Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

XVL

De verbittering der heidenen tegen de christenen te Smyrna, ontstaan door het opruien der heidense priesters, werd door de aldaar wonende Joden nog sterker aangewakkerd. Donkere wolken pakten zich dan ook boven de christenen tezamen en het zou niet lang meer duren of zij zouden hun belijdenis met hun bleed moeten bezegelen. Op zekere avond, terwijl de heidenen feesten en offermaaltijden hielden, waarbij anderniaal het volk door de priesters werd opgehitst om een bloedige wraak op de christenen te nemen, begaven de leden der Smyrnase gemeente zich naar de woning, waar zij zouden vergaderen om te luisteren naar de vermaningen van hun bisschop, Polycarpus, die een leerling was geweest van de apostel Johannes en die zijn ambt ontvangen had van hen, die ooggetuigen en dienaren des Heeren .waren geweest. Behoedzaam vervolgden zij hun weg, telkens uitziend of zij mogelijk door iemand gevolgd en bespied werden. Gekomen bij de betreffende woning, daalden zij langs een stenen trap in de diepte en kwamen in een groot, ruim vertrek, dat door enkele lampen flauw verlicht was. In het midden was een tafel, waarop zich het brood en de wijn bevonden, welke straks voor het Heilig Avondmaal des Heeren zouden moeten dienen. Zodra allen, die verwacht werden, aanwezig waren, verscheen de bisschop. Het was een grijsaard, in een eenvoudig gewaad gehuld. Zijn ogen sprankelden echter nog levendig en getuigden van grote geestkracht. Onder zijn leiding was de gemeente te Smyrna tot grote bloei gekomen, zodat er tussen hem en de leden der gemeente een hechte band gegroeid was.

Zegenend strekte hij zijn handen uit over de aan zijn zorg toevertrouwden, die daarop neerknielden, waarna Polycarpus een vurig gebed opzond voor de vervolgde kudde, alsmede voor de overheden en voor het volk, dat hun de dood gezworen had. Bovenal bad hij ook voor de catechumen, de leerlingen, die nog uitgesloten waren van de viering van het Heilig Avondmaal en die in stille •verwachting de dag verbeidden, die hen aan de Heere en Zijn duur gekochte gemeente zou verbinden. Polycarpus smeekte of de Heere hun het Evangelie van Christus openbaren en de ogen hunner harten ontsluiten wilde, opdat zij toegevoegd zouden worden aan Zijn kudde en Zijn wet betrachten mochten. Hij bad, dat de Heere hen van alle zonden bevrijden en hun in- en uitgaan zegenen mocht, zodat zij ook in het toekomende Zijn vrede en heil ontvangen zouden. Na het gebed zong de gemeente een lofzang. Zodra de laatste tonen van het gezang weggestorven waren, nam Polycarpus een perkamentrol en las daaruit de afscheidsrede des Heeren voor, door zijn leermeester Johannes opgetekend. Vervolgens sprak Polycarpus de aanwezigen met vermanende en waarschuwende, doch ook met vertroostende woorden toe. Hij wees daarbij op de donkere dagen, die voor de deur stonden, doch ook op de woorden: „Weest getrouw tot in de dood" en op de belofte: „En Ik zal u de kroon des levens geven". Middenin deze toespraak werd aan alle zijden een dof gesnik gehoord. Polycarpus ging echter verder. Hij sprak o.m. aldus: Laten wij de Heere dienen met vreze en heilig beven, gelijk Hijzelf, de apostelen en profeten, die Zijn komst vooraf verkondigd hebben, 4iebben geboden. Dat wij trachten naar het goede en ons verre houden van ergernissen, van valse broeders en van hen, die in huichelarij de Naam van Jezus dragen en geesteloze en ijdele mensen tot dwaling verleiden. Want een iegelijk, die niet belijdt, dat Jezus in het vlees gekomen is, is antichrist; wie de dood des kruises niet belijdt, die is uit de vader der leugenen en wie het Woord des Heeren naar zijn eigen begeerte uitlegt en zegt, dat er noch opstanding noch oordeel is, die is een kind des satans. Vliedt daarom de valse leringen en wendt u tot de leer, die ons van den beginne is overgeleverd. Waakt in bestendig bidden en vasten, terwijl wij tot. God, Die alles ziet, smeken: Leid ons niet in verzoeking. Want de Heere heeft gezegd : De geest is wel gewillig, maar het vlees is zyak. Houdt door genade gedurig vast aan de hope, die u de Heere geschonken heeft en aan 't onderpand der eniggeldende gerechtigheid, hetwelk is Jezus Christus. Weest daarin standvastig en volgt het voorbeeld des Heeren na, vast en onbewegelijk in het geloof, elkander wederkerig liefhebbend, in de waarheid verbonden, de zachtmoedigheid des Heeren jegens elkander beoefenende, niemand verachtende. Maakt u allen aan elkander onderdanig, leidt uw levenswandel onberispelijk onder de heidenen, opdat gij door uw goede werken lof ontvangt en de Heere in u niet gelasterd worde. Wee hem, door wie de Naam des Heeren gelasterd wordt. Eenvoud en nuchterheid, leert die allen en wandelt in beide. Met de grootste ontroering luisterden de aanwezigen naar de woorden van de bisschop. En toen hij het „amen" uitsprak, werd dit woord door allen diep bewogen herhaald. Hierna werd het Heilig Avondmaal gevierd, aan het einde waarvan dankzegging plaats vond en een lofzang werd gezongen. Verkwikt door de woorden van hun opziener en gesterkt door de tekenen van brood en wijn, verlieten de aanwezigen daarop de plaats der samenkomst. Inmiddels ging het buiten onder het volk stormachtig toe. Het woedende gepeupel zocht de woningen der christenen op om de ' beledigingen, de goden aangedaan, door allerlei daden van moord en brandstichting te wreken. Zwarte rookzuilen stegen uit verschillende wijken der stad omboog, tot groot genoegen van de heidense priesters en van de Joodse leidslieden.

Het aldus verwekte oproer was de Pro-consul van Klein-Azië begrijpelijkerwijs niet ontgaan. Hoewel hij persoonlijk geen vijand der christenen geweest schijnt te zijn, bewoog de woede van het volk hem toch om daarvoor te zwichten. Hij liet door zijn soldaten de saamgeschoolde menigte uit elkaar jagen en enige plunderaars in de gevangenis werpen, maar bovendien begon hij gestreng de wet betreffende de godsdienst te handhaven. Te meer deed hij dit, omdat ook uit andere plaatsen de tijding kwam, dat er onlusten uitgebroken waren en de stadhouders gedwongen waren geworden een vervolging tegen de christenen in het leven te roepen. De Pro-consul, Maximius geheten, liet nu ook door zijn soldaten enige christenen gevangen nemen en beval, dat zij terstond in een openbare rechtszitting zouden worden verhoord.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 augustus 1950

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 augustus 1950

De Banier | 8 Pagina's