Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor studie en leidraad

der Staatkundig Qereformeerde Partij

HAAR PROGRAM (no. 65)

Artikel 6

In ons laatste artikel, dat handelde over artikel 6 van het program der S.G.P., waarin beleden wordt, dat alle wetgeving, recht en rechtspraak overeenkom­ stig Gods onfeilbaar Getuigenis behoren geregeld te zijn en daaraan geheel onderworpen dienen te zijn, hebben wij met tal van voorbeelden aangetoond, dat in die onderscheidene landen, waarin niet dienovereenkomstig gehandeld wordt, in stede van dat er recht en ge- lechtigheid heersen er de grootste willekeur en het schromelijkste onrecht bedreven worden.

En dat helaas dat getuigenis in velerlei opzicht üok van ons eigen land, zij het dan in veel mindere mate dan bijvoorbeeld in Spanje en in onderscheidene Zuid-Amerikaanse staten en in de Sovjet-Unie en liaar satelliet-staten, gegeven moet worden, wijst onder meer de niet toelating van Ds Kersten tot lid van de Tweede Kamer, waarbij destijds het Nederlandse recht met voeten is vertreden, wel uit. Heel die zogenaamde rechtspleging toch, welke Ds Kersten destijds door een door de Regering geheel willekeurig ingestelde commissie ten deel is gevallen, is en blijft een schandvlek op de hantering van het recht.

Gelijk er destijds en ook later bij de rechtsbedeling zo veel is geweest, dat een zwarte bladzijde in de geschiedenis van onze rechtspraak vormt; er zelfs zulke ergerlijke mishandelingen zijn gepleegd, dat een minister verklaard heeft, dat hem bij het lezen daarvan de haren te berge zijn gerezen.

Wij hebben daarover in een vorig artikel het onze gezegd en zullen daar thans niet verder op ingaan.

il dit artikel wensen wij te handelen over een verderfelijke richting, die door vele philosophen en rechtskundigen is en nog wordt ingeslagen, welke de straf als vergelding voor het gepleegde misdrijf zo al niet geheel, dan toch voor een groot deel uit de rechtspraak verwijderd wenst te zien.

Dat zulk een richting lijnrecht tegen o vele uitspraken van Gods Woord inloopt, behoeft nauwelijks enige nadere verklaring.

Op onderscheidene plaatsen in dat Woord toch wordt ons verzekerd, dat God de Heere de schuldige geenszins onschuldig zal houden. In Zijn heilige Wet verklaart Hij zelfs, dat Hij een ijverig God is, Die de misdaad der vaderen bezoekt aan de kinderen, aan het derde en vierde lid dergenen, die Hem haten. Het is er dan ook zo verre vandaan, dat God een ledig toeschouwer in de hemel is, — gelijk zo velen in onze dagen Hem maar liefst aangemerkt willen hebben — dat Hij vanuit Zijn hoge hemel aller mensen wegen gade slaat en Zich een grimmig Wreker betoont van het door hen bedreven kwaad.

Neen, neen, het is allerminst alzo als velen thans zeggen en leren, dat de Heere wel wat door de vingers ziet. Hij ziet geen kwaad door de vingers. Hij vergeeft geen zonde, dan eerst gestraft. Getuige het feit, dat de Heere zelfs van Zijn geliefde Schootzoon, waar deze als Borg en Middelaar der Zijnen hier op aarde optrad, het volle pond geëist heeft. Zijn heilige ijver voor recht en gerechtigheid heeft niet geiiist en zich niet voldaan betoond, alvorens de Zoon de wet vervuld, aan Gods straffenoefenende gerechtigheid volkomen betaald en de last van Gods oneindige toorn tegen de zonde in ziel en lichaam gedragen had, hetgeen Christus liefderijk waarschuwend tot de vrouwen, die over Hem weenden, onder meer deed zeggen: „Gij dochters van Jeruzalem! weent niet over Mij, maar weent over uzelf en over uw kinderen. Want indien zij dit doen aan het groene hout, wat zal dan aan het dorre geschieden." Ja gewis. God is een verterend vuur en

een brandende gloed voor Wiens aangezicht geen enkele overtreder van Zijn Wet kan bestaan, zonder met Christus' aangebrachte gerechtigheid bekleed te zijn. Wiens toom tegen de zonde tot in de onderste delen der hel eeuwig zal blijven branden.

Krachtens Zijn heilig Wezen heeft Hij de apostel Paulus aangaande de roeping der overheid gelast te schrijven, gelijk ons in Romeinen 13 : 4 beschreven staat: , , Want zij is Gods dienares, u ten goede. Maar indien gij kwaad doet, zo vrees; want zij draagt het zwaard niet tevergeefs; want zij is Gods dienares, en wreekster tot straf degenen, die kwaad doen".

V lak tegen deze Goddelijke leer in gaan nu vele philosophen en rechtsgeleerden met hun stelling, dat het strafrecht onderworpen moet zijn aan wat zij noemen het anthropologisch onderzoek (leer en onderzoek van de mens naar louter menselijk inzicht).

Overeenkomstig dat onderzoek, waarbij de artsen een voorname rol spelen, moet dan de strafmaat bepaald.worden. Vele voorstanders van dat onderzoek gaan zelfs zó ver, dat zij de stoel van de rechter maar liefst geheel door de arts ingenomen willen zien, of althans de rechter geheel onder de voogdij en het toezicht van de arts gesteld willen hebben, met gevolg, dat het strafrechterlijk element geheel of gedeeltelijk naar het reclasseringsterrein verschoven wordt.

Daarbij wordt dan de schuld en de verantwoordelijkheid van de mens vrijwel geheel aan kant gezet en bij de rechtspraak niet overeenkomstig Gods eis de schuldige gestraft, maar met een lichte straf of zelfs geheel zonder straf naar dé een of andere verbeteringsinrichting gezonden en onder toezicht van de reclassering geplaatst.

Buiten enige twijfel is het in ons land bij de rechtspraak dikwerf al heel ver deze kant opgegaan. Het is toch herhaaldelijk voorgekomen, dat mensen met een onberispelijke burgerlijke levenswandel, die al sedert geruime tijd alle moeite gedaan hadden om een behoorlijke betrekking te bekomen, zich bij ons vervoegden om onze hulp in te roepen, om voor hen een hun passende, lonende betrekking te krijgen. Bij dat verzoek zeiden deze lieden menigwerf tot ons: Het schijnt wel, dat wij eerst het een of andere misdrijf moeten plegen, voordat wij aan een betrekking geholpen worden, want wij kennen onderscheidene personen, die na een gepleegd misdrijf een goede betrekking gekregen hebben.

Nu willen wij met deze laatste opmerking allei-minst zeggen, dat bij de rechtspraak nooit ofte nimmer een arts geraadpleegd mag worden, of dat er geen hand uitgestoken mag worden, nadat de schuldige zijn welverdiende straf heeft ondergaan, tot diens verbetering, maar hierbij mag het toch nooit zo ver gaan, dat de straf als vergelding van het gepleegde misdrijf geheel of vrijwel geheel achtei-wege blijft.

Naar het Goddelijk gebod mag toch de schuldige niet onschuldig gehouden worden, maar behoort het tot het ambt van de overheid, dat zij het zwaard niet tevergeefs draagt en dat zij als Gods dienares een wreekster tot straf, degenen die kwaad doen, is.

Het mag derhalve bij de rechtspraak nooit zo ver gaan, dat daarbij, gelijk sommigen dat wel willen, alle verantwoordelijkheid en schuld des mensen eenvoudig weggecijferd worden. Neen, naar de eis van Gods gebod dienen deze bij de rechtspraak in alle gevallen ten volle gehandhaafd te blijven, ook al hebben wij er geen enkel bezwaar tegen, dat daarbij met de omstandigheden waaronder het misdrijf gepleegd is, rekening wordt gehouden, dewijl Gods Woord dat ook doet als het bij gepleegde doodslag onderscheid maakt of de doodslager dit al dan niet met opzet gedaan heeft en, zo het eerste het geval is, over de doodslager een gans andere sbraf uitspreekt dan als er bij de doodslager geen boos opzet in het spel is geweest.

/i.lles bijeen genomen komt de S.G.P. dan ook beslist en krachtig in verzet tegen al diegenen, die op zogenaamde anthropologische, humanistische gronden de rechtspraak ingericht willen hebben. Aan zulk een rechtspraak ontbreekt immer de vaste grondslag, welke Gods Woord ons biedt voor recht en rechtspraak. Zij drijft op de steeds v/iegelende en wisselende golfslag van het menselijk inzicht, een inzicht, dat vrijwel steeds met de 25 jaren wisselt. Het is in deze toch wel hoogst merkwaardig, dat zelfs de zogenaamde officiële wetenschap over langere of kortere tijd, meestal zelfs om de 25 jaren, totaal van inzicht verandert. Trouwens, dit kan ook niet anders. Het menselijk inzicht toch, al wordt dit nog zo hoog als wetenschappelijk geroemd, en tot de enig geldende wetenschap een tijdlang verheven, moet falen. Er is nu eenmaal geen rechte kennis zonder Godskennis mogelijk. Hoe zal men ooit de mens kennen, zonder God te kennen! Hoe zal men ooit de mens recht kunnen onderzoeken, als dit met louter menselijke middelen geschiedt! Daarom behoeft het ook niet de minste verwondering te baren, dat zelfs die geleerden en rechtskundigen, die bij de bepaling van recht en rechtspraak van het dusgenaamd anthropologisch onderzoek uitgaan, in hun conclusiën, welke zij daaruit trekken en hun leringen en beschouwingen, welke zij ons daaromtrent ten beste geven, zo zeer verschillend in hun uitspraken zijn.

Wie dan ook een vaste, deugdelijke grondslag voor recht en rechtspraak wil hebben, die heeft zich met de S.G.P. onvoorwaardelijk te onderwerpen aan Gods Woord en wet. Deze wordt ons daarin geboden en nergens elders dan daarin is hij in heel de wereld zelfs te vinden. Deze grondslag heeft geen rechtspraak in het leven geroepen, welke wreed en onbarmhartig is. Integendeel, zij veroordeelt alle wreedheid en onbarmhartigheid ten scherpste. Zelfs dan nog, als zij op grond van Gods Woord voor de moedwillige moordenaar de doodstraf eist.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 1950

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 7 december 1950

De Banier | 8 Pagina's