Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor studie en leidraad

öer Staatkundïg Qereformeerde Partij

HAAR PROGRAM (no. 63)

Artikel 6

Als de Staatkundig Gereformeerde Partij er naar streeft om ons volk terug te roepen tot Gods Woord en Wet, door in wetgeving en rechtspraak de rechten Gods, zoals die ons in Gods getuigenis geopenbaard zijn tot volledige zeggenschap te brengen, dan stelle zij zich wel terdege voor, dat haar bij dit streven heel wat te wachten zal staan.

Een belangstellend lezer stelt mogelijk de vraag, wat haar dan te wachten staat. Wij beantwoorden die vraag met het antwoord, dat haar daarbij een ontzaggelijk zware strijd te wachten zal staan. Een strijd met eigen vlees en bloed. Dat verzet zich daartegen. Het wil en kan z! - h de wet Gods niet onderwerpen. Het verkiest eigen recht te handhaven zo veel en zo lang het maar kan. Het begeert niet, dat de Heere Jezus Koning over hem zal zijn en heeft er niet de minste lust in om zich aan Zijn Goddelijk recht te onderwerpen.

Wie daaraan onder ons geen geheüigde kennis draagt, die zal er altijd op uit zijn om Gods recht naar eigen recht en inzicht te verwringen.

Het is volstrekt niet overbodig om elkander daar op te wijzen, want om eigen recht te verloochenen is nodig, dat men door de werking van Gods Heilige Geest het eigen leven verliest en met een dagelijkse bekering tot de Heere wederkeert.

Doch dit buiten beschouwing latende, moewei wij elkander deze waarheid nimmer te veel voor ogen kunnen stellen, welk een tegenstand en vijandschap staat de S.G.P. te wachten, als zij stelt, dat wetgeving en rechtspraak behoren gegrond te zijn op de beginselen, welke ons te dien opzichte in het geopenbaarde Woord van de levende God geboden worden.

Dan keert niet alleen de moderne filosophie met al haar aanhangers zich tegen haar, maar even beslist Rome. Zij toch wenst wetgeving en rechtspraak niet gebonden te zien aan het onfeilbaar Woord des Heeren, maar aan de pauselijke decreten, welke zij, ex cathedra gesproken, voor onfeilbaar verklaart en waarnaar niet alleen elke kerkelijke dignitaris, maar ook de wereldlijke overheid zich onvoorwaardelijk hebben te gedragen en waaraan zij volkomen gehoorzaamheid hebben te bewijzen.

Het moge al waar zijn, dat Rome aan de wereldlijke overheid een eigen werkkring toekent en haar daarin een zekere mate van zelfstandigheid toelaat, maar nochtans stelt zij haar ten eis, dat ij zich als dienares harer kerk zal gedragen en dat zij eerbiedig het hoofd zal buigen voor haar pauselijke uitspraken en zich in haar bestuursbeleid daarnaar voetstoots zal schikken.

En dit gaat zelfs zo ver, dat hier niet van een aanmaning, aansporing, raadgeving of aanbeveling sprake is, maar van een nadrukkelijk bevel, waaraan de wereldlijke overheid zich zonder enig uitbeding heeft te onderwerpen.

Het behoeft derhalve geen nader betoog, dat Rome de S.G.P. niet kan verdragen, haar gram is en zich met alle macht tegen haar stelt, waar zij de overheid in wetgeving en rechtspraak alleen aan den Woorde Gods wenst gebonden te hebben.

En niet enkel de grote stroom der pausgezinden, maar ook de brede schare der humanisten wijst haar streven in deze met alle beslistheid af, zodat zij tegen heel de tijdgeest heeft op te roeien. Ja gewis, tegen heel de tijdgeest onzer dagen heeft de S.G.P. — zij ontveinze zich dat niet — de strijd aan te binden. Ook op dit punt, zoals in zovele andere gevallen, staat zij weder geheel alleen, als zij volgens artikel 6 van haar program voor wetgeving en rechtspraak alleen Gods Woord tot richtsnoer stelt. Op dit punt keert Rome zich tegen haar; op dit punt keren zich al eveneens de humanisten tegen haar, om het even of zij in meer gematigde vorm als liberalen en democraten, of in beslist revolutionn& ire zin als socialisten en communisten optreden.

Zo staan dan ook op dit punt tegenover de S.G.P. al degenen, die uit de gang van de historie het recht wensen opgemaakt en daarnaar de rechtspraak begeren ingericht te hebben. Ongetwijfeld biedt de historie ons hoogst leerzame lessen, vooral wanneer zij met een verlicht oog des verstands bezien mogen worden. Doch desalniettemin moeten beslist diegenen weerstaan worden, die het „er is geschied" boven het „er staat geschreven" als norm voor recht en rechtspraak gesteld vsdllen hebben. De geschiedenis toch der volken, ook al kan daar menige nuttige les uit getrokken worden, kan nooit als toetssteen voor de bepaling van de zuivere rechtsbeginselen gelden. Deze beginselen kunnen daar niet uit afgeleid worden en deswege daaruit nimmer geformuleerd worden.

Evenzeer staat op dit punt tegenover de S.G.P. de brede schare der humanisten, die het recht uit het dusgenaamde rechtsbewustzijn samengesteld wensen te zien. Aan dat aldus samengestelde recht kan de S.G.P. nimmer haar goedkeuring hechten. In de eerste plaats al niet, dewijl de historie ons leert, dat dit rechtsbewustzijn zich onder de volken op gans verschillende wijze openbaart; wat bij het ene volk als recht geldt, wordt bij het andere als onrecht aangemerkt. Doch in bet bijzonder niet, omdat door de zonde het verstand van een iegelijk mens is verduisterd, diens hart door de zonde is verhard en diens wil daardoor is verdorven. Dit geldt zowel voor het meest ontwikkelde volk, alsook voor het volk, dat nog op de laagste trap van ontwikkeling staat.

Een staat van zaken, zoals Rousseau, die stelde, en velen van de Franse revolutionnairen die met hem eveneens leerden, namelijk, dat de mensheid in haar oerbestaan van nature goed was en dat de mensheid tot die oerstaat teruggeleid moet worden, kan dan ook op grond van de Heilige Schrift niet aan­ vaard worden. Die voorstelling van de oorspronkelijke oerstaat der mensheid berust op loutere fantasie. Nimmer is het zo geweest, dat de mens van nature goed en edel was. Zeker, de eerste mensen, zoals dezen naar Gods beeld geschapen uit de hand Gods waren voortgekomen, waren goed, naar Gods getuigenis zelfs zeer goed. Doch daarvan wilde Rousseau niets weten, evenmin als hij iets wilde weten van de moed- en vrijwillige val van Adam en Eva. Neen, neen, volgens hem was de mensheid in haar oorspronkelijke oerstaat van zichzelf goed en was zij in de loop der eeuwen bedorven geworden. Alles zou volgens Rousseau in goede orde en tot aller welzijn verlopen, indien de mensheid slechts tot die oerstaat terugkeerde. Dan zou het recht weder zijn loop hebben, dan zoude alle onheil van de wereld verbannen zijn, dan zoude een heilstaat voor de mensheid opdagen.

Bij zulk een staat van zaken, als Rousseau die stelde, kan men wel spreken van een rechtsbewustzijn, maar met lat bewustzijn slaat men het doolpad in en daaruit valt nimmer het recht vast te stellen en een goede rechtspraak op te bouwen.

Gelijk dat ook al evenzeer het geval is met al de stelsels van recht en rechtspraak, die ook met afwijking en bestrijding van Rousseau's voorstelling van zaken, uit het dusgenaamde „rechtsbewustzijn der mensheid" zijn opgetrokken. Daarmede komt men telkens falikant verkeerd uit, dewijl men dwaallicht voor sterren heeft aangezien.

Men heeft daarbij generlei rekening gehouden met het onloochenbare feit der zonde en bovendien als noodwendig gevolg daarvan aan de mensheid gaven en krachten toegeschreven, die zij vanwege haar val niet bezit en daarenboven aan de ere Gods in hoge mate tekort gedaan, dewijl bij de Heere alleen de levensbron, de bron van hcht en recht, is en te vinden is en Hij alleen als, de.al-, leen wijze God slechts bij machte is goede en wijze wetten te geven en het Hem als de almachtige Opperheer en Wetgever alleen maar toekomt om de door Hem geschapen schepselen de wet te stellen en te bepalen wat goed en wat niet goed, wat recht en wat onrecht is. In dit licht bezien, behoeft het geen verwondering te baren, dat op het punt van recht en rechtspraak, zoals de S.G.P. die in art. 6 van haar program geordend wil zien, niet alleen Rousseau en de zijnen, maar heel de schare van humanistische filosophen en rechtsgeleerden tegen haar beslist in verzet komt. Hun eenparig oordeel is dan ook: weg met zulk een rechtsbeschouwing. Zij verwerpen de rechtsbeschouwing der S.G.P. als te ouderwets, te benepen, te bekrompen, als een, die de mens onwaardig, bepaaldelijk de verlichte en beschaafde mens onwaardig is. Heel hun koor komt daartegen in opstand. De één, omdat zij hem niet liberaal genoeg is en te zeer inloopt tegen zijn liberale beginselen; de andere, dewijl hij van oordeel is, dat de democratie daarin niet genoegzaam eer en hulde toekomt; de derde, nademaal hij daarin een sta-in-de-weg voor de doorbraak van zijn socialistische of communistische theorieën ziet; en allen, daar zij, hoe verschillend zij overigens ook van gevoelen en inzicht aangaande wetgeving, recht en rechtspraak mogen zijn, hierin met elkander het volkomen eens zijn, dat de rechtsopvatting van de S.G.P. de rechten van de mens niet naar behoren eerbiedigt. Een ver gaande, dwaze, opvatting, dewijl er geen enkel recht of rechtspraak op heel de wereld te vinden is, waarbij de rechten en vrijheden der burgers zo zeer tegen dwingelandij en willekeur beveüigd en gewaarborgd worden dan die, welke op de uitspraken van Gods onfeilbaar Woord gegrond zijn. Nochtans is het een onloochenbare waarheid, dat al de humanistische filosophen en rechtsgeleerden van alle gading zich met alle beslistheid tegenover de door de S.G.P. gehuldigde rechtsopvatting te weer stellen.

En helaas zij en Rome niet alleen! In de praktijk de Christelijk-Historischen eveneens. En in praktijk en theorie de Anti-Revolutionnairen al niet minder. Ja, de Anti-Revolutionnairen al niet minder. Hun theorie is toch: de handhaving der eeuwige beginselen van Gods Woord op het staatkundig terrein, ook ten aanzien van recht en rechtspraak, „werkende door de consciëntie der Overheid". Door deze laatste bepaling, „werkende door de consciëntie der overheid", wordt in feite heel de handhaving der eeuwige beginselen van Gods Woord op het staatkundig terrein, ook ten aanzien van recht en rechtspraak, volkomen krachteloos gemaakt, daar zij daarmede aan de hoogste willekeur wordt prijsgegeven en de deur wagenwijd wordt open gezet voor vertrapping dier beginselen door de overheid, die daarbij slechts in laatste instantie aan haar consciëntie gebonden is.

Zelfs dr Kuyper heeft dit niet kunnen ontkennen.

Hij heeft toch in „Ons Program", handelend over „de ordinantiën Gods" op bladzijde 103 deze merkwaardige regels neergeschreven:

„Wij verhelen ons zelven volstrekt niet, dat hierbij de mogelijkheid bestaat, dat de consciëntie der overheid voor de invloeden van Gods Woord geheel ongenaakbaar zij. Het kan zijn, dat de overheid, zelfs van een gedoopte natie, of geheel afvalle van het geloof en zich driestweg legen de Ghristelijke belijdenis keere, of wel, onder een soort van Christelijk masker, een nog vinniger en gevaarlijker, wijl bedekter, strijd voere tegen wat bij Gods Woord leeft".

Hieraan zou nog toegevoegd kunnen worden, dat van de r.k. overheidspersonen — zoals er thans zo velen in ons land zijn — allerminst verwacht kan worden, dat zij zich in hun consciëntie gebonden achten, om naar de eeuwige beginselen van Gods Woord te regeren. Men denke alleen maar hoe zij zich ten opzichte van de heihging van en de rust op Gods dag in hun bestuur gedragen. En dit geldt al evenzeer van de socialistische, om van de communistische maar geheel te zwijgen, magisti-aatspersonen.

Neen, het staat wel boven alle bedenking vast, dat er van de naleving van Gods ordinantiën totaaal niets terecht komt, indien men deze, zoals het A.R. program doet, bindt aan de consciëntie van de overheid.

Wij zullen thans niet nader op dit punt ingaan, dewijl wij bij een andere gelegenheid het onze daarvan gezegd hebben en onze principiële bezwaren daartegen uitvoerig uiteengezet hebben. Alleen zij bij deze nog opgemerkt, dat, gelijk ook de praktijk ons leert, het op de naleving van Gods ordinantiën, ook ten aanzien van recht en rechtspraak op een volkomen bankroet uitloopt, indien daarbij overeenkomstig het A.R. program door de overheid gehandeld wordt.

Zo staat dan ook de S.G.P. ten opzichte "van artikel 6 van haar program een zware strijd te wachten. Een machtig heir van tegenstanders ' treedt daarbij tegen haar op. Dit moge haar echter niet ontmoedigen, dewijl zij ook in dit artikel voorstaat, hetgeen Gods Woord ons leert en gebiedt Zij moge zich daarbij niet laten verleiden om, daarmede onze tijdgeest in het gevlei komende en de gunst van haar tegenstanders verwervende, in deze iets van het door haar beleden beginsel af te wijken, want het recht is Godes.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 november 1950

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 9 november 1950

De Banier | 8 Pagina's