Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Wijziging van Belastingwetten

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wijziging van Belastingwetten

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Rede Ir. van Dis

Eindelijk zijn de wetsontwerpen betreftende de reeds lang geleden aangekondigde wijzigingen in enkele belastingwetten, door de Kamer in behandeling genomen. Die wijzigingen hielden o.a. in een verlaging van de inkomsten- en loonbelasting, een verhoging en technische wijziging van de omzetbelasting, een wijziging en aanvulling van de registratiewet, een wijziging van de zegelwet en een geheel nieuw ontwerp vap wet op de personele belasting. In de oorspronkelijk ingediende wetsontwerpen waren door de minister ook weer wijzigingen aangebracht. Zo bijvoorbeeld in dat ten aanzien van de omzetbelasting. Deze wilde de minister in zijn oornpronkelijk ontwerp voor de detailhandel van 3 op 31/2 % brengen, hetgeen 110 millioen gulden in de schatkist zou hebben gebracht, waarvoor echter de middenstanders hadden moeten boeten, daar zij die verhoogde opbrengst der omzetbelasting hadden moeten o»rengen. De minister heeft echter vaa, zijn voornemen afgezien, daar tegen dit-*voorstel terecht sterk verzet rees. De omzetbelasting blijft dus nu voor de jdétailhandel en andere groe^^^n 3 %, terwijl voorts een aantal levensbehoeften geheel van deze omzetbelasting^ 5: al worden vrijgesteld. Terwijl dus de verhoging der omzetbelasting voor de detailhandel niet doorgaat, wordt ze voor de fabrikant nog hoger dan 3 l/g % gebracht, namelijk van 3 op 4 %. De één wordt dus wat verlicht eji de ander moet meer betalen.

Van de verlaging der loon- en inkomstenbelasting zal maar weinig gevoeld worden, want zodra het ontwerp inzake verlaging dezer belastingen wet geworden is, zal ook de reeds door de Kamers aanvaarde wet inzake de huurverhoging in werking treden.

Wat de wijziging der personele belasting betreft, kan gezegd worden, dat de nieuwe wet op de personele belasting practisch weinig verandering in de bestaande toestand zal brengen. Ze betreft meer een wijziging van de vorm, daar op de oude wet, die van 1896 dateert, door de vele er in aangebrachte wijzigingen, heel v/at aan te merken valt.

Met sprekers van andere partijen werd bij deze belastingontwerpen ook van Staatkundig Gereformeerde zijde het woord gevoerd, en wel door de heer ir. van Dis, wiens rede wij hieronder laten volgen.

Ir. van Dis sprak als volgt:

Mijnheer de Voorzitter! De in behandeling zijnde wetsontwerpen betreffende diverse belastingen, gevsn ons aanleiding tot het maken van enkele opmerkingen.

Allereerst wensen wij naar voren te brengen, dat elke verlichting van lasten onze volle instemming heeft. De belastingdruk is toch zo hoog gestegen, dat schier heel het volk er onder gebukt gaat. Ja, Nederland spant, wat dit betreft, zelfs de kroon, want hier te lande zijn de belastingen hoger opgeschroefd dan in welk ander land ook. Die belastingdruk vormt een last, welke

zeer zwaar

weegt en is ook oorzaak, dat velen zich op allerlei manier moeten bekrimpen en zich de benodigde goederen niet kunnen aanschaffen, terwijl vele zakenlieden er zodanig door getroffen worden, dat zij zich genoodzaakt zien hun zaak over te doen, indien zij al niet door een faillissement worden getroffen. Bovendien werken de hoge belastingen als esn sterke rem op de spaarzin van ons volk, daar velen aldus redeneren, dat wat zij besparen, door minister Lieftinck wordt opgevorderd. De bekende spaarpotten in de vorm van het hoofd van minister Lieftinck spreken ten deze Voor zich zelf. Om dezelfde reden spannen velen zich niet meer in om er nog wat bij te verdienen, want de situatie is op het ogenblik zo, dat als iemand er op de één of andere manier nog ƒ 1.000.— per jaar bij kan verdienen, dit bedrag, zo niet geheel, dan toch voor een zeer belangrijk deel hem door de fiscus wordt ontnomen. De

hoge belastingen

remmen ook in geen geringe mate de activiteit der ondernemers om nieuwe plannen tot uitvoering te brengen, alsook om bestaande ondernemingen uit te breiden. Zij werken niet minder uiterst nadelig op de Oudhollandse deugd der zuinigheid, doordat men niet meer zo nauw ziet op het maken van onkosten, die van het bruto-inkomen mogen worden afgetrokken, omdat anders het grootste deel er van toch naar de fiscus gaat„^,

LettMid op al deze bezwaren tegen de huidige belastingdruk, welke met nog andere aan te vullen zouden zijn, moet elke vermindering van belastingdruk worden toegejuicht. In de door de minister ingediende wetsontwerpen wordt ook van belastingverlaging gesproken en inderdaad wordt hier en daar enige verlichting aangebracht, doch anderzijds worden weer andere belastingen verhoogd, zodat over het geheel genomen meer van een

verplaatsing

van belastingdruk moet gesproken worden dan van een verlaging. De aanvankelijk aangekondigde verhoging der omzetbelasting voor de detailhandel — dit wil dus zeggen voor de handeldrijvende middenstand, zodat het ambacht er buiten valt — is door de minister teruggenomen, maar daarmede blijft de huidige toestand voor verscheidene artikelen bestaan.

Deze belasting wordt door de middenstanders als een zeer zware last gevoeld. Nog maar kort geleden schreef een kleine middenstander ons, dat hij elke drie maanden 100 a 200 gulden uit zijn bedrijfskapitaal moest nemen om deze ten behoeve van de

omzethelasting

naar de fiscus te brengen. De man had een gezin van vijf personen, waarbij hij bovendien verleden jaar met grote tegenslagen te kampen had door ziekten in het gezin, hetgeen hem ook op hoge kosten bracht.

Dit geval is er slechts één uit de vele, die wij naar voren zouden kunnen brengen om een indruk er van te krijgen hoe zwaar die omzetbelasting op het bedrijfsleven en wel zeer in het bijzonder op de kleine middenstand drukt. Daarbij komt, dat het steeds als een grote onbillijkheid wordt aangemerkt, dat het ene product vrij van omzetbelasting is en andere producten niet, hoewel die toch even goed tot de levensbehoeften behoren. Men acht dit een

meten met twee maten,

een ongelijk belasten van de middenstand. Nu heeft de minister voorgesteld om een aantal artikelen, die tot op heden onder de omzetbelasting vallen, daarvan vrij té stellen. Hoewel wij de minister hiervoor dankbaar kunnsn zijn, zijn wij daarmede echter niet voldaan. De situatie wordt nu toch zo, dat b.v. een kruidenier op tal van artikelen geen omzetbelasting zal behoeven te betalen. Hoe zal deze middenstander echter moeten uitmaken hoeveel omzetbelasting hij moet opbrengen? Voorheen, toen bijna al zijn artikelen onder de omzetbelasting vielen, was dat gemakkelijk. Hij vermenigvuldigde het heffingspercentage slechts met het honderdste gedeelte van het bedrag van zijn omzet. Nu echter een groot aantal artikelen van de oxk-zetbelasting wordt vrijgesteld, is dat niet zo eenvoudig meer. Wil hij het goed doen, dan zal dit hem heel wat

tijd en hoofdbrekens

kosten vanwege de daaraan verbonden ingewikkelde administratie. Wat voor de kruidenier geldt, geldt in meerdere of mindere mate ook voor de bakkers en banketbakkers, die vrije artikelen, zoals brood en beschuit verkopen, terwijl andere door hen verkochte artikelen aan omzetbelasting onderhevig zijn. Ook aan hun boekhouding zullen zware eisen worden gesteld, terwijl het ook door hen als een grote onbillijkheid wordt aangemerkt, dat sommige artikelen, die toch niet als weelde-artikelen kunnen worden aangemerkt, zoals o.m. biscuits, zo uitermate hoog belast zullen worden. Wat voor de kruideniers, bakkers en banketbakkers geldt, geldt eveneens voor andere middenstandsbedrijven. Daarom ware het o.i. veel beter om de omzetbelasting nu reeds geheel en al

af te schaffen,

gelijk dat in België reeds het geval is, waar van de middenstand geen omzetbelasting geheven wordt. Te meer zou dit kunnen geschieden, omdat de minister medegedeeld heeft, dat het in het voornemen ligt om de omzetbelasting voor de detailhandel geheel te doen verdwijnen, zodra de Benelux-regeling in werking zal treden. De vraag doet zich echter voor, hoe lang dit nog zal duren en oolc of er van deze regeling wel ooit iets komen zal! Reeds herhaaldelijk is er een datum genoeiiid, waarop deze regeling in werking zou treden, doch tot op heden is daarvan nog niets gekomen. Wanneer de minister de overtuiging is toegedaan, dat deze regeling binnenkort in werking zal treden, dan zou het on­ zes inziens toch alleszins aanbeveling verdienen nu al reeds tot afschaffing van de omzetbelasting voor de middenstand over te gaan.

De - omzetbelasting toch, die bedoeld was als een verbruiksbelasting, wordt in de praktijk niet als zodanig aangevoeld, doch heeft alleszins het karakter van ean

bedrijfshelasting,

doordat de concurrentie niet toelaat, dat de omzetbelasting aan de consumenten wordt doorberekend. Dit laatste zouden wij ook allerminst wensen, daar dit een verhoging der prijzen ten gevolge zou hebben, waartegen ernstige bezwaren bestaan. Daarom zouden wij er de voorkeur aan gegeven hebben, dat de minister nu reeds tot afschaffing van de omzetbelasting ware overgegaan. Wij wensen dit alsnog bij hem te bepleiten, daar het van het allergrootste belang geacht moet worden, dat de middenstand algeheel verlost wordt van de zwaar drukkende last van deze belasting. Hiervoor is te meer reden, omdat de middenstanders generlei compensatie verkregen hebben voor de algemene prijsstijging, gelijk dat het geval geweest is met de lonen, die reeds enkele malen met 5 pet. verhoogd zijn. Wat dit betreft, verkeren de middenstanders in dezelfde omstandigheid als zovele

particulieren,

die van een klein inkomen moeten leveh. Ook dezen hebben geen compensatie gehad, hoewel zij toch even goed gebukt gaan onder de stijging der prijzen. Te meer wekt dit ontevredenheid, omdat de Regering op de begroting nog tal van posten laat voorkomen, die daarvan geschrapt behoorden te worden. Wij wijzen onder meer op de talrijke subsidies, die verstrekt worden ten behoeve van het toneel, de sport, de openbare bibliothekeii en leeszalen en andere uitgaven voor niet noodzakelijke doeleinden. Wij denken hierbij ook aan de

twee milliard,

die de Regering cadeau gedaan heeft aan de Indonesische republiek, terwijl ook andere uitgaven met betrekking tot Indonesië er niet weinig toe hebben bijgecjragen om de ontevredenheid op te wekken en te versterken.

Zo las ik in het orgaan der bakkers, „De Bakkerswereld", in het nummer van 28 September 1950 de volgende ontboezeming van een door de hoge omzetbelasting ontstemde bakker:

„Wat zegt u van de snoepreisjes van ministers en ambtenaren (met gezin) naar Indonesië enz.? Kosten enige millioenen. En van de Ronde-tafelconferentie? Waarbij met geld gesmeten werd en sommen uitgetrokken werden voor zaken, die kant noch wal raakten (onvoorziene uitgaven). Kosten enige millioenen. En dan de subsidie aan de K.L.M. Een subsidie, die in deze onzekere tijd en in ons verarmde land zeker niet verantwoord is. Enige millioenen."

Deze bakker besloot zijn aldus: ontboezeming

„Het enige verschil met het communisme is: Wij mogen ons nog uiten! Maar daar is dan ook alles mee gezegd."

Mijnheer de Voorzitter! Wij merkten reeds op, dat deze woorden afkomstig zijn van een ontstemde bakker. Ze zijn dus voor zijn rekening. Er blijkt echter uit, welk een grote ontstemming het verwekt, wanneer men enerzijds

zware lasten

op het volk legt en anderzijds uitgaven doet, die, gelijk door mij zelf genoemd, beslist niet nodig zijn en er alzo blijk van gegeven wordt, dat niet de nodige zuinigheid wordt betracht met de gelden, die de belastingbetalers moeten opbrengen.

Niet minder moet het grote ontstemming verwekken, dat de minister

kunstenaars en ook beoefenaars van de sport

als beroep tot een bedrag van ƒ 8.000 vrijstelt van de omzetbelasting. Waarom toch moeten dezen voor zulk een groot bedrag worden vrijgesteld, tervsdjl de beoefeujiars van een ambacht, de middenstanders en ook degenen, die diensten verrichten, zoals handelsagenten, die hard voor hun brood moeten werken, zwaar belast worden en van elke cent, die zij ontvangen, omzetbelasting moeten betalen?

Mijnheer de Voorzitter! Wat de voorgestelde verlaging der loon- en inkomstenbelasting betreft, daarvan zouden wij willen opmerken, dat het ons teleur stelt, dat voor hen, die middelmatige inkomens hebben, de voorgestelde belastingverlaging slechts gering is. Ook voor hen zijn de uitgaven door de

prijsstijgingen

gestegen.; ook zij zullen straks hogere huren moeten betalen, doch de compensatie, die hun door de voorgestelde belastingverlaging wordt geboden, is daarmede niet in overeenstemming. Wij zouden er dan ook bij de Minister op willen aandringen om aan deze categorie meerdere aandacht te willen schenken, opdat ook voor hen de lasten zullen verlicht worden.

Voorts zouden wij er bij de minister op willen aandringen om een andere regeling te treffen voor degenen, die geen vast jaarlijks inkomen hebben, doch wier inkomen steeds aan sterke wisselingen onderhevig is, zoals dat b.v. het geval is met de tuinders en anderen. De huidige regeling wordt door de hierbij betrokkenen als een grote onbillijkheid aangemerkt, daar zij van mening zijn, dat zij op deze wijze een te hoog bedrag aan belasting betalen. Beter zou het onzes inziens zijn, wanneer degenen, die onder deze categorie vallen, tegen een gemiddeld inkomen werden aangeslagen. Wij dringen er ten sterkste bij de minister op aan, dat hij op zijn afwijzende houding, zoals deze in de Memorie van Antwoord tot uiting is gebracht, terug komt en alsnog een bilhjke regeling voor deze groep van belastingbetalers tot stand brengt.

Mijnheer de Voorzitter! Tenslotte zouden ook wij gaarne van de minister vernemen, hoe groot het bedrag is, waarmede in de voorgestelde wetsontwerpen de verschillende daarin behandelde belastingen worden verlaagd. Doordat er verscheidene wijzigingen in de oorspronkelijke wetsontwerpen zijn aangebracht, en enkele aanvankelijk voorge-' stelde verlagingen, zoals ten aanzien van de registratie, weer ingetrokken zijn, bestaat daarover geen duidelijk inzicht, zodat ook wij, met sprekers, die ons voorafgingen, gaarne daarover van de minister nadere inlichtingen zouden willen ontvangen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 november 1950

De Banier | 8 Pagina's

Wijziging van Belastingwetten

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 november 1950

De Banier | 8 Pagina's