I an Gods openbaringen door monde-r inge overlevering van kind tot kind d oortgeplant. H

n latere eeuwen maakte Hij zich w an Israël bekend door zijn Woord H n Wet. d

ij lezen dienaangaade in Ps. 147: d ij maakt J9, cob Zijn woorden be-v kend, Israël Zijne inzettingen en rechten

\eel en velerlei waren Israels vooi'rechten maar dit was het eerste • dat hun de woorden Gods waren toebetrouwd. Dat wa^ zijn voorrecht en rijkdom

Het wist niet alleen van God af uit het boek der schepping, waaruit „aar het woord des Apostels de schepselen verstaan en doorzien beide Zijne eeuwige kracht en.Godde-Hjkheid, opdat zü niet te veron1> schuldigen zouden zijn. Het kon en heeft een hogere sprake mogen beluisteren dan die sprake, waarvan Psalm 19 gewaagt, als zij zegt: „De l-.emelen vertellen Gods eer, het uitspansel verkondigt Zijner handen ^erk. De dag aan de dag stort overvloediglijk sprake uit, en de nacht aan de nacht toont wetenschap. Geen spraak en geen woorden zijn er, waar hun stem niet gehoord wordt, Israël was daarin boven al de volkeren der aarde bijzonder bevoorrecht, dat het bezat het Getuigenis des Heeren. Het had dat Woord, dat de waarheid is. Het had de Wet des Heeren, welke volmaakt is, bekerende de ziel, het getuigenis des Heeren, dat gewis is de slechten wijsheid gevende. Het kende dat Woord, waar-H h t k H v z v d z w n v e e e d van de Psalmist getuigde, dat het een lamp voor zijn voet en een licht op zyn pad was. Onder hen was dat scherpe tweesnijdend zwaard, dat levend en krachtig en tweesnijdender dan enig tweesnijdend zwaard is, en doorgaat tot de verdeling der ziel en des geestes en der samenvoegselen, en des mergs, hetwelk een oordelen der gedachten en der overleggingen des harten is. Hun was geschonken die profetie, welke voortijds niet is voortgebracht door de wil eens mensen, maar welke heilige mensen Gods, van de Heilige Geest gedreven zijnde, hebben gesproken. Zij bezaten dat profetische Woord, dat zeer vast is en als een licht schijnt in een duistere plaats. Alle vlees is als gras, en alle heerlijkheid des mensen is als een bloem van het gras. Het gras is verdord, en zijn bloem is afgevallen. Maar het Woord des Heeren blijft in der eeuwigheid.

Had Israël naar dat Woord, naar Gods Wet en Getuigenis gesproken, welk een dageraad zou het gehad hebben. Had het daarnaar, gesproken en gewandeld, dan zou vrede en barmhartigheid over hen geweest zijn. Had het niet wijs willen zijn boven hetgeen men wijs behoort te zi.in, boven Gods geopenbaard Woord welk een voortreffelijke wijsheid zcu het bezeten hebben.

Doch niet daar ligt ons de val van het door God uitverkoren en zo rijk beweldadigde volk verklaard, dat het Gods wet als wat vreemds geacht en dat het de Heere en Zijn geboden verlaten heeft en zich andere goden naar zijn lust en welgevallen verko-7, en heeft.

Het heeft eerst gehunkerd naar de afgoderij en zedeloosheid der het omringende heidense volkeren; het is hen daarna daarin gevolgd en is ten slotte als een welverdiend loon onder hen in harde slavernij gejcomen.

Is het het Israël van het Westen, Nederland, anders wedervaren? Vertoont diens geschiedenis met die van Israël geen sprekende overeenkomst? Had God Israël eenmaal uit het diensthuis van, Egypte uitgeleid en hen die geen volk waren tot een zelfstandig volk gemaakt, alzo is het ook al met Nederland en diens volk gegaan. Heeft Hij ons niet in de dagen der Hervorming het juk van Spanje en Rome verbroken? Heeft Hij ons niet geleid uit de dienstbaarheid van die twee vreselijke machten? Waren zij niet veel en veel rijker, machtiger en talrijker dan wij? Heeft Hij ons niet door een hoopske verachtelijke Geuzen tot een vrij en zelfstandig volk gemaakt? Wat is de vestiging van het oude Gemeenebest, de stichting van de Republiek der zeven Provinciën anders dan een onder van de almacht van Gods genade? Had God eertijds aan Israels volk een land overvloeiende van melk n honig geschonken en het tot mach^ en aanzien gebracht; hoe treffend vengelijk heeft Hij met ons gehandeld. Het is een wonder Gods, een schier niet te geloven wonder, dat ons kleine landje eenmaal aan de spits aller volkeren heeft gestaan. En toch is het alzo en niet anders geweest. Het is een alom en algemeen erkend historisch feit, dat ons ^volk eenmaal een der eersten, der 'rijksten, der welvarendsten, der ge-'leerdsten van al de volkeren der aar-; de was. Zonk Israël, naar mate het Gods getuigenis versmaadde, in • macht en aanzien zienderoog weg; ook dat is met ons volk evenzeer het geval. Ach, tot welk een lage trap • zonk het weg, toen het hoe langer 'hoe minder naar Gods geboden bestuurd werd, toen het artikel 36 van de aloude Nederlandse Geloofsbelijdenis inwisselde voor de denkbeelden der Franse Revolutie! Het is daarbij zelfs zo ver gekomen, dat, gelijk niemand minder dan de Minister van Financiën, mr. Lieftinck, onlangs verklaard heeft, dat indien Amerika geen financiële hulp geboden had, Nederland bankroet was" geslagen.

X'ergelijk Nederland van de dagen van de gouden eeuw met Nederland van onze dagen en overal valt de vergelijking zeer ten ongunste van Nederland van heden uit. In de gouden eeuw was Nederland machtig, thans machteloos; toen was er ontzag en eerbied voor Nederland, thans handelt men in de Veiligheidsraad met het en zonder het en schrijft men het de wet voor en doet men alsof er gans geen Nederland meer bestaat; toen rijkdopi, thans armoede; toen welvaart onder alle standen des volks, thans ontbering aan zo menig artikel; kortom, toen was Nederland een der allereersten en der allervoornaamsten en thans een der allerlaagsten en allergeringsten onder de volken. Hoe is het toch voor ieder oog bewaarheid, dat wie God verlaat, smart op smart te vrezen heeft en evenzeer dat wie van God afvalt, zeker moet vallen. Dat kan geen staatsmanswijsheid, geen vlijt der burgers, geen inspanning van vereende krachten keren. M^n roepe het volk nog zo vaak als men wil tot eenheid en eendracht op, men ^ai echter ervaren, dat de eenheid en eendracht des volks het kwaad niet kunnen keren, maar wel vermeerderen, indien Gods Woord en Wet" niet aan de eenheid ten grondslag ligt. Men neme nog al zo vele lapmiddelen ter hand, men zette de bekwaamste en meest ervaren staatslieden aan het roer van het schip van de staat, ook dit zal de redding niet brengen, indien er niet op het kompas van Gods getuigenis gevaren wordt.

Wat Israels voorrecht en rijkdom v/as, namelijk dit dat hun de woorden Gods waren toebetrouwd, dat is ook ons voorrecht en rijkdom. Dat behoorde althans, gelijk ook onder Israël, ons voorrecht en rijkdom te zijn. Maar helaas, 't is er verre vandaan, dat de grote massa van-ons volk dit als een uitnemende, onverdiende weldaad beschouwt. Hoe is bij zovelen onder ons volk Gods Woord niet geheel in onbruik geraakt; hoe is het zelfs bij talloos velen in diepe verachting gekomen! De Staatkundig Gereformeerde Partij moet dan ook wel geducht tegen de stroom van onze tijd oproeien, v/aar het als het eerste artikel, dat de grondslag van heel zijn streven en bestaan bepaalt, stelde: „De Staatkundjg-Gerefqrmeerde Partij staat voor de regering van het volk geheel op de grondslag van de in de Heilige Schrift geopenbaarde ordening Gods". •

Wij zullen het in dit artikel hierbij moeten laten, om in een volgend daarop bij leven en welzijn nader in Ie gaan.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juli 1948

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 juli 1948

De Banier | 8 Pagina's