Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Begroting van Landbouw en Visserijen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Begroting van Landbouw en Visserijen

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Rede Ir. van Dis

Bij de behandeling van bovengenoemde begroting voerde een groot aantal sprekers het woord. Van Staatkundig Gereformeerde zijde werd dit gedaan door ir. van Dis, die verscheidene onderwerpen ter sprake bracht, waaronder ook de kwestie van het verplichte onderzoek van het rundvee op tuberculose. Daar de rede genoegzaam voor zichzelf spreekt, zullen wij van verdere toelichting afzien en laten de rede hier volgen. Ir van Dis sprak als volgt:

Mijnheer de Voorzitter! Bij de behandeling der landbouwbegroting gevoelen wij ons gedrongen allereerst enkele opmerkingen te maken met betrekking tot hetgeen in de gewisselde stukken vermeld wordt over het veiplichte onderzoek van het vee op tuberculose. Deze veiplichting is ingevoerd tijdens de Duitse bezetting krachtens een besluit van de in 1943 fungerende secrtaris-generaal, en wel op grond van verordeningen van de

Rijkscommissaris

voor het bezette Nederlandse gebied. Dit besluit dateert van 27 October 1943 en had ten doel, de bestiijding van de tuberculose onder het rundvee te regelen. In dit besluit werden onder meer de aard en taak van de Provinciale Gezondheidsdienst omschreven, als zijnde een rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging of stichting, welke tot doel heeft de bestrijding van de tuberculose onder het rundvee en van andere dierziekten, in één of meer provincies of gedeelten van provincies. Na de bevrijding heeft de minister van Landbouw deze, in oorsprong Duitse, maatregel gehandhaafd en is door hem op grond van en met verwijzing naar deze maatregel een besluit van 11 September 1947 afgekondigd, waarin alleen gesproken wordt over de bestrijding van de

tuberculose

onder het rundvee, en werden de provincies aangewezen, waarin het verbod tot het houden van runderen, als bedoeld in artikel 2 van het Besluit, bestrijding tuberculose onder het nindvee, zou gelden.

Na de afkondiging van deze ministeriële beschikking konden de provinciale ge- zondheidsdiensten aan het werk gaan en werden de boeren successievelijk in alle provinciën des lands, onder bedreiging van strafmaatregelen, gedwongen hun vee op tuberculose te laten onderzoeken. Verscheidene boeren hadden tegen dit onderzoek ernstige bezwaren, doch stemden er tenslotte in toe, omdat zij de gevolgen van het zich niet onderwerpen aan de opgelegde dwang, niet durfden riskeren, daar hun was gezegd, dat zij niet slechts een boete zouden moeten betalen, indien zij het onderzoek bleven weigeren, maar dat zelfs al hun vee hun zou ontnomen en dit verkocht zou worden.

Tegen andere boeren, die niettegenstaande de tegen heu geuite dreigementen, lileven weigeren de hun voorgelegde verklaring te ondertekenen, werd

opgemaakt. proces-verbaal

Daarbij heeft zich het geval voorgedaan, dat een boer, tegen wie proces-verbaal opgemaakt en die voor de kantonrechter te Dordrecht gedaagd was, door deze werd vrijgesproken. Die vrijspraak geschiedde op grond daarvan, dat de Provinciale Gezondheidsdienst aan de betreffende boer de verplichting had opgelegd om een verklaring te ondertekenen, waarin hij zich zelf meldt om toegelaten te worden als aangeslotene bij de Provinciale Gezondheidsdienst, terwijl deze verklaring inhield, dat de betrokkene de wetten, besluiten en verordeningen, betrekking hebbende op de bestrijding van tuberculose onder het rundvee en andere dierziekten, alsmede de statuten en reglementen van de stichting „De Provinciale Gezondheidsdienst voor dieren", zomede de door of namens de stichting genomen besluiten en maatregelen nauwgezet in acht zal nemen. De toevoeging „en andere dierziekten" gaf de kantonrechter te Dordrecht aanleiding om de verbaliseerde boer

vrij te spreken,

omdat volgens deze kantonrechter de Provinciale Gezondheidsdienst voor dieren in Zuid-Holland door deze toevoeging haar bevoegdheid verre te buiten was gegaan, daar de ministeriële beschikking van 11 September 1947, gegrond op het besluit van 27 October 1943, alleen betrekking heeft op de bestrijding van tuberculose onder het rundvee en niet die van andere dierziekten. Het is te begrijpen, dat door dit eigenmachtig optreden van de Provinciale Gezondheidsdienst zowel in Zuid-Holland alsook in andere provinciën, deze diensten nog meer in discrediet geraakten bij tal van boereu dan reeds het geval was.

Daartoe droeg ook in geen geringe mate bij de omstandigheid, dat hierbij weer dezelfde methode werd gevolgd als vroeger bij de

Crisisorganisatie,

waarbij de boeren een verklaring ter tekenmg werd voorgelegd, waarin van hen werd verlangd, dat ze zelf verzochten om aangesloten te worden bij de Crisisorganisatie. Zo is het ook nu weer bij de Provinciale Gezondheidsdiensten gegaan. De boer moet verklaren, dat hij zichzelf meldt om aangesloten te worden. Bij tal van boeren stuit dit op sterk verzet. Daarbij zijn er, die tegen het onderzoek op zichzelf geen bezwaar hebben, die zelfs aangesloten waren bij een vereniging tot bestrijding der t.b.c. en wier vee volgens de verklaring van de veearts vrij van t.b.c. was. De bezwaren van deze boeren richtten zich dan ook voornamelijk tegen de op hen toegepaste dwang. Dit was onder meer het geval bij een tweetal boeren uit

Bennekom en Lunteren,

die in de eerste helft van dit jaar voor de rechter gedaagd werden, omdat zij geweigerd hadden lid te worden van de Provinciale Gezondheidsdienst.

Beide veehouders beriepen er zich op, dat zij, voordat er van enige verplichting sprake was, geheel vrijwillig aangesloten waren bij de t.b.c. - bestrijdersvereniging te Ederveen. Hun bezwaar bestond dan ook voornamelijk hierin, dat zij door de provinciale gezondheidsdienst gedwongen werden de verklaring te tekenen, dat zij zich zullen onderwerpen aan alle bepalingen die er ter zake genomen zijn of nog zullen genomen worden. Een der veehouders deelde voorts nog mede, dat hij een jaar geleden al verzocht had om toezending van de statuten en het huishoudelijk reglement van de gezondheidsdienst, doch deze stukken nimmer ontvangen had. En daar hij voor een zogenaamde

blinde handtekening

niets voelde, had hij geweigerd de verklaring te tekenen. Mijnheer de Voorzitter ! Het ligt voor de hand, dat er bij een dergelijke manier van optreden, bij de veehouders in sterke mate antipathie tegen de gezondlieidsdiensten wordt gekweekt. De hier betreffende veehouders uit Bennekom en Lunteren kwamen er nog betrekkelijk goed af. Zij kregen een boete van drie gulden of twee dagen hechtenis. Er zijn er echter die een veel hogere straf kregen, zoals b.v. het geval is met een veehouder uit Reeuwijk die niet slechts op een onheuse wijze door de officier van Justitie werd bejegend, door hem toe te voegen, dat hierbij geen godsdienst te pas komt en dat gewetensbezwaren niets met het tekenen te maken hebben, dat zijn houding slechts voortvloeide uit eigenwijsheid, en doorzetterij, maar bovendien werd hem als straf een belangrijke boete opgelegd

Niet minder heeft het bij tal van boeren

kwaad bloed gezet

dat de een of andere provinciale gezondheidsdienst maar zonder hen, over hen decreteerde. Dit was o.a. het geval op het eiland Voorna en Putten, waar zonder voorafgaand overleg met de veehouders dezen op de vergaderingen van de Provinciale Gezondheidsdienst voor een vast omlijnd plan werden geplaatst. Zonder dat deze veehouders er van in kennis waren gesteld, waren de veeartsen reeds begonnen met de uitvoering van dit plan, ofschoon de hun geboden vergoeding van ƒ 125 per reageerder door de betreffende veehouders ten enenmale onvoldoende werd geacht. Wie op Voorne en Putten tegen het door de Provinciale Gezondheidsdienst ontworpen en uitgevoerde plan bezwaren inbracht, werd met dwang bedreigd. Het behoeft geen nader betoog, dat de Provinciale Gezondheidsdienst door haar maatregelen de Veehouders op Voorne en Putten destijds in niet geringe mate tegen zich in het harnas heeft gejaagd. Of er óp Voorne en Putten onder de bezwaarde veehouders waren, die

principiële bezwaren

tegen het laten onderzoeken van hun vee hadden, is ons niet bekend. Dezen zijn er echter wel degelijk. Dezulken zien in heel dit onderzoek niet anders dan een uiting van het ongeloof, een geen rekening houden met het Godsbestuur. Het kan de Minister bekend zijn, dat er in de gemeente

Staphorst

en omgeving, alsook in andere plaatsen van ons land, zulke bezwaarden zijn. De Minister heeft met Ds Zandt, met betrekking tot deze bezwaarden, een onderhoud gehad, waarin hem verzocht is om de gewetensbezwaarden te willen vrijstellen. Ook hebben de hierbedoelde veehouders zelf de Minister een verzoekschrift doen toekomen, waarin zij hem verzocht hebben om voor hen in hun nood om des gewetens wil een weg te banen, waardoor hun geweten geen geweld zou worden aangedaan. Zij wijzen in dit request onder meer op een

verkiezingspamflet

van de Partij van de Arbeid, waarin stond, dat niemand in het program van de Partij van de Arbeid één artikel aanwijzen kan, dat onaanvaardbaar is voor een belijdend christen, terwijl ook in de praktijk ieders beginsel ten volle wordt gerespectee'-d.

Mede op grond van deze uitspraak hebl)en de door ons bedoelde boeren uit Staphorst de minister verzocht om hun consciënties niet te bezwaren door hen tegen hun geweten in te dwingen de hun voorgelegde verklaring te tekenen en hun vee op tuberculose te doen onderzoeken.

Daar deze bezwaarden van de minister

geen antwoord

ontvangen mochten, hebben wij deze gewichtige aangelegenheid bij vernieuwing in het Voorlopig Verslag gebracht. Tevens hebben wij daarbij de Minister er op gewezen, dat de bezwaren dezer boeren tegen het zich aanmelden als aangeslotene bij de Provinciale Gezondheidsdienst niet alleen gericht zijn op het laten onderzoeken van hun vee, maar ook daartegen, dat bij hen de vrees bestaat, dat zij bij het zich vrijwillig aansluiten bij de Provinciale Gezondheidsdienst en het laten onderzoeken van hun vee een eerste stap zullen zetten op de weg, die leidt tot het laten

inenten van gezond vee

tegen t.b.b. en andere dierziekten. Deze vrees is zeker niet denkbeeldig. Het besluit van de Secretaris-Generaal onder Duits bewind heeft blijkens de considerans wel tot doel het bestrijden van de tuberculose onder het rundvee, maar zoals door mij in de aanvang reeds is vermeld, wordt in deze Duitse maatregel, berustend op verordeningen van de toenmalig Rijkscommissaris, als doel van de Provinciale Gezondheidsdienst ook de bestrijding van

opgenomen. andere dierziekten

De Minister moge dan in de Memorie van Antwoord opmerken, dat inenting als voorbehoedmiddel tegen tuberculose niet in overweging is, maar over die andere dierziekten, waarover in het Voorlopig Verslag de Minister ook gevraagd is, wordt door hem gezwegen. Dat inenting als voorbehoedmiddel jgen tuberculose niet in overweging is, willen wij gaarne aannemen, omdat er — voor zover ons bekend — geen inentingsmiddel tegen tuberculose bestaat. Bij andere dierziekten, b.v.

mond- en klauwzeer,

^vordt echter wel een serum toegediend als voorbehoedmiddel, waarbij de Provinciale Gezondheidsdiensten zijn ingeschakeld. Dit is nog wel niet verplichtend maar daartoe kan het komen, en de veehouders, die een verklaring tekenen, dat zij de wetten, besluiten, verordeningen, alsmede de besluiten en maatregelen, door of namens de Provinciale Gezondheidsdienst ter bestrijding van de tuberculose en andere dierziekten genomen, nauwgezet in acht zullen nemen, zouden daarmede iets verklaren, dat tegen hun godsdienstige overtuiging indruist. Andermaal bepleiten wij dan ook bij de Minister vrijstelling voor de gewetensbezwaarden, zowel ten aanzien van het laten onderzoeken van hun vee op tuberculose, alsook met betrekking tot een eventuele verplichting tot inenting van gezond vee. Het is waar, dat de Minister dit verzoek reeds heeft afgewezen. In de Memorie van Antwoord toch merkt de Minister, als antwoord op onze vraag, het volgende op:

, , Wat betreft de veiplichting het vee op tuberculosce te laten onderzoeken, is de ondergetekende van oordeel, dal in het algemeen belang van een vrijstelling hiervan geen sprake zal kunnen zijn. Ieder, die vee wil houden, zal zijn koeien aan dit onderzoek moeten onderwerpen. Degenen, die zelfs tegen onderzoek ernstige gewetensbezwaren hebben, zullen de consequentie hiervan zelf moeten dragen".

Mijnheer de Voorzitter! Dit antwoord van de Minister heeft ons zeer teleurgesteld. Zoals mijn fractiegenoot, Ds Zandt, bij de algemene beschouwingen over de Rijksbegroting heeft opgemerkt, betreft het hier

consciëntieuze mensen,

die er onder gebukt gaan, dat van hen iets gevorderd wordt, wat tegen hun consciëntie ingaat, omdat zij van oordeel zijn, dat Gods Woord het hun aiet toelaat zich aan deze dwangmaatregel te onderwerpen.

De Minister hebbe toch een open oor voor de bezwaren dezer veehouders, die om des gewetens wil niet in enige verzekering zijn. Dat de Minister niet ieder, die zegt gewetensbezwaren te hebben, vrijstelling verlenen kan, is, vanuit zijn standpunt geredeneerd, te begrijpen, maar de Minister zou toch tot voorwaarde kunnen stellen, dat, indien iemand wegens gewetensbezwaren vrijstelling van het onderzoek op tuberculose wil hebben, hij moet verklaren in

geen enkele verzekering

te zijn. Ook ten aanzien van de verzekeringswetten neemt de Regering dit standpunt in. Zij zou onder die zelfde voorwaarde ook vrijstelling kunnen verlenen van de verplichting tot het laten onderzoeken van het vee en eventueel het laten inenten van overigens gezond vee, indien het daartoe mocht komen. Te meer zou de Minister dit kunnen doen, omdat het hier slechts een klein deel der veehouders betreft.

Met alle klem en nadruk zouden wij dan ook de Minister willen verzoeken om op zijn beslissing terug te komen en in het wetsontwerp, dat met betrekking tot deze materie door hem is aangekondigd, ook de mogelijkheid tot vrijstelling op te nemen voor de waarlijk gewetensbezwaarden.

Voorts zouden wij de Minister ook nog willen wijzen op de manier, waarop de bestrijding der tuberculose in

België

door de regering aldaar wordt gevoerd. Daar toch wordt geen dwang toegepast. In de aanhef van een desbetreffend Koninklijk Besluit van 19 Juli 1927 wordt gezegd, dat de bestrijding van de tuberculose onder het rundvee slechts vruchtbaar .zal zijn, indien zij gericht is tegen de haard van de ziekte met de werkdadige en vrijwillige medewerking der belanghebbende veehouders.

Van dwang is hier dus geen sprake. Er wordt tegenwoordig zo veel gesproken over de Benelux, laat de Minister dan echter beginnen met het in België gevolgde systeem te volgen, waarbij de boeren ter bestrijding van de tuberculose daartoe niet gedwongen worden. Mijnheer de Voorzitter! Uit hetgeen door mij is gezegd, moet niet geconcludeerd worden, dat wij tegen het nemen van maatregelen zijn, die in het belang zijn voor de

gezondheid.

Wie ons beginselprogram naleest, zal daaromtrent tot andere gedachten moeten komen. De Regering ontzie daarbij echter de ernstig gewetensbewaarden en liovenal neme zij ook die maatregelen, welke gericht zijn tegen besmetting als gevolg van de door haar zo zeer geprezen en toegepaste

inenting tegen de pokken.

Hieraan blijkt nog maar al te veel te ontbreken. V'olgens een publicatie van dr Noordam toch in het „Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde" van 10 December 1949 komt het voor, dat pas gevaccineerde personen — in dit geval betrof het een militair, die met verlof bij zijn ouders op de boerderij was — aan het melken gaan, met het gevolg, dat de pokstof op de koeien wordt overgebracht. In het door dr Noordam besproken geval kregen daardoor alle andere koeien en alle melkers de pokken! In een ander geval deelt dr Noordam mede, dat na vaccinatie in een gezin pokken onder zeer veel runderen en daardoor weer bij melkers op verschillende boerderijen (namelijk door verkoop van runderen) ontstonden. Prof. Jansen heeft eveneens op deze wijze van besmetting der minderen gewezen in het „Tijdschrift voor Diergeneeskunde", o.a. in het nummer van 15 Maart 1950, waarbij hij een geval aanhaalt, medegedeeld door de dierenarts Zantinga uit Gorredijk, waarbij de

vaccinatie van een baby

oorzaak werd van besmetting van alle koeien, doordat de verzorgende moeder deelnam aan het melken. Prof. Jansen gewaagt dan ook, met het oog op deze inentingen van kinderen en volwassenen, van de

onverantwoardelijke wijze,

waarop het er nu naar toe gaat. Zou het dan niet op de weg der Regering liggen om de vaccinatie in veehoudersgezinnen te verbieden, ten einde besmetting der koeien met pokstof en door deze \'an de mensen, tegen te gaan? Dit ech­ ter wordt nagelaten, tei"wijl men wel de veehouders er toe dwingt om zich bij de Provinciale Gezondheidsdienst aan te sluiten en hun vee te laten onderzoeken.

Mijnheer de Voorzitter! Sprekend over de vrijheid der consciëntie voor de boeren, zou ik dit tevens willen doen voor de

slagers,

die gewetensbezwaren hebben tegen de verzekering.

Dezen zijn namelijk ook al verplicht, slechts vee te slachten, dat verzekerd is. Waarom dit moet, is mij niet duidelijk, maar dat dit het geval is, bleek mij uit een geval, dat verleden week te onzer kennis werd gebracht. Het betrof hier een slager uit

Rijssen,

wie ten laste werd gelegd, dat hij onverzekerd vee had geslacht en die zich deswege voor de ambtenaar van de Tuchtrechtspraak voor de Voedselvoorziening moet verantwoorden. Dit geval is door mij reeds ter kennis van de Minister gebracht, zodat wij er thans niet uitvoerig op behoeven in te gaan. Wel willen wij van deze gelegenheid gebruik maken om op de Minister een dririgend beroep te doen, dat de betreffende persoon, die wegens gewetensbezwaren tegen de verzekering, van alle verzekeringswetten vrijstelling bekomen heeft van de Raad van Arbeid, ook ten aanzien van de hier betreffende verordening wegens principiële bezwaren vrijgesteld worde. Een door hem ingediend verzoek om vrijstelling werd afgewezen, doch waar volgens de betrokkene de mogelijkheid bestaat, dat in uitzonderingsgevallen vrijstelling verleend v/ordt, dringen wij er ten sterkste bij de Minister op aan, dat de gevraagde vrijstelling alsnog gegeven worde en zo mogelijk de dagvaarding vernietigd zal worden. Overgaande tot een ander punt. Mijnheer de Voorzitter, wens ik thans enkele opmerkingen te maken over de

aardappelpositie.

Deze blijkt volgens ons verstrekte inlichtingen en volgens mededelingen in de pers niet gunstig te zijn. Zo werd ons uit de Oosthoek van Drenthe bericht, dat de consumptie-aardappelen daar nu al zeer schaars zijn, hetgeen ook reeds tot uiting komt in de prijzen, die er voor betaald worden. Men wijt deze ongunstige positie voornamelijk aan de maatregelen, die van Overheidswege gelast zijn tegen de aardappelmoeheid. Vooral de kleine boer en de burgers, die een tuin hebben, zijn door deze maatregelen sterk getroffen. Voor het Voorjaar 1951 verwacht men dan ook, dat er uiterst weinig goede consumptie-aardappelen zullen zijn en dat deze, ondanks de prijsstelling, zeer duur zullen zijn. Daar komt bij, dat de

aardappelmeelfabrieken,

die in voorgaande jaren van grote overvloed van aardappelen tot uitbreiding zijn overgegaan, grote quantums aardappelen verbruiken, waardoor de schaarste al evenzeer bevorderd wordt. Wij zouden dan ook aan de Minister willen vragen of het geen aanbeveling zou verdienen de aardappelmeelfabrieken een beperking der productie op te leggen, daar niet alleen de consumptie, maar ook de varkensfokkerij wegens de aardappelschaarste en - duurte in die streek in gevaar dreigen te komen.

Wij bevelen deze aangelegenheid ten zeerste in de aandacht van de Minister aan en bepleiten voorts, dat door hem al het mogelijke zal worden gedaan, waardoor het dreigend aardappeltekort zo al niet voorkomen, dan toch in sterke mate beperkt zal kunnen worden. Mijnheer de Voorzitter! Wat de

aardappel- en melkprijzen

betreft, daarover worden uit de hierbij betrokken kringen zeer ernstige klachten vernomen. Verscheidene sprekers, die mij voorafgingen, hebben hierover reeds gesproken, zodat ik met het oog op de mij toegemeten tijd zal volstaan met mij daarbij aan te sluiten.

\^oorts. Mijnheer de Voorzitter, willen wij de belangen der visserij bij de Minister bepleiten. Bij de

IJssehneervissers

bestaat nog steeds ongerustheid over de maaswijdte der netten, die binnen afzienbare tijd volgens besluit van de Minister veikleind zullen moeten wor-^den. Dit brengt de betreffende vissers op hoge kosten. Daarom willen wij er ten sterkste bij de Minister op aandringen, dat hij ten deze de nodige soepelheid en voorzichtigheid zal betrachten, daar de lasten, die deze vissers moeten opbrengen, toch reeds zo zwaar op hen drukken.

Ook zouden wij er bij de Minister op willen aandringen om al zulke maatregelen te treffen, welke in het wezenlijk belang der

oesterktvekerijen

zijn. ^'oorts zouden wij bij de Minister willen bepleiten om de invoer van paling uit Denemarken stop te zetten en in de plaats daarvan pootaal te betrekken. Voor tal van vissers zou dit van groot belang zijn, zodat wij deze maatregel ten zeerste bij de Minister aanbevelen. Ten slotte zouden wij gaarne van de Minister vernemen of hij verbetering van de haven te

Scheveningen

en de aanleg van een haven te

Katwijk

niet van groot belang zou achten voor de visserij en tevens welke stappen de Minister ten deze van plan is te doen of wellicht reeds gedaan heeft bij zijn ambtgenoot van Waterstaat.

Uit het antwoord, dat de Minister de afgevaardigde der S.G.P. gaf, bleek wel, dat het verlenen van vrijstelling voor de waarlijk gewetensbezwaarden tegen het t.b.c.-onderzoek bij het rundvee an hem niet te verwachten is.

Wat het voorbeeld van België betrof, merkte de Minister op, dat indien hij de zekerheid had, dat al de gewetensbe- zwaarden vrijwillig zouden medewerken, er te praten zou zijn. Hij voegde er voorts aan toe, dat hij van mening was, dat dit niet zou geschieden, omdat de gewetensbezwaarden ook bezwaar hebben tegen het onderzoek op zichzelf.

ïïet ziet er dus niet naar uit, dat de Minister het Belgische systeem, waarbij geen dwang wordt toegepast, zal overnemen, al verklaarde hij zich bereid hierover met de afgevaardigden der S.G.P. nog overleg te plegen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 december 1950

De Banier | 8 Pagina's

Begroting van Landbouw en Visserijen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 14 december 1950

De Banier | 8 Pagina's