Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXVI.

Na de dood van keizer Septimus Severus in het jaar 211 der Christelijke jaartelling brak er voor de christenen een periode van rust aan, zo zelfs, dat men toen zou gemeend hebben, dat de bloedige vervolgingen voor goed tot het verleden zouden behoren. Septimus Severus werd namelijk opgevolgd door keizers, die het Christendorr) welgezind waren. Zijn eerste opvolger was zijn zoon Caracalla, iemand, die tal van misdaden op zijn geweten had, maar toch de christenen geen leed veroorzaakte. Onder hem hielden de vervolgingen langzamerhand op, zodat de kerk zich in een voortdurende vrede mocht verheugen. Deze Caracalla werd opgevolgd door zijn neef Alexander Severus, die nog welwillender tegenover de christenen stond dan zijn voorganger. In zijn huiskapel liet hij zelfs temidden der standbeelden van andere bekende mannen, ook een beeld oprichten, dat Christus moest voorstellen, hoewel liij heiden bleef. Niet zelden haalde hij ook uitspraken des Heeren aan. Zo koos hij bijvoorbeeld het Schriftwoord: Zo wat gij wilt, dat u de mensen doen, doet gij hun ook alzo, tot zijn zinspreuk. Hij liet deze spreuk in zijn paleis en op alle openbare gebouwen met gouden letters schilderen en ook handelde hij in zijn daden naar deze woorden. Vleiers en verleiders werden uit zijn omgeving geweerd, terwijl hij de christenen belang­ rijke bedieningen en ereposten liet bekleden. Ook bood hij de christenen hulp bij het bouwen van een kerk door te bevorderen, dat hun daarvoor grond beschikbaar werd gesteld.

Toen het namelijk bij de verkopers van spijs en drank, die op de door de christenen begeerde plaats hun tenten hadten hadden opgeslagen, op sterk verzet stuitte, dat deze plaats voor het bouwen van een kerkgebouw zou worden bestemd, gaf de keizer de kooplieden bevel, dat zij vertrekken zouden, zeggende: Het is beter, dat men op deze plaats God, op welke wijze dan ook, dient en eert, dan dat zij door de dienaars der kooplieden besmet en verontreinigd wordt.

Dat Alexanders moeder op hem invloed ten goede voor de christenen uitoefende is niet onmogelijk; ja zelfs zeer waarschijnlijk. Van haar, die Julia Mammea heette, is namelijk bekend, dat zij een vriendin der christenen was. Meermalen voerde zij met de reeds eerder genoemde Origenes gesprekken over het heil harer ziel, terwijl zij ook de christenen een plaats bezorgde waar zij konden samenkomen.

Alexanders opvolger was echter van een geheel andere gezindheid tegenover de christenen. Hij vervolgde hen en gaf bevel de opzieners der gemeente ter dood te laten brengen. Zo werd onder meer de toenmalige bisschop van Rome, Fortianus geheten, naar de bergwerken van Sardinië verbannen, waar hij tengevolge van de hem aangedane mishandelingen overleed. Ook in Cappadocië werden onder deze keizer vele christenen om des geloofs wil omgebracht.

Na deze keizer, die Maximinus de Thraciër genoemd wordt en slechts kort geregeerd heeft, namelijk van 235 tot 238, kwamen er keizers, die door de voortdurende beroeringen in het uitgestrekte Romeinse rijk te zeer werden bezig gehouden om aan het vervolgen der christenen te denken.

Ook onder keizer Philippus Arabs (244- 249), zo genoemd omdat hij een Arabier was, die als bevelhebber der praetorianen — dit waren de soldaten van de keizerlijke lijfwacht — zijn voorganger had omgebracht, kwam er geen vervolging tegen de christenen. Zelfs was hij zo gunstig tegenover hen gezind, dat het gerucht de ronde deed, 'dat de keizer christen was geworden. Zij vonden in hem althans een vriend en beschermer, hetgeen vi'ellicht voor geen gering deel te danken was aan de invloed van zijn gemalin Otacilia, die ook goed bekend was met Origenes, met wie zij zelfs briefwisseling onderhield. Het verhaal luidt, dat deze keizer eens, in een nacht voor het Paasfeest, aan het gemeenschappelijk gebed der christenen wilde deelnemen. De bisschop wilde hem dit echter niet toestaan, voordat hij zijn zonden had beleden en zich als een boeteling voor het aangezicht des Heeren had verootmoedigd. De keizer zou daarop het huis des gebeds zijn binnen getreden, zijn misdaden beleden hebben en God om vergeving hebben gesmeekt. Met een korte onderbreking onder de bovengenoemde Maximinus de Thraciër, hadden de christenen alzo een verademing van enkele tientallen jaren. Het scheen alsof het Christendom nu reeds een glansrijke overwinning zou behalen op het heidendom, doch de Heere wilde het anders. Hij wilde Zijn kerk louteren, daar velen zorgeloos geworden waren en wereldsgezindheid in de kerk, zowel onder de leden als onder de leraren, veld gewonnen had. Keizer PhiHppus Arabs werd toch in het jaar 249 met zijn veelbelovende zoon door één zijner veldheren, Decius genaamd, gedood, waarna deze zelf de keizerstroon beklom. Onder hem nu brak voor de christenen een vreselijke tijd aan. Zijn eerste regeringsdaad was een tegen hen gericht edict, dat in zijn oorspronkelijke tekst wel niet bewaard gebleven is, maar waarvan de uiitwerking zo ontzettend was, dat deze zevende christenvervolging alle andere vervolgingen geheel in de schaduw stelde.

Dionysius van Alexandrië, die in die tijd leefde, doch door een tijdige vlucht het ook hem dreigende gevaar ontweken was, vermeldt van deze vervolging dat ze er op gericht scheen om, geHjk de Heere Jezus voorspeld had, de uitverkorenen zelfs ten val te brengen. Landvoogden en overheden werd gelast, niets, hoe wreedaardig ook, te ontzien, wat de christenen wederom in dienaars der goden herscheppen kon, terwijl dezelfde straf tegen magistraatspersonen werd gedreigd, die zich in de meest gestrenge uitvoering van dit bevel nalatig betoonden. Dit had tot gevolg, dat allen, die een bestuursfunctie hadden, nagenoeg al hun aandacht besteedden aan het opsporen der christenen en het pogen hen tot afval te brengen. Vroeger ongehoorde martelingen werden daartoe aangewend, terwijl de nieuw bedachte martelwerktuigen, ter inboezeming van schrik, openlijk ten toon gesteld werden. Groot was de verslagenheid. Te meer nog, daar het allereerst gemunt was op de bisschoppen en anderen, die steunpilaren der gemeenten waren. Zo vielen de bisschoppen van Antiochië, Jeruzalem en Rome als de eerste slachtoffers.

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 november 1950

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 2 november 1950

De Banier | 8 Pagina's