Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXV.

Perpetua's dood

De beren en luipaarden, die de arena snuivend en brullend binnenstoven, waren door dagen lang vasten in een toestand van woede gebracht, zodat ze schuimbekkend op hun weerloze slachtoffers toerenden en met hun machtige klauwen de nog jeugdige marmen bewerkten, die weldra de geest gaven.

Onder hongerig gebrul betwistten de dieren elkaar de bloedende ledematen der martelaren, terwijl intussen vanaf de tribunes het gejuich der talrijke toeschouwers door de arena daverde.

Onder de slachtoffers was ook een zekere Satumus, die door één der luipaarden dodelijk gewond was. Uit zijn wonden golfde bloed. Weldra zou ook voor hem het ogenblik der verlossing uit het lijden aanbreken. Doch voordat dit aanbrak, had hij nog gelegenheid om afscheid te nemen van de gevangenbewaarder, Pudens, van wie wij tevoren reeds melding hebben gemaakt. Saturnus wenkte Pudens om nader te komeü. Bij Satumus gekomen, verzocht deze aan Pudens om de ring van zijn vinger. Nadat hij deze verkregen had, doopte hij hem in zijn eigen bloed en gaf daarop de met bloed overdekte ring aan Pudens als een aandenken weder. „Vaarwel", fluisterde hij zacht, „blijf gedachtig hoe ge mij sterven zaagt en laat dit schouwspel u niet schokken, maar veeleer bevestigen in het geloof'

Niet lang duurde het meer of Pudens volgde de weg, die zo velen hem reeds waren voorgegaan.

Na de jongelingen kwamen de vrouwen aan de beurt. Voor hen was een wilde stier bestemd. In stü gebed smeekten Perpetua en Felicitas om de genadige bijstand des Heeren. Van hun klederen ontdaan en met een net overtogen, traden zij hand aan hand de arena binnen. Op het gezicht van die twee zwakke vrouwen, waarvan de één nog zo jong en zo tenger van gestalte was, ontwaakte het gevoel van medelijden en de stem der menselijkheid in veler boezem. Kreten van afkeuring en ontzetting deden zich horen. Een dof geklag en gejammer, dat zich steeds luider verhief, doorliep murmelend de scharen. De vrouwen werden daarop naar het einde van het strijdperk teruggeroepen van het net bevrijd en in het bezit van hun klederen hersteld. Vervolgens werden zij weer het strijdperk binnengeleid. Beiden hielden de ogen ten hemel gericht, terwijl him lippen zich nauw merkbaar bewogen.

Andermaal werd een ijzeren valdeur geopend en een woedende stier stoof de arena binnen. Onmiddellijk rende hij op zijn prooi af. Onder ademloze spanning der toeschouwers werd Perpetua het eerst gegrepen en ter aarde geworpen. Ongedeerd stond zij echter op en schikte de verwarde klederen zo goed als dit mogelijk was. Vervolgens deed zij een poging om ook haar ontsnoerde haarvlechten enigszins te herstellen, daar zij niet met wildverspreide haren als een rouwdrijvende of wanhopige wilde sterven.

Op enige afstand van haar lag Felicitas, die door een stoot licht gewond was. VriendeUjk hielp Perpetua haar op en zo stonden de beide vrouwen, doodsbleek, kahn en rustig naast elkander, afwachtende wat er verder gebeuren zou. Door de aanblik hiervan opnieuw getroffen en vertederd, eiste het volk andermaal, dat de vrouwen uit de arena zouden worden weggevoerd. Nadat aan deze eis voldaan was, ontmoette Perpetua aan de ingang van de arena Rusticus, een catechumeen en haar jongste broeder. Het was alsof zij zich in een benauwde droom bevond, daar zij niet meer wist wat er gebeurd was. Met verbaasde en angstige blikken om zich heen kijkend, vroeg zij: Wanneer moet nu die razende stier tegen ons losgelaten worden?

AUes is reeds voorbij, antwoordde Rusticus, hetgeen zij echter nauwelijks geloven kon. Eerst toen zij op haar gescheurde klederen en de ontvangen wonden lette, keerde zij tot de werkelijkheid terug. Zij nam daarop afscheid van Rusticus en haar broeder, zeggende: Blijft standvastig in het geloof! Hebt elkander hartelijk hef! En laat u toch vooral door dat lijden, dat gij ons zaagt dragen, niet tot ontrouw of afval bewegen! Alsnu werden de martelaars op verlangen des volks in het midden van de arena geroepen. Daar gekomen vielen zij juichend in elkanders armen en gaven elkander de broederkus om met dit teken des vredes hun martelaarsschap te eindigen.

Daarna boden zij zich zwijgend en onbewegelijk de zwaardrechters aan, ter­ wijl de één de ander ondersteunde. Perpetua werd met het zwaard terechtgesteld door een nog jeugdig zwaardrechter, wiens hand beefde, waardoor de door hem toegebrachte slag niet dodelijk was. Toen wees zij zelf de plaats aan, waar hij treffen moest. Een kort ogenblik daarna drong het staal in haar hart. Een laatste zucht ontglipte haar boezem en zij was heengegaan naar het Vaderhuis met zijn vele woningen, in het vaste geloof, dat zij daar haar Bloedbruidegom van aangezicht tot aangezicht zou mogen ontmoeten.

De bedroefde vrienden der martelaars verzamelden de overblijfselen van hun geliefden om die in de hoofdkerk ter aarde te bestellen. Lang bleven onder hen de dierbare overledenen als een wolk der getuigen in eerbiedige gedachtenis. Niet het minst Perpetua en Felicitas, die zulk een helder getuigenis hadden mogen afleggen van de hoop, die door 's Heeren genade in hen was. Hoe goed en nodig is het om op deze helden en heldirmen des geloofs uit de eerste eeuwen van het Christendom in deze tijd het licht te laten vallen. Niet om hen, gehjk Rome met Perpetua en Felicitas heeft gedaan, tot de rang van heiligen te verheffen en hun een eer toe te brengen, die alleen Gode toekomt; maar om daarin te aanschouwen wat Gods genade vermag en mocht het zijn, niet te rusten voordat wij onze ziel geborgen weten in Hem, Die als de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, Jezus, voor de vreugde, die Hem voorgesteld was, het kruis heeft verdragen en de schande veracht en gezeten is aan de rechterhand Gods.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 oktober 1950

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 19 oktober 1950

De Banier | 8 Pagina's