Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor studie en leidraad

der Staatkundig Qereformeeröe Partij

Haar program (51) Artikel 36

j["ot de Grondwet toe is ter bestrijding en mogelijke wederlegging van het standpunt, dat de S.G.P. ten aanzien van het onverminkte artikel 36 inneemt, tegen haar aangevoerd. Het waren hoofdzakelijk lieden van Anti- Kevolutionnairen huize, die zulks een tijdlang gretig gedaan hebben. Zij wezen daarbij op het feit, dat de Grondwet aan ieder Nederlands burger het recht toekent en waarborgt, om zijn godsdienstige gevoelens, welke die ook mogen zijn, te belijden en te propageren. Zij gingen daarin zelfs zo ver, dat zij de al lang verroeste en onbruikbaar gebleken wapens uit het liberale wapenhuis opnieuw ophaalden. Het deerde hun daarbij niet, dat de Liberalen zelf die wapens reeds sedert geruime tijd als ondeugdelijk strijdmateriaal hadden afgedankt. Zij poetsten de oude, liberale wapens weer wat op en trokken daarmede tegen de S.G.P. te velde. Het waren in der waarheid dezelfde wapens, waarmede de Liberalen in de vorige eeuw eerst mr. Groen van Prinsterer en later dr. Kuyper en de A.R. bestreden hadden. Wat is toch het geval?

Zoals eertijds de Liberalen de Anti- Revolutionnairen, met mr» Groen' van Prinsterer aan het hoofd, ten laste legden, dat zij de eed op de Grondwet niet konden noch mochten afleggen, dewijl zij beginselen beleden, welke met die wet niet strookten, zo werd nu van A.R. zijde tegenover de S.G.P. opgetreden. Geheel ten onrechte. Het werd nu even ongegrond tegen de S.G.P. gedaan als het vroeger tegen de Anti-Revolution nairen gedaan was. Mr. Groen van Prinsterer heeft in zijn geschriften op onderscheidene plaatsen het ongegronde van de liberale bewering afdoend aangetoond. Zo afdoende zelfs, dat hij reeds in 1850 de hoop uit kon spreken, dat er eenmaal een einde zou komen aan 't beledigend verwijzen naar de eed op de Grondwet, alsof deze wet niet met rechtmatige middelen te veranderen viel en er generlei discussie omtrent de beginselen van het staatsrecht meer te pas kwam. Niemand heeft dan ook mr. Groen van Prinsterer het kunnen tegenspreken, dat de Grondwet geen wet der Meden en Perzen was; er niet een was, waarin nooit ofte nimmer een tittel of jota gewijzigd mocht worden. De Grondwet toch zelf bepaalt, dat zij langs wettige weg gewijzigd kan en mag worden.

In deze, in hoeveel wij overigens ook van hem mogen verschillen, heeft dr Kuyper het bij het rechte eind gehad, als hij in 1878 in zijn nadere verklaring en uiteenzetting van het Anti- Revolutionnaire Program schreef, oat men de Grondwet bezweert, niet met uit- maar met insluiting van het artikel, dat de weg aanwijst om haar te herzien. Hij wees er daarbij nadrukkelijk op, dat de Kamerleden, die de eed op de Grondwet afleggen en daarna al hun invloed aanwenden om tegen haar te ageren en haar te wijzigen, daarmede geenszins een onbehoorlijke of onzedelijke daad pleegden en ook daarmede niet met zichzelf in tegenspraak kwamen of enigerlei wijze hun eed schonden op Hierbij valt gevoegelijk nog op te merken, dat dr. Kuyper het nimmer onder stoelen of banken heeft gestoken, dat hij zeer ernstige bezwaren had tegen de Grondwet van 1848 en juist in dit verband verklaard heeft: , , Die ons de eed op de Grondwet afneemt, weet, dat wij voornemens zijn haar niet te ongemoeid te laten", Voor degenen, die dit alles weten, kan het niet anders dan grote bevreemding wekken, dat het juist personen van A.R. huize waren, die de S.G.P. met de Grondwet in de hand bestreden hebben, daarbij beweren de, dat de afgevaardigden der S.G.P. de eed op de Grondwet niet mogen en kunnen afleggen, omdat de Grondwet in strijd is met hun beginselen, bepaaldelijk met hun vasthouden aan het oude artikel 36. Dat zij zulks deden, toont wel heel duidelijk tot welk een erbarmelijke bestrijding bij gebrek aan deugdelijk verweer zij hun toevlucht moesten nemen, evenals destijds uit de bestrijding der Liberalen met zulk een armzalige bewering klaar bleek, dat dezen tegenover mr. Groen van Prinsterer niet in d staat waren gegronde bezwaren te brengen. in

Hetgeen nu in de dagen van mr. Groen van Prinsterer ten opzichte van hem gold, geldt ook nog evenzeer ten aanzien van de S.G.P. Haar Kamerleden gaan zich in niets te buiten, misgaan met het afleggen van de eed op de Grondwet zich al evenmin als Groen van Prinsterer zich in iets misging, als hij, hoewel hij de beginselen, welke aan de Grondwet ten grondslag, liggen, niet deelde, nochtans de eed op de Grondwet bij zijn intrede in de Tweede Kamer aflegde. De Kamerleden der S.G.P. zijn nog even vrij als mr. Groen van Prinste-. rer dat eertijds was, om hun beginselen, al lopen zij ook lijnrecht tegen c^ie van de Grondwet in, bij de Regermg in de Tweede Kamer te bepleiten. Niemand verwijt hun alsdan of kan hun ook met enig recht verwijten, zelfs niet als zij krachtens het cude artikel 36 de Overheid terug roepen tot de naleving van Gods Woord en Wet, dewijl zij .daarin alleen het waarachtige welzijn voor ons land en volk gelegen zien, dat zij daarmede hun eed op de Grondwet

schenden. Als dan de afgevaardigden van de S.G.P. de eed op de Grondwet — aan ^'"^^ ^l^e burger des lands, gelijk aan fl de andere Nederlandse wetten, ge hoorzaamheid verschuldigd is — de eed wet afleggen, van getrouwheid dan staat aan het de wel Grond- onbetwistbaar vast, dat dit niet inhoudt, dat zij ook maar op enigerlei wijze hun instemming met die wet betuigen, hetgeen bij het afleggen van de eed dan ook door niemand m heel het Koninkrijk der Nederlanden van hen gevorderd wordt of gevorderd kan worden. Evenzeer is het boven alle bedenking verheven, dat dit niet al leen niet vsm de Kamerleden der s.G.P. gevorderd wordt of kan wor- ^en, maar ook niet van de overige Kamerleden. Als dat wel het geval ^as, hoe weinig Kamerleden zouden dan de eed van getrouwheid aan de Grondwet met een gerust geweten Isunnen afleggen. Zoals de stand van zaken thans is maar heel weinigen. Indien toch de aflegging van de eed inhield, dat de Kamerleden, die hem aflegden, daarmede hun instemming ^net de Grondwet betuigden, dan zouden zij nimmer ook met een enkel woord opkomen mogen tegen de beginselen, welke aan die wet ten grondslag liggen en nog al zo veel te minder enige wijziging daarvan mogen bepleiten.

De zaak verhoudt zich echter geheel anders. Ue vertegenwoordigers der S.G.P. behouden, gelijk elk ander lid der Kamer, ook na het afleggen van de v eed, het volste recht om hun eigen beginselen in de Kamer voor te staan, v die met alle nadruk te bepleiten en zelfs op wijziging van de Grondwet z naar de geest en zin van het oude v artikel 36 bij de Regering aan te V dringen. Dat recht waarborgt hun w de Grondwet zelf. Deze wet bfevat k immers de uitdrukkelijke bepaling, a dat zij voor herziening vatbaar is. De d Grondwet kan en mag dus gewijzigd R worden. Ieder lid der Kamer kan en a mag daarop aandringen. Zij is dan a ook, sedert zij in 1815 werd inge- r voerd, reeds onderscheiden malen k gewijzigd. Die wijziging kan, zoals K wel vanzelf spreekt, alleen langs wet- R tige weg geschieden. Niet.door revo- s lutionnair geweld of door een staats- D greep van enige militaire macht, a Neen , zij behoort plaats te vinden op t geheel legale wijze, op de wijze, zoals w e Grondwet die zelf aangeeft. Dit te g erkennen en te aanvaarden is de betekenis van de eed van getrouwheid aan de grondwet, meer niet. En juist dewijl de S.G.P. een legale partij is, die zich alleen van wettige middelen bedienen wil, bestaat er voor haar afgevaardigden geen enkel wezenlijk bezwaar om deze eed af te leggen,

7 ZL^o enig mens dit kon weten, dan stellig een Anti-Revolutionnair, die met de geschiedenis van zijn eigen Partij op de hoogte is. Tegen haar Kamerleden is toch eertijds dezelfde ongegronde bedenking inzake de eed op de Grondwet door de Liberalen ingebracht, Tegen'de Kam^erfedên'der's^^^^ als sommigen hunner ge- dit ^^^^^ hebben.

^j jg j^et waar, dat uit de grondwet een geheel andere geest ademt dan uit het oude artikel 36, daarom behoeft dit allerminst voor de S.G.P. een beletsel te zijn om vertegenwoordigers in openbare colleges, inzonderhdd'VdrTweedricamer, te"bê komen. Het dient haar integendeel j^jg^ ^o veel te meer een reden van aansporing te zijn om er zo veel mogelijk vertegenwoordigers in te bekomen. Hoeveel meer vertegenwoortigers zij er in bekomt, des te groter w'ordt toch de mogelijkheid, dat de Grondwet in overeenstemming met het oude artikel 36 gewijzigd = wordt. Men zal er wel aan doen hierbij te bedenken, dat het niemand geoorloof d is om de beginselen, die naar den Woorde Gods zijn, naar de smaak van de tijdgeest te deformeren. Wie ^uikg doet, vergrijpt zich aan Gods ^^^^^ ^^j^^ ^^^ ^^^^^ ^^^^^^^ ^^^^ in der eeuwigheid, verandert niet met en naar de tijd. Het gedoogt geen wisseling of verandering naar de inzichten van enige tijd, welke dan ook. Het is een eeuwig, voor een ieder mens geldend Woord. Het blijft im mer van ^kracht en houdt zijn vollè gezag, hoe vijandig en afkerig de geest des tij ds er ook tegen moge zijn. En juist dewijl nu het onverminkte artikel 36 geheel op God' Woord gegrond is, daar heeft s nie- mand het recht daarin verandering te brengen, gelijk men van neo-gerg. formeerde zijde gedaan heeft, D^J hebben wij integendeel er naar te ^R^^"' om het tegen de geest van de *«< ! i"' voor zover wij daar maar enigszins toe m staat zijn, ten uit- "'^^^ ^^ brengen, ook al door er naar *® streven, dat m de Grondwet over- '^^^'^^ eenkomstig aangebracht. dat artikel En ook wijziging omdalde SG.P. met de kerk der Reformatie ^'^^ °^^^ artikel 36 geheel naar den Woorde Gods acht te zijn, rust op haar de dure verplichting om alles in het werk te stellen, dat de staatkundige beginselen op dat artikel weder gegrond worden. Niet minder is het haar dure plicht om die beginselen, ^'^^"^ ^^^^^ h^t in haar vermogen ligt, weder bij ons volk tot bekendheid en aanzien te brengen, alsook ze aan ons '^^H^' overheid en onderdaan, als de van God Zelf verordende, van wier ïialeving enkel het heil voor lancj en volk te wachten is, voor te houden; gelijk de vertegenwoordigers der -S.G.P. naar de mate hunner krachten zulks sedert tal van jaren hebben mo-

sen doen. Wel zeer is te betreuren, dat zij door geen der afgevaardigden van enige andere partij daarin gesteund dit hebben moeten doen, hetgeen hun echter niet moge beletten om, ook waar allen zich in deze tegen hen keren, dit standvastig te betrachten, bij dit zware werk hun kracht en hulp bij de Heere zoekende.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juli 1950

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 13 juli 1950

De Banier | 8 Pagina's