Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor studie en leidraad

Haar program. Artikel 36. No. UO.

Dat het zo ver gekomen is, dat het Program der Anti-revolutionaire Partij geheel in neo-gereformeerde geest in zake de roeping van de Overheid betreffende de religie is samengesteld, daartoe heeft, meer dan enig ander mens, Dr. Kuyper het zijne toe bijgedragen. En dit zelfs in zulk een sterke mate, dat men met vrij stellige zekerheid kan aannemen, dat, indien hij niet geleefd had en er zich niet zo voor ingespannen had, het genoemde program niet in de. huidige vorm ooit tot stand gekomen zou zijn. Het ig toch Dr. Kuyper, wiens stijl van schrijven in dat program te onderkennen is, die dat program met zijn welversneden pen in tal van artikelen ook uiteengezet en bepaaldelijk verdedigd heeft.

In ons vorig artikel hebben wij daaruit enkele citaten weergegeven, die er overvloedig bewijs van "geven hoe zeer dat program met de eigen particuliere opvattingen van hem in overeenstemming is, ja, hoe dat program die geheel en al vertolkt. Het biedt ons het overtuigende bewijs, dat de invloed van Dr. Kuyper op de samenstelling van het A.R.program overweldigend is geweest, gelijk die overweldigend is geweest ten opzichte van de verminking van Artikel 36 door de Synode van Gereformeerde Kerken in den jare 1905.

De belangrijkheid der zaak in aanmerking nemende, nu wij over Artikel 36 handelen, achten wij het volstrekt niet overbodig om op die ver­ minking nader in te gaan. Reeds in 1878 was de A.R. partij met haar program lijnrecht ingegaan tegen het ongewijzigd artikel 36 der aloude Nederlandse Geloofsbelijdenis. Aanvankelijk, in het jaar 1892, hadden de Gereformeerde Kerken de belijdenis onzer Gereformeerde vadeen als de uitdrukking van hun geloof aanvaard en daarmede ook het ongewijzigde Artikel 36.

Het ging echter niet aan, dat de Anti-revolutionaire party een program had, dat in flagrante strijd met dat artikel, zoals het ook oorspronkelijk door de Gereformeerde Kerken aanvaard en beleden werd, was. Zulk een tweeslachtigheid, dat de Anti-revolutionaire leden der Gereformeerde Kerken in de politiek loochenden, wat zij in de kerken beleden, kon op de duur toch niet gedoogd worden. Inderdaad, zoiets kan nimmer door de beugel. Men kan nu eenmaal als lid ener kerk niet in de politiek dwars ingaan tegen de belijdenis der eigen kerk. Het is immer een hoogst afkeurenswaardige dubbelhartigheid — alle dubbelhartigheid wordt door de Heere streng afgekeurd en als zonde veroordeeld — indien men in de politiek verwerpt hetgeen men in de kerk belijdt. Hier moet tussen een van beide beslist gekozen worden. Men moet hierbij de een of andere kant per sé uit. Men moet of zijn politiek program wijzigen of in de belijdenis der kerk wijziging aanbrengen, wil men niet als een dubbelhartig mens leven en sterven.

In zo verre als de Anti-revolutionaire leden der Gereformeerde Kerken in deze wijziging hebben aangebracht. is dit zeer wel te verstaan, zelfs te waarderen in zo verre hen niet het verwijt van dubbelhartigheid meer kon treffen. Helaas hebben zij de wijziging in ge, heel verkeerde richting aangebracht Ten zeerste valt het te betreuren, dat de wijziging niet in de politiek, maar in de kerken heeft plaats gevonden. In stede van dat men van Anti-revolutionaire zijde de politieke gedragslijn wijzigde, is men in de Ge. reformeerde Kerken de in 1892 door hen aanvaarde aloude Nederlandse Geloofsbelijdenis gaan wijzigen, zelfs verminken. De kerkelijke belijdenis werd door de Gereformeerde Kerken naar de leest van het Anti-program, zoals dat van de jaren 1879 dateert, geschoeid en verwrongen. Reeds in het jaar 1896 werd daarmede op de in dat jaar te Middelburg gehouden Synode der Gereformeerde Kerken een aanvang gemaakt. Daarop werd een gravamen ingediend tegen de woorden der belijdenis: „om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valschen godsdienst en het rijk van de Anti-christ te gronde te werpen".

Feitelijk raakte hun bezwaar veel meer dan die woorden. Het richtte zich, zoals de tegenwoordige leider, der A.R. Partij, de heer Schouten, rond en eerlijk erkend heeft tegen de passage, welke in de belijdenis der Gereformeerde voorvaderen in de volgende bewoordingen wordt uitgedrukt:

„En haar ambt is, niet alleen acht te nemen en te waken over de politie maar ook de hand te houden aan de heilige Kerkedienst; om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valschen Godsdienst, om het rijk van de Antichrist te gronde te werpen en het Koninkrijk van Jezus Christus te bevorderen, het woord des Evangelies overal te doen prediken, opdat God van een iegelijk geëerd en gediend worde, gelijk Hij in Zijn Woord gebiedt",

„Tegen dit deel van Artikel 36 is de A.R. richting en de A.R. Partij van de aanvang ingegaan", — heeft de heer Schouten zeer naar waarheiden geheel ten rechte getuigd. Doch dit buiten beschouwing latende, het gravamen, dat op de Middelburgse Synode der Gereformeerde Kerken is ingediend bepaalt zich tot de 21 voornoemde woorden. Wij merken dienaangaande op, dat 't ook met de schrapping van de 21 woorden geheel gegaan is in de koers van het A.R. program en dat het artikel 36 door deze verminking een heel ander aanzien verkregen heeft, dan de vaderen er aan gegeven hadden. Doch laten wij ons voorshands bij de Middelburgse Synode en hetgeen daarop geschied is, bepalen. Daarop was dan het gravamen ingediend. De ondertekenaren er van beschouwden de door hen gewraakte 21 woorden niet conform Gods Woord en daarom, zo spraken zij het in hun bezwaarschrift uit:

„rekenden zij zich in hun consciëntiën verplicht, deze uitspraak niet te belijden maar te verwerpen en zoo stelden zij mitsdien hun verklaring dienaangaande in de handen der kerken, der kerken oordeel hierover inroepende en te allen tijde bereid deze hunne verklaring op grond van de Heilige Schrift gestand te doen".

Voorwaar, deze woorden hielden geen geringe beschuldiging aan het adres van de samenstellers van het aloude artikel 36 in. Zij v^^erden op het punt in kvi^estie van niets meer of minder dan van een onschriftuurlijke leer beschuldigd. Met die beschuldiging vs^erden beide, zov/el de oudchristelijke kerk als die der Reformatie, een slag in het aangezicht gegeven. De voormannen der Rerformatie hadden hun Bijbel, in wier kennis zij zo doorkneed waren, niet gekend. Neen, die kennis was pas in het jaar 1878 en een weinig te voren opgedaan, toen pas was het licht opgegaan, want voor die tijd was Artikel 36 door alle Gereformeerden van professie als geheel op Gods Woord gegrond aanvaard en beleden, slechts de Vrijgeesten, Socinianen en Dopersen waren er veelal op humanistische overwegingen tegen opgekomen en ook Rome had dit artikel nimmer gelust.

De Middelburgse Synode nu nam in deze kwestie direct geen beslissing, maar ging er toe over om een deputatie te benoemen om de volgende Synode van advies te dienen. Op de eerstvolgende Synode noch op de daarop in 1902 volgende Synode der Gereformeerde Kerken werd dit advies verstrekt. Op de in 1902 te Arnhem gehouden Synode werden, daar één der deputaten ontheffing van zijn opdracht gevraagd had, nieuwe deputaten met een veel beperkter opdracht benoemd. Deze zeven deputaten nu dienden bij de Synode der Gereformeerde Kerken welke in 1905 te Utrecht gehouden werd, een uitvoerig advies over het in 1896 ingediende gravamen in. In dat advies vervullen de serie Heraut-artikelen van Dr. Kuyper een hoogst voorname rol. Aangaande de beschuldiging, dat de gewraakte 21 woorden van Artikel 36 niet naar den Woorde Gods waren, werd daarin allereerst naar die artikelen verwezen. Men behoeft, als men dit weet, niet naar de verdere gedragswijze der Synode te gissen. De bijl lag daarmede alreeds aan de wortel van de boom. De Hervormers zullen straks bij vonnis en uitspraak der Synode als op dit punt onschriftuurlijke lieden ten deure worden uitgewezen en veroordeeld, zo vele uitspraken van zo vele Gereformeerde Synodes der voorouders, ook die van de Synode van 1618 en 1619, als onschriftuurlijke gevonnisd worden en de ondertekenaren van het bezwaarschrift als die schriftuurlijken, bij wien na zo vele eeuwen pas het juiste licht was opgegaan en door wie de rechte kennis en het ware inzicht was verworven, de kroon op het hoofd worden gezet. De Hervormers, mensen als Calvijn, John Knox en zo vele anderen, werden als dwaallichten op dit punt, de bezwaarden als de lichten, in wier licht men voortaan had te "wandelen, aangewezen. De conclusion, een vijftal, welke de deputaten aan de Synode van 1905 in hun rapport trokken, wijzen al heel sterk in die richting. Zij luiden als volgt:

„Vooreerst, dat de gewraakte zinsnede blijkens de bewoordingen • van de confessie zelve in verband met het getuigenis der historie onzer eigene kerken, de overeenstemming der Gereformeerde Belijdenisschriften van alle landen en het algemeen gevoelen der Gereformeerde Theologen, metterdaad bedoelt, dat de Overheid met middelen van dwang en geweld de afgoderij en valschen godsdienst, waarmede in de eerste plaats de Roomsche kerk verstaan wordt, zal tegengaan en het rijk van den antichrist zal te gronde werpen. Ten tweede, dat dit gevoelen, alsof de Overheid geroepen is om met straf ketterij en valsche of minder zuivere religie tegen te gaan, niet alleen niet gedekt wordt door de Heilige Schrift, maar in strijd is met wat Gods Woord ons leert omtrent het onderscheid tussen bedeling van Oud- en Nieuw Testament, het geestelijk karakter van Christus' Koninkrijk en het verbod om in de dienst van dit Koninkrijk van andere dan geestelijke wapenen zich te bedienen. Ten derde, dat dit gevoelen.... wel verklaarbaar is bij onze Vaderen, omdat het de algemene geloofsovertuiging was in hun tijd en omdat de religieuse voorstelling dier dagen tegelijk een politiek karakter droeg, maar toch in strijd is m.et de groote beginselen, die door Gods genade het Calvinisme verwaardigd is te verkondigen, met name de vrijheid van ieder om God naar zijn geweten te mogen dienen, de onafhankelijkheid en autonomie der kerk, die alleen aan Christus heeft te gehoorzamen en de roeping der Overheid om zoowel deze vrijheid der consciëntie als de autonomie der kerk te eerbiedigen.

Ten vierde, dat de Gereformeerde kerken, die voor een gelijk gravamen stemden tegen hare confessie. Als onze Kerken dan ook eenparig hebben geoordeeld, door wijziging of nadere verklaring aan dat bezwaar tegemoet te moeten komen. Een feit, dat te zwaarder weegt, omdat dit niet geschied is door kerken, die allengs van de belijdenis onzer vaderen v/aren losgemaakt, maar die in tegendeel haar hartelijke en oprechte instemming met de belijdenis volmondig hebben uitgesproken en haar overigens ongeschonden wenschen te bewaren. Ten vijfde, dat deze verandering van inzicht omtrent hetgeen God de Heere in Zijn Woord ons geopenbaard heeft aangaande de roeping der Overheid — mits hierbij scherp onderscheiden worde tusschen het valsche begrip der neutraliteit, dat in religieus indifferentisme zijn oorsprong vindt en de erkenning, dat de overheid uit eerbied voor de kerk des Heeren en de consciëntie barer onderdanen, zich van alle inmenging inzake de religie te onthouden heeft — te erkennen en te eerbiedigen is als de vrucht van de leiding des Heiligen Geestes, die naar de beloften door Christus aan Zijne discipelen geschonken hen in alle waarheid zou leiden".

Wij zullen ons met deze conclusiën niet nader inlaten, daar wij thans niet overgaan noch tot een weerlegging van deze conclusiën noch tot die van het neo-Gereformeerde Antirevolutionaire standpunt. Wij willen er alleen van zeggen, dat de samenstellers daarin onze Gereformeerde voorouders wel heel laag hebben neergezet en dat zij zich zelf wel bijzonder hoog op het schild verheven hebben en ook nog dit, dat zij bij hun beroep op Gods Woord niets nieuws naar voren hebben gebracht. Hetgeen in deze door hen aan Bijbelteksten werd ingebracht, waren dezelfde teksten, welke de Socinianen en Libertijnen — wij wensen daarop in het vervolg nader terug te komen — ook al in vervlogen eeuwen, ten einde hun vrijgeesterij te dekken, tegenover de Reformateurs en de oude Gereformeerde Theologen hadden aangevoerd.

Wij bepalen ons thans in het bijzonder tot de Utrechtse Synode van 3 905 en hetgeen daarop is besloten. Eenparigheid van gevoelen als waarover de vierde conclusie spreekt was er allerminst. Deze was er ook niet ten opzichte van de schrapping van de gewraakte zinsnede uit Artikel 36. Dit wijst er op, hoe zwak de gronden, waarop die schrapping rust, waartoe de Synode uiteindelijk besloot, wel waren. Was het immers aldus geweest, dat die gronden totaal onaanvechtbaar, geheel overeenkomstig Gods Woord, waren geweest, dan zou er allicht eenparigheid van gevoelen geweest zijn en dan had de Synode ook wel eenparig tot schrapping moeten besluiten, dan had de commisie althans onverwijld daartoe moeten adviseren. Eenparigheid was er echter niet. De Synode viel feitelijk in drie groepen uiteen, waarvan een der groepen er openlijk voor uitkwam, dat zij in het geheel niet overtuigd was van de gegrondheid van het gravamen, al was zij wel van oordeel, dat de tegenwoordige formulering van de bestreden zinsnede niet volkomen juist kan worden genoemd. Zij sprak als haar oordeel uit, dat de Overheid wel ter dege een roeping heeft aangaande afgoderij en valse godsdienst en dat zulks in de belijdenis behoorde vermeld te staan.

Het einde van al de deliberaties, waarbij nog andere voorslagen overdacht en besproken zijn geworden, is geweest, dat de Synode met 24 tegen 16 stemmen besloot de gewraakte 21 woorden te schrappen. Zo hebben dan al de vele artikelen, welke Dr. Kuyper aan deze kwestie in de Standaard en de Heraut en ook anderzins gewijd had, niet kunnen verhinderen, dat nog 16 van de 40 Synode-leden tegen de schrapping van de gewraakte woorden gestemd hebben.

Deze woorden zijn ook niet onschriftuurlijk. Integendeel. Zij zijn op Gods Woord gegrond. Met deze schrapping zijn de Gereformeerde Kerken in het vaarwater der Anti-revolutionaire Patij terecht gekomen; in de richting gedreven van deze partij, waarin men de Overheid aan de algemene zedenwet, zoals deze van nature elk mens is ingeschapen, gebonden acht, geheel in tegenstelling met de Gereformeerde Vaderen, die de Overheid de Wet der Tien Geboden, dus de beide tafelen van Gods Wet, tot regel en richtsnoer van hun regeringsbeleid stelden ; de koers opgegaan van de Antirevolutionaire Partij, zoals die bij haar beschouwing van de Overheid daaraan de algemene genade ten grondslag legt en dit weder geheel in strijd met de leer der Reformatie, die daaraan zowel de algemene alsook de bijzondere genade ten grondslag heeft gelegd. Dit zijn voorwaar geen punten van ondergeschikt belang, maar dit geschil raakt wezenlijk principiële aangelegenheden.

Van de Gereformeerde Kerken is het zeer wel te verstaan, dat zij in 1905 tot schrapping van de 21 woorden overgegaan zijn, haar leden behoren voor verreweg het overgrote deel tot de Anti-revolutionaire partij. Deze kerken zijn op dit stuk dan ook begrijpelijkerwijze de neo-Gereformeerde richting, zoals die door Dr. T^pyper bepleit is, en door de meesten hunner leden als leden der Antirevolutionaire partij sedert 1878 al beleden werd, nagevolgd. Hun kan niet ten laste gelegd wor­ den, dat zij in de politiek belijden, wat zij in hun kerken loochenen. Van dubbelhartigheid is bij hen in deze geen sprake. De leden van de Gereformeerde Kerken, in zo verre zij Anti-revolutionairen zijn, belijden toch in hun kerken precies hetzelfde als in hun politiek program. De zaak staat echter wel geheel an-"^ ders met die leden van de Anti-revolutionaire partij, die in hun kerken ! de belijdenis der Gereformeerde Vaderen belijden en in de politiek haar metterdaad verloochenen, daar zij in de politiek het neo-gereformeerde gevoelen, hetwelk het program der Anti-revolutionaire partij huldigt, tot^het hunne maken.

at is een hoogst laakbare dubbelartigheid, zelfs een zeer vergaande ubbelhartigheid. Dat is in wezen iets anders dan verraad ten opzichvan hun eigen kerkelijke belijdeis. Waarlijk, dit kan niet anders an met het woord verraad worden estempeld. Het is toch niet dan verad van de eigen kerkelijke belijdeis, indien men in de politiek dwars aartegen ingaat. Wie in de kerk het et de vaderen houdt, die kan het ch in de politiek niet met de neoereformeerden houden. Wie in zijn erk de aloude belijdenis onverzwakt n onveranderd gehandhaafd wil ien, hoe kan deze er aan mede weren dat zij in het staatkundige leven erbroken wordt? Deze werkt onbeust of bewust, in zeer veel gevallen elfs opzettelijk en tegen beter wen in er aan mede, dat op het staatundig terrein beginselen gaan doorerken, welke lijnrecht inlopen teen zijn eigen kerkelijke geloofsbejdenis.

En dit is zoveel te erger, dewijl het hier geen punten van ondergeschikt belang betreft, maar wel ter dege een punt van het allergrootste gewicht. De Heere eist in Zijn geopenbaard Woord immers, dat elke knie zich voor Hem zal buigen en elk mens Hem dienen en volkomene gehoorzaamheid zal bewijzen. Geheel daarmede overeenkomstig heeft de belijdenis onzer Gereformeerde vaderen in haar ongeschonden en onverminkte staat in artikel 36 het terecht ook van de Overheid geëist. Daarin spraken de vaderen als hun oordeel uit, dat de Heere, Die de overheden heeft ingesteld, er het volste recht op had, dat dezen Hem ook als overheden in hun regeringsbeleid zouden erkennen en gehooir|? ; amen; dat zij dus ook Zijn Woord als de enige grondwet voor hun regeringstaak zouden stellen. Zijn Wet, die der Tien geboden, zouden handhaven, en voor Zijn inzettingen, rechten en ordinantiën zouden opkomen en van het publieke terrein des levens hadden te weren wat daartegen in verzet kwam. Van die eis, dewijl zij de ere Gods raakt, mag tittel noch jota worden afgedaan. Zij dient in navolging onzer Gereformeerde vaderen onverzwakt en onverkort te worden gemainteneerd.

Daarom is het onverminkte Artikel 36 ook van zo groot gewicht. Ook op dit artikel is van toepassing de wens, welke de buitenlandse afgevaardigden op de vermaarde Synode van Dordrecht van den jare 1618 en 1619 tot uiting brachten, als zij zeiden, / dat zij wensten, dat de Nederlandse Kerk haar heerlijke belijdenis ongeschonden tot de wederkomst van - Christus mocht bewaren. In flagrante strijd met die wens hebben de Nederlandse Gereformeerde Kerken — zoals wij in ons artikel gezien hebben — in navolging van cie Anti-revolutionaire partij een deel van de belijdenis geschonden en de Anti-revolutionaire beginselen aanvaard, die in deze zo gewichtige zaak geheel ingaan tegen wat onze Gereformeerde vaderen en met hen de Gereformeerde buitenlandse kerken baleden hebben. Dit mag een ieder, die de belijdenis der vaderen belijdt, en desondanks toch lid van de Anti-revolutionaire patij is of Anti-revolutionair stemt, wel eens ter dege overdenken, vooral indien hij lid is van een kerk, welke de belijdenis der Vaderen ongeschonden belijdt en handhaaft. Zo doende staat hij niet aleen aan vergaande dubbelhartigheid schuldig, gedraagt hij zich zo blijvende gedurende heel zijn leven als een dubbelhartig mens, maar verloochent en verraadt hij ook zijn eigen kerkelijke belijdenis. Het gaat toch allerminst op en is toch goed en wel beschouwd onhoudbaar in de kerk te belijden, hetgeen men in de politiek loochent, in de kerk te handhaven hetgeen men in de politiek met voeten treedt, in de kerk op te komen voor hetgeen men in de politiek verwerpt, in de kerk te bouwen hetgeen men in de politiek afbreekt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 april 1950

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen der Staatkundig Gereformeerde Partij

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 april 1950

De Banier | 8 Pagina's