Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Perpetuds beproeving

XXIII.

Perpetua sidderde een ogenblik bij het binnentreden van haar vader. Zij deed een schrede voorwaarts en fluisterde hem toe: Mijn vader! de bovendrijvende partij heel het volk gans willekeurig naar eigen inzicht en believen de wet voor en wee hem, die zich daaraan niet onderwerpt of zelfs maar in verdenking komt, dat hij daartegen verzet in zijn hart omdraagt. Zo hij al niet ten dode is opgeschreven, dan wacht hem toch een zware straf. In een communistische staat kent men slechts macht en de dwingelandij van de macht, een vreselijke terreur, maar geen recht, dewijl men Hem verwerpt, uit Wie alle recht zijn oorsprong heeft en Wiens Wet en ordinantiën alleen maar een vaste grondslag aan het recht geven.

Zich voor haar op de knieën werpend en de handen wringend, sprak hij als volgt tot haar:

Heb medelijden, mijn dochter, met mijn grauwe haren! Zo ik nog verdien uw vader genaamd te worden, dewijl ik u met deze mijn handen tot in de bloeitijd uws levens heb opgevoed; daar ik u zelfs boven uw broederen bemind heb; o, stel mij dan niet tot een smaad der mensen. Zie op uw broeders, op uw moeder en haar zuster! Zie op uw eigen zoon, die na uw dood niet in het leven zal kunnen blijven. Leg toch die hooghartigheid af, die uzelf en ons allen in het verderf moet storten.

Terwijl de grijsaard zo sprak, overdekte hij haar handen met kussen en noemde hij haar de meesteres van zijn lot. Dat deze ontmoeting voor Perpetua, die haar vader innig liefhad, een zware beproeving was, laat zich indenken. Zij zelf beschreef haar toestand in die ogenblikken aldus: Ach met welk een diepe weedom aanschouwde ik die grijze haren mijns vaders! Hoe innig griefde het mij, dat hij de enige was van mijn geslacht, die in mijn lijden enkel stof tot treuren en niet tevens tot bhjdschap zag! Om hem te bemoedigen zeide zij tot hem: Vader! dat alleen zal op de plaats des verhoors geschieden, wat God wil en beschikt. Bedenk, dat ons lot niet meer in onze macht staat, maar in Gods handen berust! Als verstomd staarde de grijsaard op zijn dochter. Ongetroost en zwijgend liet hij haar achter, in zijn hart de verleider vervloekend, die zijn enige en geliefde dochter tot een volgelinge van de door hem gehate Nazarener had gemaakt.

Het tijdstip, waarop over het lot van Perpetua en dat harer medegevaflgenen zou beslist worden, was niet verre meer. De procurator Hilarianus, die bij de dood van de pro-consul Minucius Timinianus het landvoogdehjk bewind in handen had gekregen, gaf bevel, dat de christen-gevangenen in een openbaar verhoor op de daartoe bestemde plaats ziouden verschijnen.

Perpetua heeft dit eveneens zelf beschreven. Zij verhaalt dienaangaande het volgende:

Des anderen daags, toen men ons het eerste voedsel bracht, werden wij onverwacht opgeroepen en weggeleid om verhoord te worden. Het gerucht, dat wij in aantocht waren, was ons reeds vooruit gevlogen en had zich met snelheid door de belendende straten en wijken verspreid. Een ontzettende volksmenigte was reeds op de marktplaats tezamen gestroomd. Wij klommen op de catasta (dit was een verheven plaats midden op het marktplein)) Al de overigen, hoofd voor hoofd ondervraagd zijnde, hadden beleden christenen te zijn. Men was tot mij gekomen, maar eensklaps, eer ik kon spreken, stond daar weder mijn vader voor mij, met mijn zoon in zijn armen. „Erbarm u over uw kind!" riep hij smekend. Ook de rechter voegde zijn smekingen bij die van haar vader.

„Verschoon", aldus sprak de rechter, „de grijze haren uws vaders! Ontferm u over de jeugd van uw kind! Offer voor het welzijn der Caesars!" „Dat doe ik niet", luidde het antwoord van Perpetua.

„Zijt gij dan een christin", vroeg de rechter verder.

„Ja", antwoordde Perpetua, „ik ben een christin".

Op deze moedige verklaring der jonge vrouw volgde haar veroordeling. Toen daarop de vader, bij het vernemen van Perpetua's vrijmoedige getuigenis een dreigende houding tegenover zijn dochter aannam en pogingen deed om haar tot zich te trekken en mede te slepen, gaf de procurator bevel, dat men hem met geweld verwijderen zou. Toen de grijsaard zich ook hiertegen verzette en weerstand bood, werd hij door de Romeinse lictoren (beulen) met roeden geslagen. De aanblik hiervan sneed Perpetua door de ziel. Zij schreef hierover aldus: Die slagen deden mij pijn alsof ik ze zelf ontving. Ach, hoe gevoelde ik, wat mijn vader in deze ogenblikken moest lijden! Hoe beklaagde ik hem en zijn ongelukkige ouderdom!

Had Hilarianus wellicht gehoopt, dat Perpetua thans zou bezwijken, nu zij haar vader zag geselen, deze hoop ging niet in vervulling. Perpetua ontving van haar Heere en Heiland, haar Redder en Zaligmaker, de kracht om staande te kunnen blijven. Toen dan ook alle pogingen om haar tot afval van haar geloof te bewegen, bleken te falen, sprak Hilarianus over haar, alsook over Felicitas en de andere christen-gevangenen het doodvonnis uit. Zij zouden op het aanstaande verjaarfeest van Geta's benoeming tot Caesar in het dan te vieren feest aan de wilde dieren worden voorgeworpen.

Verheugd, dat niet één hunner het geloof verzaakt had, werden de gevangenen onder sterk geleide naar de gevangenis teruggebracht. Perpetua wachtte daar nog een zeer zware beproeving. Zij vond er nameüjk haar kind niet terug. Daarom zond zij de diaken Pomponius tot haar vader met het verzoek haar zuigeling te mogen terug ontvangen, waarbij Pomponius zich beriep op de aan Perpetua verleende vergunning om haar zoon in de gevangenis bij zich te mogen hebben. Dit verzoek werd echter met een hardvochtige weigering beantwoord, daar de vader nog de ijdele hoop koesterde, op deze wijze alsnog zijn dochter tot afzwering van de Christelijke godsdienst te kunnen brengen. Ook dit bleek echter tevergeefs. De Heere maakte de banden, die Perpetua aan haar kind verbonden, los en zo overwon zij ook deze smart door de vreugde, straks met de martelaarskroon begiftigd te zullen worden.

Aldus waren de sterkste banden, die haar nog aan de aarde hechtten, onmerkbaar los gemaakt en kon geheel haar ziel zich verheugen in het vooruitzicht, dat haar wachtte. Ja, toen kon Perpetua naar waarheid en met het ganse hart zingen:

Maar (blij vooruitzicht dat mij streelt). Ik zal, ontwaakt. Uw lof ontvouwen, U in gerechtigheid aanschouwen. Verzadigd met Uw godd'lijk beeld.

In de kerker vond zij gelegenheid om rekenschap te geven van het geloof en de hoop, die zo heerlijk in haar werkten en daardoor moed en vertrouwen te verwekken, niet slechts in de harten van haar medegevangenen, doch ook in die van de vele christenen, die haar in steeds groter aantal kwamen bezoeken. Onder de medegevangenen bevond zich ook nog steeds Felicitas, die haar in het afleggen der behjdenis was voorgegaan. Ook deze wachtte nog een beproeving, waar de Heere haar genadighjk doorhielp, gelijk in het vervolg zal blijken.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 oktober 1950

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 oktober 1950

De Banier | 8 Pagina's