Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het mystieke Christus-leven in de gelovige

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het mystieke Christus-leven in de gelovige

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik ben met Christus gekruisigd en ik leef; doch niet meer ik, «laar Christus leeft in ray. En wat ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons Gods, Die mij liefgehad heeft, en Zichzelf voor mij heeft overgegeven. Galaten 2 : 20

Om ten volle uit genade te leven, tnoet men wettig aan de Wet zijn gestorven. Dat is: als men door de wet aan de wet gestorven is. Gelijk Paulus betuigt in Gal. 2 : 19: Ik ben door de wet gestorven aan de wet. Dat is, dat hij, door de wet zelf, geleerd heeft, dat hij er door de wet niet komen kon.

Dat noemt hij vervolgens, de gedachte uitbreidend, met Christus te zijn gekruisigd.

Dat is een sterven gelijk geen ander. Het is een sterven met Christus. Op tweeërlei'wijze kan men daarvan spreken. Uit kracht der toerekening aan Christus; dat namelijk God onze zondeschuld op Christus legt; dan Ihangen wij in Christus op dat kruis. \lü Hem begrepen, boet in Hem de altverkoren kerk.

Maar anderzijds is er ook een vereniging van de Christus met ons. Dan worden wij één plante met Hem. Komt de zondeschuld op Christus, zo sterft Christus. Komt de Christus in ons, dan sterft de zonde, dan sterven wij geestelijk. Dat is veel ontzaglijker dan het natuurlijke, gewone sterven. Wij maken het bewust door; in een afsterven van ons oude ik; onze ganse persoonlijkheid is er bewusV hij betrokken. Het is een sterven in klare levensbewustheid en strekt zich uit over de ganse mens. Ik ben gekruisigd; de ik-persoonlijkheid. De kruisdood van Christus is er als wn uitbeelding vaii. Zoals bij de kruisiging de gekruisigde werd uitgespalkt op het vloekhout en er letterlijk geen deel van zijn bestaan onaangetast bleef; doornageld, uitgespalkt, in stijgende koorts door het bloedverlies enz. — alzo nu ook geestelijk. In de gemeenschap met Christus wordt de ganse persoonlijkheid ontledigd, en dat t niet in één ure, maar streKt zich uit over de ganse tijd onzes levens. Geloof maar, dat dit niet meevalt, om aan al onze zondige lusten en genegenheden, aan onze eigen wijsheid en aan alles wat in ons tegenover God en Christus staat, te moeten sterven. Terecht een kruisiging genaamd.

En dat moet toch; want zal God in Christus de algehele vervulling der ziel en des levens worden, dan moet al het zondig onze er uit. Het leven kan en mag niet wonen bij de dood. Maar het eigenlijke kruis staat buiten Jeruzalem; Christus heeft buiten de poort geleden. Neen, in het Jeruzalem der wettische offeranden kan onze ziel niet behouden worden. Buiten de poort van deze stad der wet staat het eigenlijke kruis. Als wij, naakt uitgetogen, leren, dat wij door onze vroomheid er niet komen kunnen. Als wij onze vloekwaardigheid leren kennen, doornageld van de tien woorden der wet, o, dan kunnen wij met al onze werkheiligheid niets presenteren, dan moeten wij het hoofd op het blok leggen. Ja, afgesneden van de eerste stam, de oude, eerste Adam, moeten wij sterven in de handen van een driemaal heilig God. Maar daar, daar wordt ons nu de Christus der gerechtigheid en des levens toegepast, zodat het leven de ziel doorstroomt, niet alleen tot rechtvaardigmaking, maar eveneens tot heiligmaking. De rechtvaardigmaking is er feitelijk, omdat de heiligmaking het eigenlijke is, waar het God om te doen is in Zijn werk met ons.

Paulus zegt: Ik ben met Christus gekruisigd. Dat is naar zijn inwezen een voldongen feit. „Ik ben", al strekt het zich ook uit over de duur van ons ganse leven, het is in principe een onafwendbaar compleet feit. Dat is de betekenis van de werkwoordsvorm in het Grieks, de grondtaal, een perfectum. Ja, dat sterven is een perfect werk, door Gods werk in Zijn volk. En dat komt daar vandaan, dat namelijk zulk geestelijk sterven reeds het leven verborgen onder - zich heeft, waaruit dit sterven voortkomt. Ook dit komt in de grondtaal zo fijn, teder uit. Het staat er zó, (dit „en"), dat dit sterven en dit leven als dooreengestrengeld is. Paulus zegt dan ook: gekruisigd „en" ik leef. Dat is als een paradox. En toch zo schoon en waar. Een beeld uit de natuur verheldere het ons. Het dode blad hangt aan de haageik, totdat het nieuwe blad uitloopt. Maar dan dringt dat nieuwe leven-blad het oude ook tot afvalleiT. Zo ook hier. De mystieke Christus in ons is de verborgen wortel uit de kracht der wedergeboorte, waardoor het oude moet uitgedreven worden. Zij, die zulk sterven bij aanvang kennen, hebben daarin het bewijs, de openbaring, dat het leven, dat Christus al in hen werkt. Zij zullen tijdens dat stervensproces het mogelijk zelf niet (altijd) kunneii aanvaarden en geloven, en toch is het zo.-

Lees verder, wat Paulus er van getuigt: Ik ben met Christus gekruisigd en ik leef; doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij. Het is alsof hij wil zeggen: Ik ben nu meer dood dan ooit. En toch, en juist: Nu leef ik meer dan ooit. Dit is nu eerst leven te noemen; niet als ik mij aftob om er door de wet te komen; niaar als Christus in mij leeft. Dat eerst is leven, die naam waard. Het is wel dezelfde Paulus, naar zijif ikheid, naar zijn persoon, gebleven, hij is en blijft het onderwerp er van; maar het beginsel, het principe, dat die persoonlijkheid doorwoont en beweegt, is een Ander. Niet ik, maar Christus leeft in mij. Christus doorvloeit hem als het ware. Christus in hem geeft aan die Paulus nieuwe levenssappen tot zulk een doorheiliging, dat Christus functionneert in hem in en over al zijn vermogens en bestanddelen. Christus in de gelovige de kern van zijn leven. Een theoloog van naam heeft eens gezegd: In de wedergeboorte wordt 't rad onzer geboorte en persoonlijkheid op 'n andere spil gezet. In plaats van nu tegen God in te blijven iunctionneren, gaan wij dan door de inwendige drijving des Geestes naar God toe leven. Hier vallen alle vermogen, kracht en werkzaamheden van uit het schepsel volledig weg. Christus leeft in mij. Let er wel op: Christus. Niet maar Jezus, maar Christus, de gezalfde Ambtsdrager. Gods volk wordt nu ook ambtsdrager Gods. Christus dan niet slechts van waarde uit oogpunt van de schuld vergeving, maar bijzonder als wortel en sap des nieuwen levens. De hoogste en eigenlijke : ^3mtaal des geloofs is niet maar: ik ben gerechtvaardigd. Dat is wel groot; maar zonder meer was het toch een gebrekkig bezit. Neen, het gaat in de genade om nog iets anders, hetwelk als een vrucht van de rechtvaardigmaking kan worden beschouwd ; n.l. wat Paulus noemt: den heelde Zijns Zoons gelijkvormig te v.'orden. Dat wij ambtsdragers Gods zullen worden. Dat wij n.l. rutar Gods evenbeeld zullen herboren worden. Om daar de rechte betekenis van te verstaan, moeten wij naar het Paradijs terug. Adam, de eerste mens, staat daar als beeld Gods, in zijn bijzondere, van alle andere schepselen onderscheiden kwaliteit; hiJ is geschapen als de ambtsdrager Gods; als profeet, priester en koning, de drie factoren of functies van het wezen des mensen. God kennen met zijn hoofd (profeet), beminnen met zijn hart (priester) en dienen met zijn hand (koning).

Als ambtsdrager staat Adam georiënteerd naar God. Door de zonde is dit verwoest. En nu komt de tweede Adam, niet slechts om de zonde te boeten, maar om weer het (nieuwe) beeld Gods te vertonen.

Christus , de tweede Adam, staat Zelf wederom georiënteerd naar God. De grote medearbeider Gods is Hij. Dat is de betekenis van de naam en het ambt van Christus. Deze ambtelijke bediening ontleent haar heerlijkheid aan Zijn Godheid: de Zoon van God. Dit is de grond en inhoud, vol van waarde, dezer bediening. Paulus noemt dan ook zo aanstonds het geloof in Hem een geloof- in de Zoon van God.

In de vereniging met Christus, als Hij nu leeft in de Zijnen en dit laat gelden, dan gaan ook zij leven een leven, die naam waard. Dan wordt hun leven een Christus-leven, een functionneren van het drievoudige ambt. De sappen, die zij nu opzuigen uit die nieuwe Stam, maken ook hen tot profeten, priesters, koningen. En dat is leven, leven vol van inhoud en zïn.

Profeet, om God en al wat Goddelijk is te kennen.

Priester, om God te beminnen. Al wat van God is, is de ïnoeite waard om te kennen en er van te getuigen; maar evenzeer om het van harte lief te hebben. Een onbegrensde liefde, welke zelfs de oordelen leert lief krijgen.

Koning, om God te dienen in een Hem gewijd leven. Nu niet meer een dienen van de zonde, of een slaafs dienen van de wet; maar om nu spontaan, zonder van de wet ook maar iets meer te hebben te vrezen. God te dienen als een verzoend Vader.

Dan geldt: Uw geboden zijn niet zwaar. Het wordt een dienen zelfs niet slechts uit dankbaarheid voor de verlossing, maar God dienen om Zijnszelfs wil.

Alles saamgevat: het gestorven zijn aan de wet is niet ten gerieve van de zonde, maar om Gode te leven in de gehoorzaamheid des nieuwen levens. Nu leeft hij eerst goed; en doordien Christus in hem leeft, is dit leven, anders dan bij Adam, onverliesbaar en zal juist opbloeien uit heiligmaking tot heerlijkmaking. Leven is synthese, naar de eigenlijke aard: Christus leeft in mij.

(wordt vervolgd)

Doorn

WISSE

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 augustus 1950

De Banier | 8 Pagina's

Het mystieke Christus-leven in de gelovige

Bekijk de hele uitgave van donderdag 17 augustus 1950

De Banier | 8 Pagina's