Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor studie en leidraad

der Staatkundig Gereformeerde Partij

HoMr Program. No. 36. De lijkverbranding.

Ons vorig artikel besloten wij met de opmerking, dat de voorstanders van de crematie ten slotte er nog altijd toe zullen kunnen overgaan om indien de omstandigheden daarvoor voor hen gunstig geworden zijn de algemene invoering van de verbranding der lijken door middel van dwang te eisen. Wij voegden aan die opmerking toe, dat het gevaar daarvoor nog immer verre van denkbeeldig is.

Wij gronden deze onze uitspraak op hetgeen op het internationale Congres van 1869 te Florence besloten erd. Op dat congres werd: „in naam van de beschaving en de volksgezondheid de lij kenverbranding voor onvermijdelijk en noodzakelijk" verklaard.

Men zegge nu niet, dat congres is al zo vele jaren geleden gehouden, dat men aan zijn besluit nauwelijks meer enige betekenis kan toekennen. Inderdaad is er nu al schier een eeuw verlopen sedert dat congres plaats gevonden heeft en zijn zeer velen, zo niet allen, dergenen, die in 1869 te Florence in Congres bijeen waren, gestorven. Doch al mogen zij gestorven zijn, hun principes, die zij aldaar uitgesproken hebben, leven nog voort, vertonen zelfs zeer wel mogelijk een krachtiger leven dan toen zij werden uitgesproken.

Het woord „beschaving" werkt nog altijd als een soort toverformule op duizenden en duizenden in. Het heeft og immer een soort magische kracht. Het is niet te zeggen hoevele mensen daardoor als in een greep gevangen gehouden zijn en nog worden. Als er in de naam der beschai^ing iets geproclameerd wordt, dan vindt die proclamatie bij tallozen gehoor en worden zij daardoor geheel en al in beslag genomen.

Het woord volksgezondheid oefent al een even sterke invloed op de grote massa uit; het is het woord, waarmede de hedendaagse staat zich steeds meer en uigebreider macht ten koste van zijn bur gres aanmatigt. Ook al komt het geweten- daarbij in het geding, het geeft niet, de , .volksgezo'ndheld" eiist het. En daarmede is de zaak finaal beslist. Denk maar aan de vaccinatie-dwang. Zo zal het ook met de crematie kunnen gaan. Wordt eenmaal door de officüële wetenschap uitgemaakt, dat begraven metterdaad voor de volksgezondheid schadelijk is, dan zal men in naam „der volksgezondheid" maatregelen nemen, zoals men ze thans in naam „der volksgezondheid" ten aanzien van de vaccinatie neemt. Eerst, begrijpelijk, zolang nog slechts een betrekkelijk geringe minderheid daarvoor partij gekozen hc-eft, facultatief, naar de voorstanders zeggen met verwerping van alle dwang, maar straks, als de idee van de crematie in brede kringen des volks veld gewonnen heeft, deinst men niet voor dwang terug. Het stelsel eist het. Moet de Staat voor de volksgezondheid zorg dragen en doet de officiële wetenschap de uitspraak, dat begraven en kerkhoven voor de volksgezondheid schadelijk zijn, dan mag de Staat niet aarzelen, noch zich door de tegenzin van een groep burgers laten terughouden, noch door gewetensbezwaren er zich van af laten brengen, dan moet hij het begraven bij de wet verbieden, de kerkhoven sluiten en de crematie als een voor ieder verplichte instelling invoeren.

Nog is het zo ver niet. Doch het kan nog altijd zo ver komen. Wij zien toch hoe het heidendom langs allerlei wegen en op allerlei wijze in ons land terugkeert. Wij kunnen eveneens waarnemen, welk een geduchte invloed er van de woorden en begrippen als „beschaving, volksgezondheid", „de plicht van de Staat" uitgaat. Zodat nog immer het gevaar dreigt, dat te eniger tijd een verplichte crematie zal worden ingevoerd. Het stelsel der crematie immers leidt tot dwang.

Men verlieze het laatste vooral niet uit het oog. Doch uit overweging van de invoering van mogelijke dwangmaatregelen inzake de crematie gaat toch het verzet der S.G.P. tegen de lijkverbranding niet in de eerste plaats. Dit verzet richt zich in de eerste plaats tegen de crematie zelf. Zij acht die in strijd met de ordinantiën Gods en veroordeelt haar als een heidense gewoonte, welke in druist tegen de wezenlijk Christelijke zeden. Dat deze beschouwing van de S.G.P. ook metterdaad de juiste is, hebben wij in onderscheidene artikelen aangetoond en daarop willen wij niet nogmaals terugkomen. Alleen willen wij ter nadere staving van ons geleverd betoog enkele uitspraken aanhalen, alle uit geschriften van voorstanders der lijkverbranding.

Dr. Wijnaendts Franke beveelt, ter dezer zake schrijvende, aan, om de as van verschillende familieleden in een urn te verzamelen, zodat deze in letterlijke betekenis der woords tot in de dood verenigd blijven en om hun de hulde te bewijzen, die het hart hun ingeeft. Zie daar weder een stuk van de doden verering zoals die ook eertijds onder de heidense volken bestond, herleefd.

Een ander voorstander van de verbranding der lijken, met name dr. Rademaker, schrijft geheel naar panteïstische opvatting, waarin God en de wereld vereenzelvigd worden, en na de dood alles in het Absolute, de Geest der Geesten opgelost wordt:

„Wij menen ten slotte, dat de houding der kerken te betreuren is, omdat 'n wederzijdse verstandhouding aan de vergeestelijking van de godsdienst zoo zeer ten goede zou komen. Het blijkt toch zonder meer denkbaar, dat de eene geloovige in de begrafenis een belijdenis van volkomen gehoorzaamheid aan God ziet, terwijl de andere juist door ten vure doening van zijn stoffelijk overschot een volmaakt los zijn van het stof en algeheel op gaan in den Geest der Geesten wil betuigen."

Een soortgelijke Buddhistische-pantheïstische levenbeschouwing treffen wij bij mr. Sthuman aan, die zijn geschrift over „Het goede recht der lijkverbranding" aldus beëindigde: „In de verbranding is voor ons een verheffende en troostvolle gedachte ; op het einde van het aardsche bestaan is de louterende vuurdood van het lichaam voor ons het symbool van 's menschen streven naar het reine en verhevene, een getuigenis van het onuitroeibaar verlangen van elke sterveling naar omhoog, naar een opgaan in het Heelal. Wij hopen en vertrouwen, dat het goede recht van dit idealisme eerlang door elkeen zal worden erkend en daarmede de tegenstand tegen ons stiH^en naar vrijheid, om daarvan ook door de daad te getuigen, geheel en al zal worden prijsgegeven."

In haar op Gods Woord en de Christelijke traditie gegrond verzet tegen de crematie en eis, dat de Overheid de crematie zal verbieden, staat de S.G.P. ook weder onder al de partijen alleen. Ook de Anti-revolutionnaire partij verschilt in deze van haar in zo verre zij de lijkverbranding door de Overheid niet verboden wil zien. Wel keert die partij zich, in oivereenstemmnig met Dr. Kuyper's opvatting, onder zekere voorwaarden tegen de vrijlating van de crematie, doch niet onder alle omstandigheden. Dit kan voor een ieder overtuigend blijken uit de passage, welke wij op de bladzijden 802 en 803 van „Ons Program" aantreffen, waar Dr. Kuyper schrijft: „En ten derde zou ons inziens de overheid tot het doen verbranden van lijken geen vergunning moeten verleenen, zoolang niet metterdaad gebleken isi, dat wie dit zoeken, het zoeken voor zichzelf en niet om propaganda te drijven voor heidensche costumen tegen het Christelijk geloof.

Onder die voorwaarden zouden we tegen vrijlating van de verbranding ons niet verzetten."

Dat dit inderdaad zo en niet anders is, komt ook uit in een andere passage van „Ons Program" en wel uit die op bladzijde 814, vast te staan. Wij lezen daar: „De vraag rijst: is die voorstelling der zaak (namelijk, dat de voorstanders der lijkverbranding geen dwang willen gaan uitoefenen) oprecht? Indien wel, dan kan er van de zijde der tegenstanders allerminst bezwaar tegen de inwilliging van dat verzoek bestaan. In eerbiediging van anderer vrijheid behoort men steeds zoo ver mogelijk te gaan. Afdoende bezwaren tegen crematie voor zoover dit door den overledene testamentair gewenscht, of bij onmondigen door hun familie begeerd wordt, zijn er dusver niet".

Hoe de Anti-revolutionnairen die vrijheid echter kunnen rijmen met de handhaving der Christelijke grondslagen van ons volksbestaan, die zij zeggen te willen handhaven, mag wel een groot raadsel heten. Het een is vierkant in strijd met het andere. Wie toch, zoals de Anti-revolutionairen, de crematie uit eerbiediging van anderer vrijheid willen toestaan, ondermijnen, doordat een heidens gebruik als de crematie ook naar hun oordeel is, daarmede de Christelijke grondslagen van„i. ons volksleven! Men kan naai- het Woordder Heilige Schrift nu eenmaal geen twee heren dienen. Het gaat niet op: te zeggen, dat men de Christelijke grondslagen wil handhaven, zoals men dat vooral in de dagen der verkiezingen kiezers en kiezeressen voorstelt en belooft, en dan tegelijk uit zuivere libertijnse overwegingen een door en door heidens bedrijf als de crematie ontegenzeggelijk is, te willen toestaan. Het een vloekt met het andere. Zulk een tweeslachtigheid kan niet door de beugel. Zij dient om des beginsels wil onvoorv/aardelijk afgewezen en veroordeeld te worden.

Hoe klein en in veler oog veracht de S.G.P. dan ook moge zijn, zij kan er niet anders dan wel bij varen, indien zij zich bij het aloude beginsel houdt en derhalve de Overheid voorhoudt, dat zij zich onvoorwaardelijk naar Gods Wet heeft te gedragen en dat zij derhalve de crematie heeft te beletten. Zij komt daarmede voor een oer-oud Christelijk beginsel op. Zo zich gedragende handelt zij naar het voorbeeld, dat de oude Christenheid haar gegeven heeft, welke de crematie verfoeid en afgekeurd heeft en waar zij de macht er toe bezat, die ook verboden heeft, de heidenen ten spyt, hen daarmede niet berovende van de ware vrijheid, maar voor hen het pad baande om hun de ware vrijheid, zoals die in Gods Woord en in de ware Christelijke religie geboden wordt en verankerd ligt, deelachtig te maken. Het is uit dat oogpunt ook, dat de S.G..P zich verzet tegen de huidige in ons land bestaande toestand, waarin de crematie in feitelijke strijd met de Begrafeniswet oogluikend wordt toegelaten.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 februari 1950

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 23 februari 1950

De Banier | 8 Pagina's