Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

vni.

Zoals tevoren i"eeds is opgemerkt, schijnt de stadhouder van Pontus en Bithynië, Plinius geheten, pogingen in het werk gesteld te hebben om de keizer te bewegen de vervolgingen ^g staken, of althans een mildere il, j- '"'^ ji.-j. houdmg tegenover de christenen aan te nemen. In een door hem gezonden brief aan de keizer valt namelijk geen spoor van laster te vernemen, gehjk dat zo vaak reeds had plaats gehad. Integendeel, Plinius gaf daarin te kennen, dat de christenen in niets anders schuldig werden bevonden, dan dat zij gewoon waren op zekere bestemde dag, vóór de dageraad, bijeen te komen en met elkander Christus, als hun God, lofzangen •te zingen; dat zij zich onderling met een eed verbonden generlei kwaad te plegen, zich te onthouden van dieverij, doodslag en echtbreuk, hun geloof niet te verzaken en niet loocherffen wat. hun in bewaring te is ggg^gjj_ Als "zij"zulks''gedaan^hebben, namelijk de samenkomsten houden, dan zijn zij gewoon weder te vertrekken en later samen te komen ^ ^j^^ ^^^ nooddruft te nemen, zonder iemand te hinderen of letsel te doen en zij gedragen zich volgens mijn bevel, aldus deze Romeinse stadhouder, Volgens mijn mening, zo vervolgde hij zijn brief aan de keizer, is de zaak wel waard uw raad in te winnen en wel voornamelijk om de grote menigte van hen, wie het zwaard boven het hoofd hangt. Velen, van elke stand en van iedere leeftijd, zo mannen als vrouwen, zijn in gevaar of zullen er in komen, aangezien niet alleen in de steden, maar ook in de dorpen en gehuchten de besmetting van dit bijgeloof is verspreid. Keizer Trajanus gaf op dit schrijven het volgende antwoord: Men zal zodanige lieden niet laten opzoeken en indien zij aangebracht en aangeklaagd worden, moet men ^^^ .^ ^^ 1 j^^^^ straffen; on- ^^^ ^^^^ be^ng nochtans, dat zij, ^.^ ontkennen christenen te zijn en ^^ ^^^ ^^ ^^^^ ^ ^^ ^^^ ^^^^ ., aanroenen van onzp e-oden hoe- ^®* aanroepen van onze goaen, noe wel zij voor het toekomende verdacht zijn, om hun berouw en boetvaardigheid vergiffenis erlangen.

Tertullianus, die omstreeks het jaar 190, , van het heidendom . . .tot . het chris-, .j. te^'^»"! T? !^^'''/ ^ V l'l^ geschrif- ^/n het heidendom krachtig bestreï^en heeft, heeft scherpe kritiek _ge- 1^^^^^ < *P ^i* antwoord van keizer Trajajius, dat naar zijn overtuiging indruiste tegen recht en rede. Hij riep o.m. uit: O, verward en zich tegensprekend .^^^j^j^j jjy ^^j^ ^^ keizer) wil niet, dat men naar ons zoeken zal, omdat wij onschuldig zijn, en toch beveelt hij, dat men ons als schuldigen zal straffen! Toch gaf dit besluit van Trajanus enige verademing aan de christenen. Wel werden de martel vuren nog niet gedoofd, maar de hevigheid der vervolgingen werd getemperd, hetgeen in die dagen al veel gewonnen was. Onder de beide opvolgers van Trajanus, namelijk Hadrianus en Antoninus Pius, hadden de christenen 'n tijd, wel niet van volle vrede en rust, maar toch van verademing, van uitbreiding en van klimmende voorspoed. Zelfs gaf Hadrianus een bevelschrift, waarbij hij niet alleen elke aanklacht tegen de christenen, tenzij dan voor de rechter, verbood, maar tevens elke veroordeling, tenzij dat iets tegen de wet door hen mocht misdreven zijn; terwijl naar al de gestrengheid der wet moest worden gehandeld met diegenen, van wie bleek, dat zij een valse aanklacht tegen de christenen hadden ingebracht. Keizer Antoninus heeft na hem dit bevel hernieuwd en bekrachtigd.

Dit tijdperk van betrekkelijke rust duurde echter niet lang. Na circa veertig jaren toch kwam er in het jaar 161 een keizer aan de regering, onder wie de vervolging der christenen met vernieuwde hevigheid uitbrak. Deze keizer heette Marcus Aurelius, die wegens zijn belangstelling voor en bestudering van de filosofie de bijnaam had van de Wijsgeer. Behorend tot de school der Stoïcijnen, was de leer der christenen hem een dwaasheid en betoonde hij zich hun tegenstander, niettegenstaande hij door de zo even genoemde keizer Antoninus Pius aangenomen en later diens schoonzoon en opvolger was. Marcus Aurelius beval wederom opsporing en bestraffing van al degenen, die nieuwe secten en godsdiensten invoerden en daardoor het volk in beroering brachten. Het laat zich denken, dat door dit bevel aan allen, die de chris­ tenen haatten, een welkome gelegenheid geboden werd om hun tegenzin en haat te luchten. Met de meest leugenachtige beschuldigingen werden de christenen voor de rechter gebracht en, waren zij daar eenmaal, dan moesten zij hun belijdenis met de dood bezegelen. Velen hunner hebben dan ook onder de regering van Marcus Aurelius de marteldood ondergaan.

Onder hen behoort ook een zeer geleerd man, die eerst bekend stoned onder de naam van Justinus de Wijsgeer, doch later de naam kreeg van Justinus de Martelaar. Hij was de zoon van Priscus Bacchy, een Griek, die te Flavia Neapolis (het vroegere Sichem) woonde, alwaar Justinus geboren werd. Aangezien hij een zeer goed verstand had en een buitengewone aanleg voor studie had, liet zijn vader hem in de dusgenaamde wijsheid der heidense wijsgeren onderwijzen. Geen van al die wijsgeren kon hem echter bevrediging schenken. Hij bleef in zijn ziel een leegte gevoelen, die met geen aardse wijsheid te vullen was. Toen hij zich eens teruggetrokken had en aan het strand der zee vertoefde, kwam hij daar in aanraking met een grijsaard, dje hem er op wees, dat de wijsbegeerte van Plato de ziel des mensen onmogelijk bevredigen kon. Op zijn vraag, wie dan zijn leermeester moest zijn, kreeg hij ten antwoord: Gij moet de profeten van Israël lezen. Hij volgde deze raad op en kwam er in die weg ook toe om de leer der christenen te onderzoeken.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1950

De Banier | 9 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 1950

De Banier | 9 Pagina's