Statistiek aangaande de kerkelijke gezindten in Nederland

Er is weder een statistiek verschenen. En wel één, die zeer velen onzer lezers belang zal inboezemen. Het is uit die oorzaak, dat wij haar dan ook weergeven en er enige nadere beschouwing aan toe zullen voegen. Zij betreft de statistiek aangaande de kerkelijke gezindte in ons land. Gewoonlijlc wordt zulk een statistiek om de tien jaren uitgegeven. Door de oorlogstoestand in 1940 was dit echter niet mogelijk. Daardoor kon er in dat jaar geen telling plaats vinden. Deze heeft eerst in 1947 kunnen plaats vinden.

Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft thans de gegevens van de volkstelling 1947 wat betreft de cijfers aangaande de kerkelijke gezindten uitgemaakt en gepubliceerd. Wij laten dan de officiële statistiek, zoals die door het Centraal Bureau is v/eergegeven, hieronder volgen. Zij geeft ons de verhouding van de kerkelijke gezindten, zoals die op 31 December 1930 en op 31 Mei 1947 was. Zij luidt als volgt:

Kerkelijke gezindten Rooms Katholiek Nederlands Hervormd Gereformeerde Kerken Geref. Kerken (Art. 31 K.O.) Christelijk Geref. Kerken Gereformeerde Gemeenten Oud. Geref. (Jemeenten Evangelisch Luthers Doopsgezind Remonstrants Israëliet Overige kerkelijke gezindten Geen kerkelijke gezindte 31 December 1930 Absoluut 2.890.022 2.737.930 638.372 50.230 41.949 11.638 78.330 62.012 29.719 111.917 138.868 1.144.578 In »/« 36.42 34.50 8.04 0.63 0.53 0.14 0.99 0.78 0.38 1.41 1.75 14.43 31 Mei 1947 Absoluut 3.707.150 2.988.361 674.449 88.440 69.027 88.403 15.704 59.881 67.409 40.059 14.369 174.057 1.641.296 In «/o 38.50 31.03 7.01 0.92 0.72 0.92 0.16 0.62 0.70 0.42 0.15 1.81 17.04

Hierbij valt te constateren de sterke vooruitgang van het aantal personen die tot geen enkele kerkelijke gezindheid meer behoren. Deze categorie ging procentsgewijze van 14.43 tot 17.04 o/o vooruit. Vervolgens Idom het zielenaantal der rooms katholieken in geen geringe mate. In R.K. kan men met een zeker gevoel van trots en verheuging lezen, dat de R.K. in 17 jaren met omstreeks 800.000 zielen zijn vooruitgegaan.

Ook de Gereformeerde Gemeenten, de Christelijk Geref. Kerken en de Oud Gereformeerden wonnen in zielenaantal. Onder hen de Gereformeerde Gemeenten wel verreweg het sterkst. Deze zagen hun zielenaantal meer dan verdubbeld en stegen in procenten van 0.53 op 0.92, terwijl de Chr. Geref. Kerken met bijna 19.000 zielen vooruitging en van 0.63 op 0.72 procent kwam en de 4.000 en van 0.14 tot 0.16 «/o klommen. Voorts gingen ook de overige kerkelijke gezindten, de Doopsgezinden en de Remonstranten — zoals de statistiek uitwijst — de een meer de ander minder vooruit. Achteruit liepen de Nederlands Hervormden, ofschoon in ledenaantal vermeerderd, liepen zij in procenten uitgedrukt sterk achteruit, van 84, 50 op 31, 03, gelijk ook de Israëlieten geducht in aantal gedaald zijn en tegen bijna 112 duizend in 1930 in 1947 maar ruim 14.000 tellen, terw J^ ook de Evangelisch Lutersen nief weinig in aantal verminderden. In deze is het merkwaardig, dat de Geref. Kerken, indien men daar de Geref. Kerk onderhoudende artikel 31 bijtelt, vrijwel op gelijke hoogte gebleven zijn.

De sterkste groei valt waar te nemen voor het getal personen, die opgaven niet tot enig kerkgenootschap te behoren. Hun aantal vermeerderde sinds 1930 met bijna een half millioen. Een veelzeggend teken van on-

Oud Geref. Gemeenten met ruim ze droeve, donkere tijd.

Terwijl de rooms-katholieken in Noord-Brabant op 31 Mei 1947 respectievelijk 89 en 94 procent der bevolking uitmaakten, blijft hun aantal in de drie Noordelijke provincies, Groningen, Friesland en Drenthe beneden de 10 pet. en variëren de percentages in de andere provincies en in de vier grote steden tussen 21 en 38 procent. In absolute cijfers uitgedrukt wonen van de 3.7 millioen rooms-katholieken in ons land 1.7 in Noord-Brabant en Limburg en 2 millioen boven de Moerdijk en in Zeeland.

Personen zonder kerkgenootschap komen het meest voor in Noord-Holland (34 pet.) en verder in Groningen (27 pet.), Friesland 23 pet. en in ZuidHolland 21 pet, terwijl Gelderland en Zeeland, elk met 7 procent, in deze d^ laagste cijfers vertonen. ^'at de vier grootste gemeenten van cns land aangaat behoort in Amsterdam 45 pet. der bevolking niet meer tot enig kerkgenootschap, terwijl in Rotterdam en Den Haag het percentege dezer groep wel belangrijk lager is, maar toch nog respectievelijk 31 en 27 procent bedraagt. In Utrecht daarentegen gaat het procent slechts weinig boven het Rijksgemiddelde uit. Het bedraagt in die stad 18 procent, terwijl het Rijksgemiddelde 17 procent is.

2yn er in de statistiek opgaven, weitot verheuging strekken, er zijn er vooral niet minder, welke alle aanleiding tot verontrusting en bedroefdheid bieden. Wij kunnen toch uit de gegeven statistiek waarnemen, dat ons volk voor een zeer groot deel hoe langer hoe meer in ongeloof en bijgeloof wegzakt. En dit is wel allerbedroevendst. Dit moet een ieder, die ook nog maar enige achting voor Gods Woord en enige liefde en belangstelling voor het Nederlandse volk heeft, wel met smart en ongerustheid voor de toekomst vervullen.

Uit de statistiek blijkt, dat de Heere wat ons volk in zijn geheel betreft, hoe langer hoe meer met Zijn Geest gaat wijken. Eenmaal heeft de Heere — en dit maakt de zaak nog zo veel te erger — daaronder met Zijn Geest in zo rijke mate gewoond, maar thans, waar alle oorzaak voor is, wijkt de Heere onder ons, hetgeen Nederland wel in het bijzonder tot een arm land maakt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen