Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een leerstoel voor de Homoeopathie en Anti-vivisectle

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een leerstoel voor de Homoeopathie en Anti-vivisectle

28 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE TWEEDE KAMER

Rede Ds. Zandt

Bij de begroting, welke het Hoger Onderwijs aangaat, richtte Ds. Zandt tot de Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen het verzoek om een leerstoel voor het onderwijs in de homoeopatische en anti-vivisectische geneeskunde aan één der Rijksuniversiteiten te willen instellen. Hij deed zulks in een gedocumenteerde redevoering, er op wijzende, dat dewijl voor tal van takken van wetenschap aan onze Universiteiten leerstoelen bestaan het grotelijks onrecht is, als er geen leerstoel voor de Homoeopathie en anti-vivisectie wordt toegestaan, te meer niet, waar deze in het buitenland aan de Universitaire Inrichtingen wel zijn. Dit onrecht wordt nog zoveel te grievender, dewijl men van Anti-vivisectische en mogelijk ook wel van Homoeopatische zijde deze leerstoel geheel zelf wil bekostigen. Daarbij komt nog, wat het bepleiten van de leerstoel voor Ds. Zandt en elke tegenstander van de vaccinatie nog zoveel te aantrekkelijker maakt, dat de anti-vivisectische geneeskunde zich met alle beslistheid tegen het gebruik van vaccins en serums keert en zegt, dat zij op geheel wetenschappelijke gronden het schadelijke van de vaccinatie vermag aan te tonen.

Dat die leerstoel echter de officiële wetenschap van onze dagen allerminst naar de zin is, blijkt maar al te zeer. Ook uit het antwoord, dat de Minister Ds. Zandt in eerste instantie op diens rede gaf, waar hij zich bij zijn aanvankelijk afwijzende houding jegens het door Ds. Zandt tot hem gerichte verzoek op een document van de (Gezondheidsraad beriep, waaruit bleek, dat deze in meerderheid tegen het instellen van een leerstoel der Homoeopathie en anti-vivisectie geadviseerd had. Ook bracht de Minister bij diens beantwoording nog een onderhoud in het geding, dat zijn vertegenwoordiger namens hem met het bestuur van de Anti-Vivisectische Stichting had gehad. Daarover kon Ds. Zandt, zoals hij in repliek terecht opmerkte, niet oordelen, daarom legde hij zijn vraag bij die gelegenheid nogmaals aan de Minister voor, namelijk, of deze bereid was de Anti-Vivisectische Stichting de gelegenheid te geven om geheel voor eigen kosten een leerstoel in de anti-vivisectische en homoeopatische geneeskunde aan een onzer Universiteiten te doen oprichten.

Doch alvorens daarop thans nader in te gaan, — wij komen op de repliekrede van Ds. Zandt en het antwoord, dat de Minister hem daarop gaf nog nader terug — moeten ons nog een paar korte opmerkingen over de rede zelf uit de pen.

Eerst dan dit , dat het een ware zegen zou zijn, indien de homoeopatische en anti-vivisectische geneeskundige wetenschap er toe mochten bijdragen, dat het tot een algehele afschaffing van de vaccinatie kwam. Hoeveel ellende hebben de tegenstanders daarvan al niet ondervonden! In vroegere jaren, toen geen kind ter school mocht gaan, of het befaamde pokkenbriefje moest worden kunnen getoond! Welk een ware tyrannie heeft er toen op dat gebied geheerst! Hoe vele kinderen zijn ten gevolge van de inenting al niet gestorven, daardoor als het ware de dood ingedreven ! In de tegenwoordige tijd, waarin onder meer zo vele militairen er allerlei narigheid van ondervonden hebben, vooral de militairen in Indië. Hoe zijn velen hunner bij weigering van inenting op allerlei wijz.q geplaagd en gesard, lastig gevallen, en om nu maar niet van nog al ergere dingen te spreken, met scheldwoorden overladen! Hoe is zelfs de vrijheid van het geweten daarbij niet ontzien! Kort geleden nog werd in Amsterdam een militair, dewijl hij om des gewetenswille weigerde zich te laten inenten, ettelijke dagen van zijn vrijheid beroofd. Slechts door toedoen van de Kamerleden van de S.G.P., die, na met het geval in kennis gesteld te zijn, zich direct met hun beklag tot de Minister gewend hebben, is hij weder in vrijheid gesteld. En hoe zijn er nu weder — in de rede van Ds. Zandt wordt daarvan een voorbeeld gegeven — slachtoffers van de vaccinatie gevallen! Inderdaad, het zou geen klein voorrecht zijn, indien de homoeopatie en de anti-vivisectie er toe mochten medewerken, dat er voor goed een einde aan de inentingswoede kwam, die men zelfs heden ten dage nog op het vee wil gaan luchten. Voorts zouden stellig duizenden en

duizenden dieren er wel bij varen, indien het bleek, dat deze geneeskunde het bij het rechte einde heeft, als zij zegt en zelfs beweert op wetenschappelijke gronden te kunnen aantonen, dat de huidige officiële medische wetenschap met haar proeven op de dieren en het gebruik van vaccin en serum zich op een dwaalspoor bevindt.

Hierbij zullen wij het althans ter toelichting van de rede van Ds. Zandt — wij komen op diens repliekrede nog nader terug — thans laten. Wij achten haar hiermde voldoende toegelicht en laten die hier in haar geheel volgen. Ds. Zandt sprak als volgt:

Mijnheer de Voorzitter! In het Voorlopig Verslag staat onder meer te lezen:

„Zo werd aangedrongen op het stichten van een leerstoel voor de homoeopathic aan ten minste één der Rijksuniversiteiten. Er werd op gewezen, dat velen onder ons volk voorstanders zijn van de homoeopathic, onder wie vele artsen, en men begreep niet, waarom de Minister zich tegen een dergelijke leerstoel blijft verzetten, terwijl deze in het buitenland wel bestaat. Enkele leden bepleitten voorts het nistellen van leerstoelen voor de anti-vivisectie en de natuurgeneeskunde."

Op de tot Zijne Excellentie gerichte vragen heeft deze in zijn Memorie van Antwoord het navolgende geantwoord :

„Van ondergetekende is instelling van leerstoelen in de homoeopathic, voor de anti-vivisectie en in de natuurgeneeswijze niet te verwachten. Wel is hij van oordeel, dat geleerden, wier opvattingen op deze gebieden afwijken van hetgeen in de medische faculteiten van de Nederlandse universiteiten in het algemeen wordt gedoceerd, bij de benoeming tot hoogleraar niet noodzakelijk behoeven te worden geweerd."

Mijnheer de Voorzitter!

Deze aandrang

is van onze zijde uitgegaan. Vandaar is het dan ook, dat wij bij de mondelinge behandeling van deze begroting daarop nog nader terugkomen. Het antwoord van de Minister heeft ons niet minder teleurgesteld dan bevreemd. En dit om verschillende redenen. In het bescheid, dat de geachte bewindsman ons gaf, wordt verklaard, dat

de officiële medische wetenschap

de opvattingen van de voorstanders der homoeopathie en de anti-vivisectie in het algemeen niet doceert. De Minister zegt: in het algemeen. Hij had gerust kunnen zeggen, dat geen enkele hoogleraar aan enige universiteit zulks doet, anders zouden degenen, die reeds bij herhaling zich tot de Regering, inzonderheid tot de bij deze materie in het bijzonder betrokken Ministers gewend hebben, niet met 'n hernieuwd verzoek bij deze Minister om een leerstoel gevraagd hebben. Degenen, uit wiens naam wij het verzoek tot de Minister richten, zijn uiterst bescheiden. Zij vragen, hoewel zij gaarne begrijpelijkerwijs meer zouden hebben, slechts om

één leerstoel

aan onze universiteiten. Een bescheidenheid, welke de Minister stellig zal hebben te waarderen en welke hem er des te gereder toe had moeten doen overgaan om het verzoek in te willigen. Dit te meer, dewijl de voorstanders der anti-vivisectie, met nam, e de bestuursleden van de Ant? -Vivisectie-Stichting, zetel Stadhouderslaan 27, Den Haag, mij verklaard hebben, dat zij desnoods geno(egen zouden nem.en met de instelling van een bijzondere leerstoel, waarvoor de genoemde stichting

bereid is al de daaraan verbonden kosten zelf te betalen.

Ik vermoed, dat dit ook wel het geval zal zijn met de homoeopathen. Ik kan de Minister te dier zake echter geen voldoende zekerheid verschaffen, dewijl ik vanwege mijn vele bezigheden met betrekking tot het ontwerp van wet betreffende de overdracht der souvereiniteit over Indonesië geen overleg met hen te dezer zake heb kunnen plegen. Om terug te komen op degenen, die om een leerstoel hebben gevraagd, wie zijn zij eigenlijk? Zijn zij

analphabeien

of weinig meer dan dat? Mocht de geachte bewindsman dit niet weten, hetgeen ik niet veronderstel, dan moge het hem gezegd zijn, dat zich zowel onder de voorstanders der homoeopathie, alsook onder die van de anti-vivisectie in ons land, doctoren, arten, meesters in de rechten, literatoren en vele andere bestudeerde personen bevinden. In het buitenland is dit stellig niet minder het geval. Daar is onder hen onder meer een Hongaarse professor, die zowel een verklaarde voorstander van de homoeopathie als een beslist tegenstander van de vivisectie is. Uit dat oogpunt bezien, is er dan ook alle reden, dat de Minister hun verzoek inwilligt, dewijl het hier toch een klasse van personen geldt, van wie men met alle reden veronderstellen mag, dat zij terdege weten wat zij vragen en dat zij voor hun gedaan verzoek gegronde redenen hebben. Nogmaals de vraag stellende,

wie de personen zijn,

die zich in dezen tot de Minister gewend hebben, wil ik aangaande hen opmerken, dat zij allerminst onder degenen gerekend mogen worden, die, nogal meer dan thans geschiedt, begeren, dat dieren misbruikt zullen worden. Was dit het geval, dat zij er voorstanders van-waren, dat nogal meer duizenden en duizenden dieren onder het mes van de onderzoeker, met of zonder narcose, gemai-teld, opengesneden, in de dood gedreven zouden worden hun de doodsangst op het lijf gejaagd zou worden, dan nu reeds het geval is, wij zouden voor nog zoveel hun verzoek niet willen bepleiten. Doch alzo is het nu juist niet gesteld. Integendeel, deze categorie van mensen komt daartegen scherp in verzet. Zeer velen hunner, ik geef het toe, ofschoon niet allen, uit humanistische overwegingen. Ik wil hierbij nadrukkejlijk opmerken, dat dit verzet

tegen misbruik of marteling

van enig dier allerminst tegen de uitspraken van Gods Woord inloopt. Het tegenovergestelde is het geval. Degenen, die opkomen tegen het misbruik of de marteling van enig dier, hebben heel de Heilige Schrift aan hun zijde. Ter bevestiging van deze uitspraak zou ik tal van bewijzen uit de Bijbel kunnen bijbrengen. Ik wil uit de vele, welke mij ten dienste staan slechts één aanhalen, en wel deze: de dorsende os zult gij niet muilbanden. Deze woorden vind ik alleen reeds voldoende bewijs daarvoor dat Gods Woord een ieder mens, niet alleen ten strengste verbiedt om jegens de dieren enig misbruik en marteling te plegen, maar ook gebiedt om hen uitermate goed te behandelen. Mijnheer de Voorzitter! Het is in het bijzonder

op deze grond,

dat ik thans met myn rede het tot de Minister gerichte verzoek ter inwilliging krachtig wens te ondersteunen. De voorstanders der anti-vivisectische geneeskunde toch keren zich ten scherpste tegen het gebruik en misbruik van de dieren in de uitoefening van de medische wetenschap. Zij zijn van oordeel, en hun aantal neemt ook in de wetenschappelijke wereld toe, dat de medische wetenschap zich met het gebruik van vaccin en serum juist op een doolweg bevindt en dat de gevolgen daarvan uiterst schadelijk voor de gezondheid der mensheid zijn. Doch daarover wens ik thans niet uitvoerig te handelen, maar zal daarover, bij leven en welzijn, hetzij dit jaar, hetzij een volgend, spreken bij de behandeling van het hoofdstuk Sociale Zaken, waaronder de volksgezondheid ressorteert en waarbij dat deel van het vraagstuk meer op zijn plaats is. Ik handel heden meer bepaaldelijk

over de wetenschappelijke kant

van het vraagstuk. En daarmede voortgaande, vestig ik er nadrukkelijk de aandacht op, dat het wel zeer merkwaardig is, dat de doctoren, dokters en artsen, die thans de homoeopatische of de anti-vivisectische geneeskunde voorstaan en beoefenen, allen tijdens hun verblijf aan de academie — de Minister heeft dat in zijn antwoord zelf toegegeven — onderwezen zijn door de hoogleraren, die noch van de ene, noch van de andere van deze twee methoden van beoefening der geneeskunde iets moesten hebben. Sommigen hunner waren er zelfs zo zeer tegen gekant, dat, naar een homoeopatisch geneesheer riiij ten stelligste verzekerde, een zeker medisch hoogleraar een student, hoe geleerd, kundig en weivoorbereid deze voor zijn artsexamen ook mocht zijn, bij dat xamen zeker liet zaken, als hij er maar de reuk van kreeg, dat deze student de homoeopatische geneeswijze was toegedaan, Mijnheer de Voorzitter! Hierbij ben ik dan als vanzelf aangeland bij een uiterst gewichtig punt, en wel bij de

zogenaamde officiële ivetenschaji.

Ik bepaal mij hierbij tot de wetenschappelijke zijde van dit vraagstuk, Ik zal hierbij bezwaren van religieuze aard geheel buiten beschouwing laten. Bracht ik die naar voren, dam zou ik tegen de officiële wetenschapi nog heel wat meer bezwaren te berde] kunnen brengen.

De officiële wetenschap, heeft zich in de loop der eeuwen maar al te dik-j werf en al te vast op het voetstultf gesteld, dat zij de wetenschap en aU Ie wijsheid in pacht had, en deswegef elk, difc haar dat betwistte, niet alleen als een ten enenmale onweten-1 schappelijk man neergezet, maar oo gepoogd heeft hem met allerlei middelen, ook die van beschimping en bespotting, het zwijgen op te leggen. Ik denk, voor zover het de klassieke, wereld betreft, aan Socrates en, wat] de Christelijke wetenschap aangaat, aan de felle tegenstand, ja bittere] vervolging ten dode toe, welke deze! eenmaal van een destijds geijkte wetenschap en de achter haar staande macht van de heidense wereld heeft ondervonden. En ook in het eigen land zijn daarvan sprekende voorbeelden te over. Ik herinner aan de behandeling, welke Bilderdijk, Da Costa, dr. de Capadose, en, maar niet meer te noemen. om er

mr. Groen van Prinsterer

van de officiële wetenschap ten deel is gevallen; hoe de officiële wetenschap voor hen de poort onvoorwaardelijk sloot, zodat zij nooit ofte nimmer tijdens heel hun leven voor de benoeming van hoogleraar in aan merking kwamen, maar wel personen, die de officiële tijdgeest diei dagen huldigden, die, wat wetenf schappelijke kennis betreft, niet toti hun enkels konden reiken. En daar is het niet bij gebleven. Meermalei werden zij en die met hen een zelfd^ opvatting, hetzij ten aanzien vaij godsdienst, hetzij ten aanzien vai; wetenschap, deelden, met allerlei schimp- en smaadredenen overladen, Zij zijn immers beschimpt en gej honod als de mannen van de achter-, hoek, m

als de mannen van de j nachtschtê

als nachtuilen, duisterlingen en zelfs als aterlingen, als degenen, die nie| waard waren te leven in zulk een ver-[ lichte eeuw als waarin de officië» wetenschap waande te leven en desl wege ook geen ambt of betrekking, ï allerminst een hoogleraarsbenoe-f ming, maar niet anders dan de diep ste minachting verdienden. Het heeft eenmaal als het ware schimp- et! smaadwoorden geregend over dil hoofden van de tegenstanders van 4* officiële wetenschap, als benepen clei ricalen, verstokte, enghartige, onverjl beterlijke stijfkoppen en nogal zovee meer, die men maar voor het oprai pen heeft en waarbij men nog nieljf eens heeft te bukken, zoals degenew nog moeten doen, die schelpen aati het strand der zee met hun handei oprapen. Onder andere vorm en beraming ondergaan

de voorstanders van de homoeopathie en de anti-vivisectie

thans hetzelfde lot. Door zeer velen uit de vi^ereld van de officiële wetenschap worden dezen thans met het verachtelijke woord „kwakzalver" betiteld. Dit geschiedt hier te lande. Nog te ergerlijker is dat bedrijf, als men bedenkt, dat dit gedaan wordt door de volgelingen van de officiële school. Waaraan, vraag ik, hebben dezen het recht ontleend om de dokters, en artsen, die de homoeopathie of anti-vivisectie voorstaan.

als een soort duisterlingen nachtuilen en

Lger te zetten? Dezen hebben toch eenmaal met hen op dezelfde collegebanken gezeten, dezelfde universi taire opleiding genoten, dezelfde exaens afgelegd en dezelfde diploma's ehaald, terwijl sommigen hunner ich bovendien nog de moeite hebben egeven en de kosten hebben geproost om hun medische kennis aan |een buitenlandse universiteit te verïneerderen; ook al aan een buiten- |aiidse hogeschool, waaraan, in teenstelling met de onze, wel onderijs in homoeopatische en anti-vivi- ; ectische geneeskunde wordt gegejen. Verdienen zulke mensen de naam

van kwakzalvers?

et is er verre vandaan, maar toch orden zij met die benaming maar «ebrandmerkt. Dit is wel zeer teke- -rgjj(j_ jjg^ jg jmmer een slecht teken r eestal een bewijs van onvermogen m zijn tegenstanders met deugdelijk erweer te woord te kunnen staan. Is men hen met smaad en schimpcheuten bestrijdt en te lijf gaat om en af te maken en men zich zo- i oende waant van hen ook werkelijk afgemaakt te hebben. Men kan er ^i'Üwel vast staat op maken, dat degenen, die zich op zulk een lage en anwaardige wijze van hun tegenstanders zoeken af te maken, aan het ^^^^ ^^ïi hun latijn zijn gekomen, Mijnheer de Voorzitter! Aan zulk een methode van bestrijding maken de aanhangers van de officiële wetenschap zich maar al te vaak schuldig, ^n dit is te ergerlijker, daar tegen ^® zogenaamde officiële wetenschap tf o^h niet gegronde redenen heel wat ff^ugdelijke argumenten vallen in te |ri"6ngen, ook van humanistische zij­ *e. Ik breng daarbij

il Kant en Hegel

il if ^^ sprake, die het tekort en te smal f^n loutere vakkennis in het bijzon- -r^ï" en in het algemeen van de of fil'^'e wetenschap hebben aangetoond. ; |k beroep mij hierbij op Heine, die 'jf eer terecht de arrogantie van deze e^enschai) om menige plaats in zijn peschriften aan de kaak heeft gesmeld. Ik herinner mij hoe ten onzent ||)rof. Bolland op menige van zijn col- -ieges eveneens met gegronde bewijpen de officiële wetenschap als een, ie in ware kennis en wetenschap eerlijk te kort schoot, heeft tentoonesteld. Mij heugt een boek, uit het uits vertaald, dat ik gelezen heb, (|j | p i f i l ' tll-vaarvan de titel mij op het ogenblik ii|'|iiet in het geheugen wil schieten, dat en scherp vonnis velde over de offiiële wetenschap, zoals die aan menie Duitse academie in zwang was. ort samengevat, komt de inhoud aarop neer, dat aan vele dier inrichingen een sterk nepotisme heerste; o zelfs, dat, als grootvader professor '^as, de zoon professor was en de ieinzoon in de wieg reeds professor in spé was. Benevens dit nepotisme randmerkte het boek het, dat er aan die universiteiten zulk een ergerlijke hielenlikkerij was. Dat men zich het best van een hoogleraarsambt of van een goede betrekking in de weten schappelijke wereld kon verzekeren, als men de professoren de hielen likte en hen maar napraatte, a e z m w

Wat de napraterij betreft, v

h heugt mij nog als de dag van gisteren, dat het mij in mijn studententijd overkomen is, dat een drietal studenten op een zekere middag bij mij de kamer opliep. Het eerste, dat zij zeiden, was: je bent toch niet wetenschappelijk, je bent vanmiddag weer niet op college geweest. Dat ik niet wetenschappelijk ben, kan zijn, antwoordde ik hun, maar laat ik eens een onderzoek mogen instellen naar jullie wetenschappelijkheid en vooral naar die van jullie professor. Waar heeft deze het vanmiddag over gehad? Zij noemden, mij het onderwerp. Ik haalde een boek van een Duitse hoo7ëraar^m't7; 'kasTz; chth^t"; 7derwerp op, waarover de Nederlandse professor op het college gehandeld had, las daarna hun voor, wat de Duitse professor daarover geschreven had, waarop de studenten moesten bekennen, dat hun professor bijna woordelijk en letterlijk naverteld had hetgeen de Duitse professor had geschreven. Te ernstiger is deze zaak, dewijl — mij is het niet ten deel gevallen — tal van studenten

bij hun examen met 3 of 6 maanden

werden afgewezen, en dat voor een wetenschap, die na 25 jaar reeds gebleken is geen wetenschap te zijn. Heel die officiële wetenschap berustte, goed en wel bezien, op een paar hypotheses. Dat waren de pilaren, waarop heel het gebouw van die z.g. hoog verheven wetenschap rustte. Vielen die weg, dan zakte heel het gebouw met één slag in puin ter neer Maar wee degene, wie de ogen voor die pilaren waren opengegaan en deswege die officiële wetenschap niet kon aanvaarden. Hem werd het etiket „onwetenschappelijk" wis en zeker op de rug geplakt.

In verband hiermede wil ik iets anders aangaande die officiële wetenschap in het midden brengen. Het geviel mij niet lang geleden, dat ik in de trein in gesprek kwam met een voorstander van de officiële medische wetenschap, waarbij hij zwoer. Ik bracht daartegenin uitspraken

van de Heilige Schrift,

die ons getufgen van de verduistering van het menselijk verstand. Het was tevergeefs. Hij sloeg er totaal geen acht op, luisterde er zelfs met een zekere kennelijke minachting naar, gelijk men dat van zulke in eigen oog hoog wetenschappelijke mensen doorgaans te wachten heeft. Ik voerde aan uitspraken van Plato, Hegel, Kant, Bolland en nog anderen, die mij in Hnt o-pc^nrek te binnen schoten Het was a^ Setzeer nutteloos^ S Het slotte was vroeg al evenzeer ik hem of nutteloos, hij dan mis­ ien schien niet behoorde bij dat geslacht van geleerden, die zeggen: mijn wetenschap is de wetenschap, hetgeen hij bevestigend beantwoordde. Ja, Mijnheer de Voorzitter, onder degenen, die voorstanders zijn van de officiële wetenschap, ook onder die van de medische, zijn er ook velen, die zeggen:

Mijn wetenschap is dè wetenschap. Ik zeg: gelukkig niet allen. Ik wens llerminst over het hoofd te zien, dat r onder hen bekwame geleerden zijn, al zijn zij vaak helaas alleen maar vakgeleerden. Ook dan nog wens ik allerminst enige blaam of verdenking op hen te werpen, maar dit neemt niet weg, dat er ten onzent al sedert jaren onder de mannen van de officiële wetenschap een zekere v/etenschappelijke dwang bestaat, die er op uit is om alles, wat tegen hun wetenschappelijke opvattingen ingaat, het zwijgen op te leggen en die slechts als wetenschap erkend wil hebben wat het best aangeduid wordt met de woorden: Mijn wetenschap is dè wetenschap. Mijnheer de Voorzitter! Dat zegt w

men ook in Sovjet-Rusland,

waarin geen andere wetenschap geduld wordt dan de empirische, materialistische wetenschap. Al het andere wordt er desnoods, zo het niet anders kan, te vuur en te zwaard vervolgd. Al worden de tegenstanders van de officiële geneeskunde hier te la~nde"dan'nTe"tte°vuu77n"te zwaard vervolgd , zij worden op allerlei wij ze tegengestaan, ja, zelfs worden hun namen en werken geheel bij het officiële onderwijs verzwegen. Het was

dr. De Visser

de oud-Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, die zich daarover eens tegenover mij bitter beklaagde en tot mij zeide: ik kan het mijn hoogleraren maar nauwelijks vergeven, dat zij mij niet in kennis gebracht hebben met een zo hoogst geleerd man als Voetius was. Het was

mr. de Savomin Lohman

bet vroegere Tweede Kamerlid, in wiens ., , geschriften ^, j 1 ik X ^^"^ - , S'^'^^f" heb, dat vele studenten aan de academie bij het officiële onderwijs grotehjks schade belopen hebben ten aanzien , , .., van, hun, karakter, , . hun oorspron- , ^^^^lijke talenten en m nogal zovele andere opzichten meer. Het staat ^^f*' dat daar, waar de zon schijnt, '^? ^ ^^^y^/chaduw is, maar ten aan- ^^^^ ^f" j j^!.^ wetenschap kan gezegd worden, dat er met alleen zon ^" schaduw, maar ook op sommige P™*en duisternis, grote duisternis, f^^^ ^fi ^^f\^^^ Egyptische duis- ^^^^^^ heerst. Dit is het geval, als zij ^", ^^..1" schimp- ^^" en smaadredenen .'!!ll'".n!^°°^.^^"? *.? i zoekt "^^l af te maken, als zij alles maar wil smoren, ten onder wil drukken, naar de doofpot of de prullenmand verwijst, wat zich tegen haar kant. Een voorbeeld daarvan ga ik thans geven. Het officieel medisch orgaan in Nederland, het

„Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde",

is geblokkeerd voor artikelen, welke kunnen wijzen op de waarde van niet officiële geneeskunde, onder andere de homoeopathie, terwijl er reeds vóór de oorlog, onder meer m Duits- [^e' onTefaSreTe^BSli^rrren" ' °"^^^ anaere te jsenijn, waren ^^ Koninklijke familie in Engeland ^^^^^ ^^^ ^^^^^^^ ^^^ homoeopaath, met name dr. Weir. Wij zullen op de geneeskundige kant van deze zaak thans niet diep ingaan, daar deze — zoals reeds tevoren door - mij opgemerkt is — beter bij het hoofdstuk van Sociale Zaken besproken kan worden. Nochtans wensen wij er nu airede iets van te zéggen. Mijnheer de Voorzitter! Al bepleiten wij de instelling van leerstoelen voor

omoeopathie en anti-vivisectie uit het oogpunt van recht,

ij doen dat toch uit dat oogpunt niet alleen. Oordelen wij, dat, terwijl er voor allerlei takken van wetenschap bijzondere leerstoelen worden toegelaten, het.een onrecht zou zijn als de oprichting daarvan ten aanzien van homoeopathie en anti-vivisectie van Regeringswijze wordt afgewe zen, er is ook nog een andere reden, waarom wij het krachtig bepleiten. dat aan laatstgenoemde geneeskunde één of meer leerstoelen zullen worden toegekend. De anti-vivisectie verzet zich met alle beslistheid

. • ^7 •

^^«'^'^ «^^'^ ^'* vaccin-therapte. Zij kant zich tegen de vaccinatie. De inenting is in het desbetreffend Koninklijk besluit van 7 September 1814 een onschatbaar geschenk van de Voorzienigheid genoemd. In de Indische resolutie van 1821 werd de koepokinenting een onfeilbaar middel tegen de kinderpokken genoemd. De hoogleraar Van der Breggen zei zelfs, dat de dag van 14 Mei 1796, waarop Jenner zijn vaccinatie in de ^^"\ ^^" onfeilbaar geneesmiddel had verheven.

een heilige dag

was. Zo werden door die professor de dagen, waarop een heilige vereerd moet worden, met één vermeerderd. De uitkomst heeft echter gans anders geleerd.

Bilderdijk en de Capadose

n allen, die zich tegen de vaccinatie esteld hebben, alsook lord Byron, de bekende Engelse dichter en letterundige, die de vaccinatie ten sterkte veroordeeld heeft en gezegd heeft, dat deze gezondheid - en lichaamverwoestend was, zijn tegenover de vaccine-aanbidders volkomen in het gelijk gesteld. Het heeft wel zeer lang geduurd alvorens het zover gekomen i^ j^aar het is toch zover gekomen, De vaccinewet, waarbij verplicht ^^^d, dat geen kind ter school mocht g^an, dat geen pokkenbriefje kon tonen, werd in 1928 geschorst. Het kon niet langer zo. De onfeilbare, zelfs heilig verklaarde vaccinatie maakte „.^....„..^. slachtoffer „^ op „._., .. slachtoffer onder de ingeente kinderen. Tal van kinderen zijn door de inenting de dood ingedreven. En dit ten gevolge ^an de officiële medische wetenschap, die in weerwil van die ontzettende feiten de vaccinatie nog niet prijs ^il geven, hoewel er al weer slachtoffers van de vaccinatie aan te wijzen zijn. Om er één van te noemen: Nog onlangs werd te Vlissingen

een jonge man van 19 jaar,

een enige - zoon, ingeënt, die kort nadien ten gevolge der vaccinatie onder de hevigste pijnen gestorven is. In stede van dat men de inenting eindelijk eens vaarwel gaat zeggen, dreigt er zelfs groot gevaar, dat men die op het vee wil gaan toepassen, Zelfs wordt er al van zekere zijde gedreigd, dat, indien de veehouders zich aan die intening niet willen onderwerpen, hun het vee zal worden ^f^»r^\d°- ^^ beslag op te leggen. Ja, ook zijn er personen beboet. omdat zij een overeenkomst niet blindelings willen ondertekenen, waarvan zij niet weten, wat deze eigenlijk inhoudt. Zij weten toch bij de ondertekening in de verste verte „iet, waarvoor zij kunnen komen te staan, mogelijk zelfs voor het geval yan verplichte inenting.

immu- Tegen die zogenaamde nisering

komt de anti-vivisectische wetenschap met alle kracht op. Zij beweert, dat deze immunisering tegen diverse ziekten uitgegroeid is tot een ware cultus. Volgens haar wordt het aantal ziekten, waartegen immunisatie wordt aanbevolen en gepropageerd, steeds groter en de tijdsduur, gedurende welke deze immunisaties werken , steeds korter en steeds talrijker de schadelijke nevenwerkingen van de immunisatiemiddelen, die aan de dag treden, en dat zelfs vaak geruime tijd na de toediening daarvan. Deze wetenschap ziet dan ook in dit telkens door inenting inbrengen van diverse gifstoffen een ernstig gevaar voor de volksgezondheid. Zij wijst er terecht op, daarin door talloze feiten gestaafd en gerechtvaardigd, dat op deze immuniseringen nimmer te vertrouwen valt.

De Voorzitter: Mag ik de geachte afgevaardigde er op wijzen, dat de gehele zaak van de vaccinatie niet behandeld is in de stukken en dat zij meer speciaal hetzij bij Binnenlandse Zaken, hetzij bij Sociale Zaken aan de orde komt? U heeft een aanloop genomen door een aanval te doen op de wetenschap, maar daarmede is een basis voor een debat met deze Minister in het geheel niet gelegd. U bent langs onnaspeurlijke wegen via de wetenschap op de vaccinatie gekomen. Gij hebt in de afdelingen blijkbaar over uw onderwerp gezwegen. U hebt uw beschouwingen niet in het Voorlopig Verslag doen opnemen.

Ds. Zandt: Ik heb de vaccinatie hierbij te berde gebracht om daarmede het verzoek om een leerstoel te bepleiten en kracht bij te zetten. Dat verzoek is in het Voorlopig Verslag wel degelijk opgenomen.

De Voorzitter: Een debat daarover komt bij dit begrotingshoofdstuk niet tot zijn recht.

Ds. Zandt: Ik mag toch wel over de vaccinatie spreken om het verzoek voor inwilliging des te aannemelijker te maken?

De Voorzitter: Maar niet hier. Ik verzoek u dit deel van uw rede thans op te bergen; dan kunt u dit a.s. Donderdag bij de behandeling van de begroting van Sociale Zaken weer te voorschijn halen. •»

Ds. Zandt: Ik zou over de vaccinatie toch wel iets willen zeggen, Mijnheer de Voorzitter!

De Voorzitter: U kunt debatteren met de Minister, maar niet met mij. Slaat u nu dit deel van uw rede over en bespreekt u thans het volgende onderwerp.

Ds. Zandt: Dan zullen wij bij een andere gelegenheid, mogelijk Donderdag a.s., hierop terugkomen en dan wensen wij, ten einde ons volk wakker te schudden, met meer bewijzen te komen om aan te tonen hoe schadelijk de vaccinatie is. Mijnheer de Voorzitter! Al hetgeen wij in deze rede te berde gebracht hebben, geeft

ons volle vrijmoedigheid

om tenslotte met sterke aandrang bij de Minister te bepleiten het instellen van één of meer leerstoelen voor de . homoeopathie en de vivisectievrije geneeskunde. Het zou zeer vele warme voorstanders van de homoeopathie en besliste tegenstanders van de vivisectie een reden van zeer grote vreugde zijn, indien Zijne Excellentie tot instelling daarvan kon overgaan. Bovendien zou

aan duizenden den dieren en duizen-^ martelingen en ontzettend gruwelijk lijden worden bespaard, indien de uitkomst uitwijst, dat de anti-vivisectie het bij het rechte einde heeft. Mijnheer de Voorzitter! Het antwoord van de Minister heeft ons zeer teleurgesteld. Het komt in feite toch, daarop neer, dat, zolang de toonaangevende medische wetenschap aan het woord blijft en zij aan de hogescholen het heft in handen heeft, er van de benoeming van voorstanders van homoeopathie en vivisectie-vrije geneeskunde, hoe bekwaam en geleerd deze overigens ook mogen zijn, geen sprake zal zijn. Wij willen de geachte bewindsman er ten slotte nog eens extra op wijzen, dat de voorstanders van de antivivisectie en mogelijk ook die van de homoeopathie zich bereid verklaard hebben zelf het onderhoud van een leerstoel geheel te willen bekostigen.

Voorwaar geen kleinigheid,

hetgeen er op wijst, dat deze lieden er heel wat voor over hebben, alsook dat zij er ten volle van overtuigd zijn, dat wat zij voorstaan financieel en wetenschappelijk verantwoord is. Men kan deze mensen het zwijgen wel willen opleggen en hun beweringen negeren en alles in de doofpot willen doen, maar het feit, dat deze mensen alle onkosten, verbonden aan de insteling van een leerstoel, zelf willen dragen, geeft aan deze zaak een geheel nieuwe wending en daarom zou ik bij de Minister willen voorstaan, om onder deze voorwaarde een leerstoel te willen toestaan. Het zou de voorstanders van deze leerstoel zeer verblijden, indien de Minister op hun verzoek een gunstig antwoord zou willen geven.

Het antwoord, dat de Minister op het in diens rede gedane verzoek van Ds. Zandt gaf, was afwijzend. Hij grondde zijn weigering op het advies van de meerderheid van de Gezondheidsraad en op een gesprek, dat een zijner hoog geplaatste ambtenaren met 't bestuur der Anti-Vivisectie Stichting, Stadhoudersplein 27 te Den Haag, had gehad.

Dewijl Ds. Zandt noch over het een, noch over het andere kon oordelen, daar hij van beide geen kennis had en het onderhoud zeer wel mogelijk door misverstand niet juist was weergegeven, richtte hij zich ten tweede male in een korte repliek-rede tot de Minister. Hij wees daarin op het feit, dat genoemde Stichting haar verzoek in die zin gewijzigd had, dat zij, indien de Minister geen gewone leerstoel wilde toestaan, deze zich bereid verklaarde een bijzondere leerstoel voor het onderwijs in de homoeopatische en anti-vivisectische geneeskunde zelf geheel te bekostigen. Hij deed dit in de repliek-rede, welke wij hier laten volgen. Ds. Zandt sprak als volgt:

Mijnheer de Voorzitter! Het ligt niet in mijn bedoeling deze zaak voor de tweede maal te behandelen. Ik heb echter geen antwoord ontvangen op mijn vraag, waarom niet is voldaan aan het verzoek van de Anti-Vivisectie Stichting om op eigen kosten een leerstoel te mogen hebben. De Minister heeft nu wel over een onderhoud gesproken, dat ik niet beoordelen kan, maar op de vraag, die door mij gesteld is, n.l. de Anti-Vivisectie Stichting de gelegenheid te geven voor eigen kosten een leerstoel in de homoeopathie te doen oprichten, heb ik geen antwoord gekregen. Ik zou daarom deze vraag nog eens aan de Minister willen voorleggen. Als de Minister zegt: daarover wil ik eerst nog eens denken, kan ik dat begrij­ pen. De vraag komt toch min of meer uit de lucht gevallen, maar ik zou het toch op prijs stellen, wanneer de Minister deze aangelegenheid nog eens ernstig wilde overwegen. Met een dergelijk antwoord zou ik voor het ogenblik tevreden zijn.

Het antwoord, dat de Minister op bovenstaande repliek-rede gaf, was bevredigend. Hij zeide nadere overweging toe en dat in een vorm welke alle recht geeft om te mogen verwachten, dat de gevraagde leerstoel er zal komen. Ook nader door Ds. Zandt met de Minister gevoerde on­ derhandelingen wettigen die hoop. Een woord van welgemeende danlt aan Zijne Excellentie willen wij dan ook niet achterwege laten. Al zal het verzoek door enige instanties nader nog bekeken moeten worden, toch bestaat er alle reden om te verwachten, dat de leerstoel aan een onzer Rijksuniversiteiten gevestigd zal worden. De waarschijnlijkheid grenst in deze zeer nauw aan werkelijkheid, Mogen de vestiging van de leerstoel en het daarop gegeven onderwijs daartoe strekken, dat de vaccinatie tot het verleden zal gaan behoren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 januari 1950

De Banier | 8 Pagina's

Een leerstoel voor de Homoeopathie en Anti-vivisectle

Bekijk de hele uitgave van donderdag 12 januari 1950

De Banier | 8 Pagina's