De Beginselen der Siaaikundig Gereformeerde Partij

Voor Stadie en Leidraad

Haar program

III.

Artikel één van het Program der Staatkundig Gereformeerde Partij luidt: „De Staatkundig Gereformeerde Partij staat voor de regering van het volk geheel op de grondslag van de in de Heilige Schrift geopenbaarde ordening Gods".

Daarmede treedt de S.G.P. — wij wensen er in dit artikel nog eens bij zonderlijk de nadruk op te leggen — in het gezegende voetspoor onzer Godvrezende voorvaderen. Daarop hebben wij onze lezers al meermalen gewezen, doch daarop kunnen wij onze lezers nooit genoeg wijzen.

Aan hun gebondenheid en verbondenheid, hun innige verkleefdheid aan Gods Woord, waardoor zij de regering van hun volk geheel op de grondslag van de in de Heilige Schrift geopenbaarde ordening overeenkomstig artikel 36 hunner Geloofsbelijdenis wensten ingesteld te zien, hebben wij als hun nazaten zo veel te danken.

Daaraan hebben wij te danken ons vrij en zelfstandig volksbestaan. Het ontstaan daarvan hebben wij niet te zoeken — gelijk men u dat in de kringen van libertijnen en revolutionnairen zoekt diets te maken —' bij de Batavieren^ Evenmin is dte oorsprong daarvan gelegen — zoals men dat van R.K. zijde wel belieft voor te stellen — in het tijdvak der Middeleeuwen. A h

Neen, neen, dé ure van de geboorte van de vrijwording en zelfstandigheid van ons volk als Nederlandse natie dateert van het jaar, waarin m V onze godvruchtige voorouders door de Heere der heirscharen daartoe bewogen de strijd voor Diens ordinantiën, hun in Zijn Woord geopenbaard, aanbonden.

Geleid door het licht van dat Woord gingen zij de strijd in. Ten volle zich er van bewust, dat de uitspraken van dal Woord hen niet misleiden en in de uitkomst niet teleur zouden stellen, richtten zij vóór alles daarop hun hoop en vertrouwen, wetende, dat zy alzo tegen aller vijanden aanslag wèl beschut waren.

Om dat Woord, opdat het in de kerken rein en zuiver gepredikt, op hun scholen als het beginsel aller wijsheid hun kinderen ingeprent, in hun gezinnen vrijelijk gelezen en in staat en maatschappij de alleenheerschappij zou voeren, hebben zij de strijd aangebonden tegenover een overmachtig Spanje, een strijd, welke naar de mens gesproken, van meet af verloren was.

Tachtig lange en bange jaren hebben zij die strijd gestreden en de offers van goed en bloed er voor gebracht.

Als allerwege de brandstapels tegen hen rookten en de schavotten van het bloed hunner medestrijders en geloofsgenoten dropen, gaven zij nog peen kamp, maar hielden in de vreze Gods de strijd, trots dit alles, manmoedig vol.

Vv''elk een strijd der helden! Ho. 0€ verkreeg alzo menig eenvoudig burgerman een naam, welke eeuwenlang eerbiedig herdacht zou worden! Hoe werd de zwakke tot een held! Hoe bekwam deze te midden van ictok en vlammen moed en stervenskracht, hoe was deze menigmaal te midden van dat alles, door de kracht van Christus, die in hem woonde, meer dan overwinnaar! Hoe werd het bloed der martelaren het zaad dei kerk!

Een handjevol geuzen, smalend bedelaars geheten, mannen weinig in getal en gering in middelen, kleine luyden, wier namen men in de gezelschappen der edelen "en der rijken niet eens kende, vingen de strijd aan en zetten hem onder Oranje voort.

Wat onmogelijk geschenen had, was mogelijk geworden. Het zo en zo veel machtiger en rijker Spanje lag na tachtig jaren geheel uitgeput en verslagen aan hun voeten. "VVelk een gebeurtenis! Welk een overwinning! Welk een kracht was, voor het zover gekomen was, daarbij ontwikkeld.

Het was die kracht, welke onze voorouders, begenadigd met Gods Geest, uit Gods Woord bekomen hadden.

Door diezelfde kracht werd de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën, het oude Gemenebest op de vaste grondslag van Gods Woord en Vet gevestigd. De gouden eeuw van onze volkshistorie was daar!

En dit niet door de intelligentie der wijzen en verstandigen. Zekerlijk, er waren onder hen mannen en vrouwen van grote geleerdheid. Men denke slechts aan Voetius, een geleerde, die om zijn enorme kennis destijds terecht een Europese vermaardheid g< moot. Men roepe zich een Anna Maria Schuurman in het geheugen terug, een vrouw, die reeds in haar jeugdige jaren als een wonder van kennis en geleerdheid werd aangemerkt, zo zelfs, dat van heinde en ver geleerden naar Utrecht togen om met haar kennis te maken. Doch hun geleerdheid heeft onze staatslieden de wijsheid dezer wereld niet bijgebracht, want hun geleerdheid was gevangen genomen onder de gehoorzaamheid van het Evangelie van de Heere Jezus Christus.

Evenmin was Nederlands verbazingv/ekkende grootheid in de eminentie van zijn staatsinrichting gelegen. Deze was weleer zelfs gebrekkig. De staatsmachine werkte traag en uiterst langzaam, werkte veeltijds met horten en stoten. Niet alleen in Friesland ging het er op zijn elf en dertigst naar toe, maar ook gedurig jn het algemene landsbestuur. Provincie stond niet weinig malen tegenover provincie, zodat het algemene landsbelang er danig onder leed. Bovendien klaagde men niet geheel ten onrechte, dat Holland alleen, of Holland verenigd met Zeeland, in het algemeen bestuur der zeven Provinciën tot schade der anderen, te zeer de boventoon voerde.

En toch, in weerwil van dit niet geringe euvel en zo menig ander was het klein volkske van Nederland eenmaal zo groot, zo machtig, zo rijk, zo welvarend, dat het de bewondering en verwondering van heel Europa destijds tot zich getrokken had.

"V'raagt gij naar het geheim en de oorzaak dier ongehoorde grootheid? Waar anders waren die in gelegen dan in de verkleefdheid, de gebondenheid en verbondenheid der vaderen aan Gods getuigenis? Zo lang toch, dit .staat historisch

vast, Gods Woord en Wet bij de vaderen in ere waren, bloeide hun Gemenebest, stond hun Republiek aan de spits der volkeren. En naarmate Gods Geest van hen week en Gods Woord zijn beslag op hen verloor, verloor Nederland ook hoe langer hoe meer zijn aanzien en welvaart en zonk het steeds dieper en dieper weg.

Hoe zeer is Nederland, toen het in Gods wegen wandelde, eenmaal door de Heere beweldadigd en bevoorrecht geweest! Hoe zeer verplicht dit ons jegens de Heere! Hoe zeer heeft elke Nederlander, maar ook wel heel in het bijzonder elke S.G.P.-er dit steeds voor ogen te staan! Deze heeft te allen tijde te bedenken, dat de waarborg voor Nederlands bloei en groei niet gelegen is, hoe belangrijk deze op zichzelf ook mogen zijn, in een welgeordende economie, in een winstgevende scheepvaart, in een welvarende land-en tuinbouw, in een deugdelijke staatsinrichting, en in nog zovele andere soortgelijke, op zichzelf genomen waardevolle dingen, maar in de onderhouding van Gods Woord en Wet door overheid en onderdaan. Alle deze op zichzelf uiterst gewichtvolle objecten kunnen toch geen van alle groeien en bloeien, zo de Heere er Zijn zegen niet op laat rusten. Integendeel, zij zullen alle met de vloek en het oordcel Gods geslagen worden en tot verlamming en ondergang gedoemd zijn, zo de Heere er Zijn zegen aan onttrekt.

Hoe hoog de wereld ook van haar wijsheid moge opgeven, hoe zeer zij d.'^iarop haar verwachting ook stelle, telkens en telkens zal tot haar beschaming bewaarheid worden: „Zo de Heere het huis niet bouwt, tevergeefs arbeiden deszelfs bouwlieden daaraan; zo de Heere de stad niet bewaart, tevergeefs waakt de wachter".

Ijetten wij op deze onbedriegelijke waarheid, hoe welgekozen is dan het eerste artikel van het Staatkundig Gereformeerd Program, waar het belijdt: „De Staatkundig-Gereformeerde Partij staat voor de regering van het volk geheel op de grondslag van de in de Heilige Schrift geopenbaarde ordening Gods".

Het houde zich in de praktijk aan dit artikel.

Het zal haar steeds opnieuw blijken, dat tegen al de waanwijsheid der wereld en tegen al de bedriegelijke beschouwingen van een verwaterd Christendom, tegen de dusgenaamde wetenschap van ongeloof en bijgeloof, het Woord Gods alleen de ware wijsheid biedt. Ontbreekt haar bij enige zaak wijsheid, zij moge zich v^enden tot dat Woord, waarvan koning David getuigde, dat het een licht op zijn pad en een lamp voor zijn voet was. Moge zij al klein in getal, zwak van krachten, zelfs krachteloos en machteloos in zichzelf zijn, zij zal al haar vijanden zegenrijk kunnen weerstaan, indien zij met het wapen van Gods Woord in het strijdperk treedt. Met het „er staat geschreven", weert zij niet alleen alle aanslag, hoe geducht deze ook moge zijn, af, maar verslaat zij alle tegenstanders, hoe velen en hoe machtigen dezen ook mogen zijn. Met Gods Woord als kompas aan boord koerst zij veilig te midden van de branding en fel bewogen golven van onze zo onrustige eeuw. Alsdan zullen geen golven haar overstromen, ook al loopt haar pad door de zee. Gods Woord behoort de S.G.P., gelijk bij Israël, de regel en richtsnoer, de schat en rijkdom voor haar staatkundig beleid te zijn. Daarnaar richte zij zich, daarmede zal zij niet bedrogen uitkomen. Want alle vlees is als gras, en alle heerlijkheid des mensen is als een bloem des velds. Het gras is verdord en zijn bloem is afgevallen. Maar het Woord des Heeren blijft in der eeuwigheid. En weigelukzalig zijn de oprechten van wandel, die in de wet des Heeren gaan. Welgelukzalig zijn zij, die Zijne getuigenissen onderhouden en die Hem van ganser harte zoeken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen