Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

XIX

Gij zult Mijn getuigen zijn, zo te Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria en tot aan het uiterste der aarde.

Naar dit woord, gesproken door de Heere Jezus, hadden de discipelen en na hen hun leerlingen, het Evangelie des kruises verkondigd aan alle plaatsen, die ze hadden kimnen bereiken. Ze hadden getuigd van de liefde en almacht van hun Goddelijke Zender en Gods Geest had aan dat woord getuigenis gegeven en hen gebruikt als een middel in Zijn hand om dode zondaren ten leven te roepen. Degenen, wie dit ten deel gevallen was, werden wederom getuigen in 's Heeren dienst, getuigen door woord en voorbeeld en gelijk wij uit onderscheidene voorbeelden reeds zagen, ook getuigen door het hjden om Jezus' wil manmoedig en in de kracht des geloofs te mogen doorstaan.

Meermalen werd de leer des kruises ook door andere middelen verbreid dan door directe prediking en persoonhjk bezoek. Zo lagen in het Zuiden van Frankrijk, in die tijd Gallië geheten, de steden Lyon en Vienne, die reeds vroeg handelsbetrekkingen hadden op Smyrna en daardoor op indirecte wijze in kennis Wamen met de waarheden, die nodig zijn gekend te worden tot zaligheid. Die waarheden deden onder de bedauwing des Heiligen Geestes hun kracht op de bewoners van Lyon en Vienne en velen leerden het zalige van de dienst des Heeren kennen. Doch ook de vijand zat niet stil! Landvoogd van dat deel van het Romeinse rijk was Septimus Severus, die later keizer werd, een man vol van haat en bitterheid tegen het Christendom en zijn belijders. Hoe die vijandschap zich openbaarde is te lezen in de brief, welke door de christenen omstreeks het jaar 177 uit het Zuiden van Frankrijk geschreven werd aan hun geloofsgenoten in Klein- Azië. We lezen daarin onder meer het volgende:

„De dienstknechten te Lyon en Vienne wensen hun broederen in Azië en Phrygië die hetzelfde geloof en dezelfde hoop met hen hebben, vrede, genade en heerlijkheid van God de Vader en Zijn Zoon Jezus Christus, onze Heere!

Wij gevoelen ons niet in staat de zwaarte der verdrukking, door de heiligen hier geleden, de verbittering der heidenen tegen hen en de mishandelingen, de gezegende martelaren aangedaan, te beschrijven. Maar de genade Gods streed voor ons, want de zwakken werden gesterkt, de sterken waren als onwrikbare pilaren. Zo bewezen zij, dat het lijden dezes tegenwoordigen tijds niet is te waarderen tegen de heerlijkheid, die aan ons zal geopenbaard worden. De eerste vervolging kwam omniddellijk van het volk en bestond in bespottingen, slagen, het voortslepen hunner lichamen en het plunderen hunner goederen; dit alles werd met lijdzaamheid verdragen. Door de wrede pijnigingen, de christenen aangedaan door de stadhouder, werd de heilige verontwaardiging van één onzer broeders opgewekt en hij (wiens naam was Vettius Epagathus) trad vrijwillig voor de rechter om de onschuld der christenen te bewijzen. De stadhou­ der wilde zijn verdediging niet aanhoren en vroeg of hij een christen was. Hij beleed dit met grote vrijmoedigheid en werd daarom bij de andere martelaren gevoegd. Enige heidense slaven, welke bij de christenen dienden, werden gegrepen en zolang gemarteld, dat zij ten laatste op aanraden der krijgslieden ons beschuldigden, dat wij op onze bijeenkomsten kinderen ombrachten, hun vlees aten en hun bloed dronken en de onnatuurlijke misdaden deden; schoon men wist dat 't enkel laster was, werd nu de woede nog veel groter tegen ons. Ook Sanctus, de diaken van Vienne, werd gegrepen en gepijnigd, doch hij antwoordde op de vragen zijner vijanden alleen: Ik ben een christen. Hij en vele anderen werden onder velerlei martelingen gegeseld en op gloeiende platen gelegd, waardoor het gehele lichaam opgezwollen was. Toch bleven zij de Heere getrouw. Sanctus en Maturus, welke laatste eerst kort geleden gedoopt was, werden, nadat zij dit alles ook reeds uitgestaan hadden, op een gloeiende ijzeren stoel vastgebonden, geroosterd en eindelijk voor de wilde dieren geworpen".

Uit deze bewaard gebleven brief blijkt ons duideHjk, dat de landvoogd van Gallië een woedend vijand was van het Christendom en het volk Gods in niets ontzag. Onder hen, die van zijn woede te lijden hadden, behoorde ook de 90jarige bisschop Pothinus, die eveneens onder de grootste mishandelingen voor de rechterstoel van de stadhouder werd gesleept. Op diens vraag wie de God der christenen was, antwoordde Pothinus: Gij zult het vernemen, als gij u dat waardig betoont. Hierop begonnen allen, die de rechterstoel omringden, met elkander

te wedijveren om aan de eerwaardige grijsaard hun woede te koelen. Half dood werd hij tenslotte in de kerker geworpen waar hij na twee dagen stierf. Ook Blandina, een godvrezende slavin, onderging onder deze stadhouder de marteldood, nadat zij onophoudelijk, van de morgen tot de avond was gemarteld en gedwongen was om getuige te zijn van de wrede dood barer geloofsgenoten. De vijanden hadden gedacht, dat haar door dit bloedige schouwspel de moed zou ontzinken en zij er ten slotte in zou toestemmen om de goden te offeren. Dit duivelse plan gelukte echter niet. Integendeel, zij verbeidde met heilig verlangen het ogenblik, dat een einde aan alle aardse smarten zou maken.

In de arena aan een paal gebonden, werden de wilde dieren op haar losgelaten. Deze liepen echter om haar heen zonder haar aan te raken. Tegen de avond werd zij daarop ontbonden en naar de gevangenis terug gebracht om voor nieuwe pijnigingen bewaard te worden. Later werd zij, tegelijk met een 15-jarige knaap, Ponticus geheten, andermaal naar de plaats der schouwspelen geleid om tot vreugde van het volk de marteldood te sterven. Men bond haar in een net en wierp haar voor een tevoren fel geplaagde stier, die haar op de horens nam, enige malen omhoog wierp en verscheidene wonden toebracht, zodat ze eindelijk, na langdurig lijden, de geest gaf.

Ook Ponticus mocht standvastig in het geloof bhjven. Alle pogingen om hem tot afval te bewegen, mislukten. Onder de folteringen, die daarop volgden, blies hij de laatste adem uit.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 september 1950

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 september 1950

De Banier | 8 Pagina's