Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

BIJ DE WISSELING DES JAARS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

BIJ DE WISSELING DES JAARS

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Zal het goed zijn, als Hij u zal onderzoeken? " Job 13 : 9

Het jaar des Heereii 1950 spoedt ten einde, nog enkele dagen en het zal zijn loop volbracht hebben. De dag des Heeren is de laatste dag van het jaar. Menigeen zal op deze dag een balans van zijn leven opstellen, vele voornemens zullen gemaakt worden.

Een jaar ging voorbij. . . .! Beangst zal de wereldling bij de jaarwisseling in luidruchtig geknal zijn vrees voor de plechtige stilte trachten te overwinnen.

Een jaar ging voorbij; geboorte en dood, winst en verlies, liefde en hardheid. Het jaar waarin uw geliefde mocht terugkeren uit Indië, 365 maal ging de zon op over een iegelijk onzer. Wat is er niet gebeurd in dit jaar? Wat hebben we gedaan en wat hebben we gezegd en gedacht? Van elk ijdel woord, hetwelk we gesproken hebben, zullen we rekenschap hebben te geven in de dag des oordeels.

Meerderen zullen op de laatste dag van het jaar een ogenblik nadenken over hetgeen geweest is.

Gods Woord maant ons aan om onszelf te onderzoeken. „Doorzoekt uzelven nauw, ja, doorzoekt nauw, gij volk, dat met geen lust bevangen wordt" (Zefanja 2 : 1).

Daartoe hebben we ontdekkend licht nodig, want het is volstrekt onvoldoende om wat goede voornemens te koesteren wanneer de Westminster klok rustig 12 slagen doet horen of wanneer het kleine bazarklokje met driftige klank het jaar uitluidt. De weg naar de hel is immers geplaveid met goede voornemens? Hoe menigmaal is niet gezegd: „en mocht dit jaar mijn laatste wezen, "k wil dat het ook mijn beste zij." Wat een treurige dwaasheid! "*

Neen lezer, er wordt een oordeel geveld over 1950. Zeker — uw buurman kan oordelen' dat u het er aardig hebt afgebracht in dit jaar; ja wellicht keurt uw eigen hart u goed. Maar wat baat het? Als de Heere uw hart beproeft, wat dan? Zal het „goed" zijn? Wat is goed? Als men maar „goed zijn brood" heeft, dan is alles in orde, zo menen millioenen. Een goede betrekking, eten, drinken, 'n huis, kleding, brandstof. Succes in zaken, succes in de wereld. Is dat „goed"?

Goed is: wat overeenkomt met des Heeren heilige wil. Zijn wil is altijd wijs en goed, 't is majesteit al wat Hij doet. Zal het goed zijn als Hij u zal onderzoeken? Dat onderzoek gaat niet over de buitenkant, houdt zich niet op met de schijn. O, voor de wereld kunt u „goed" zijn! Geen openbare zondaar zijt ge, ge gaat trouw naar de kerk, ge kunt soms nog aardig praten ook. Maar God ziet het hart aan en wat komt uit dat hart voort? Boze bedenkingen, doodslagen. overspelen, hoererijen, dieverijen, valse getuigenissen, lasteringen. Als de Heere toch rekenschap vraagt over het rentmeesterschap van 1950, wie zal bestaan?

Aan dat onderzoek wordt niets en niemand onttrokken. Over een iegelijk mens wordt vonnis gewezen en daarna wacht de rechtvaardige straf, dan is de genadetijd voorbij en in de hel zal eeuwig beweend worden dat onderzoek in het léven altijd ontlopen te hebben. Zal het goed zijn? Het kón goed zijn; want de Heere schiep ons goed en naar Zijn evenbeeld.

De Heere zoekt Zijn beeld terug. Het kon goed zijn. Maar ach, hoe is 't verworden. Vol zonden, vol ongerechtigheden, vol gruwel.

O, wat een bankroetier, wat een doorbrenger is toch de mens. Alles met zonde bevlekt, geheel bedorven.

„Zal het goed zijn? " Neen, 't is buiten hope. Verloren, verloren, eeuwig kwijt. Goed is: wat strookt met des Heeren heiligheid. ,

Goed is: afwezigheid van kwaad. Goed is: wat overeenstemt met Gdds heilige wet.

Een afgesneden zaak is het, mijn lezer(es).

Van onze kant is het totaal onmogelijk. Hebt ge dat al in waarheid mogen inleven of praat ge het maar na? Ontzettende wetenschap — 'k schatte mij geheel verloren. Het vonnis des doods nog zelf te moeten ondertekenen, wat een vreselijke zaak. De schuldbrief thuis te krijgen met die hemelhoge openstaande schuld, welk een ontzettende gewaarwording. En toch — een voorrecht er iets van te mogen kennen. De Heilige Geest overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel. De strenge Rechter wordt gekend, Die zegt: wees heilig, want Ik ben heilig.

Zal het goed zijn als Hij u zal onderzoeken? Dat onderzoek zal gaan naar de noiTn van des Heeren heilige Wet. Niemand, neen niemand zal bestaan. En hier ligt de enige mogelijkheid in een vragen naar een Middelaar. Hier alleen wordt de behoefte geboren aan de Christus Gods, hier rijst in waarheid de bede: „Geef mij Jezus, of ik sterf." Want in - die Heere Jezus alleen is vergeving voor alle ongerechtigheden. Door Zijn voldoening alleen is er zekerheid van kwijtschelding, hier is 'ontheffing van de rechtvaardige straf. Hier is bedekking voor het heilig oog des Heeren van alle wanbedrijf. Wat zaligheid — de rechtvaardige Rechter ziet geen van de zonden aan! In de Heere Jezus Christus is volkomen zaligheid. Hij heiligde Zijn kerk en nu is het een gemeente zonder vlek of rimpel. Ze is heilig en onberispelijk, door Hem, door Hem alleen. Waar is eeu fontein buiten de Heere Jezus? Waar is een vreugde, zo zalig als dit hoogst genot? Hoe wordt die Heere Jezus benodigd door een volk dat zichzelf heeft leren kennen bij ontdekkend Geesteslicht! En nu vraagt dat volk om onderzoek. Zij vragen om doorgrond te mogen worden. Ja al hun verlangen moge de Heere doorgronden. De Heere moge hen beproeven gelijk het zilver wordt beproefd.

Lezer(es), de zeilen van het schip moeten verbeterd (vernieuwd) worden, vóórdat de storm losbreekt. Dit jaar ging voorbij. . . . Zal 1951 uw sterfjaar, uw gelukkigste jaar worden? Bange zorg vervult de harten van millioenen. Welk een nood, welk een ellende in de wereld! Wie God verlaat, heeft smart op smart te vrezen. O, dat we ons leerden verheugen in Gods wil, niet in de onze. Dat we eigen wil verzaakten en van mensen afzagen. Mochten we in waarheid zeggen: Eén dag is in Uw huis mij meer, dan duizend waar ik U ontbeer. De tarwe moet gewand, ja gedorst worden. Niemand gaat in een weg van voorspoed ten hemel. Hebt ge de Heere boven alles en ieder leren beminnen? Hij gaf u dit jaar 1950, en Hij vraagt rekenschap.

Tracht niet langer u te onttrekken aan Zijn onderzoek. Met een schijnbekering bedriegt ge velen, maar Hem niet. Is Hij met u begonnen, of zijt gij zelf begonnen? Zal het goed zijn, uw einde? Vreest ge geen kwaad, al gingt ge in het dal der schaduwen des doods? Met lichaam en ziel Zijn eigendom? Welnu, dan is de toekomst geenszins angstig. Integendeel, de toekomst is heerlijk. Ge hebt dan een blij vooruitzicht dat u streelt.

We moeten zó leven alsof ieder ogenblik het uur daar was, om rekenschap te moeten geven. In al ons werken, spreken, handelen. Voorzichtigheid en oprechtheid worden vereist. De Heere lere u met vaste schreden de weg der zaligheid betreden, opdat ge geduriglijk bij de Heere zoudt mogen zijn. Hij doe u in kinderlijke afhankelijkheid en aanhankelijkheid leven, en geve u te zeggen :

Niets is o Oppermajesteit, Bedekt voor Uw alwetendheid; Gij kent mij. Gij doorgrondt mijn daan; Gij weet mijn zitten en mijn staan Wat ik beraad of wil betrachten. Gij kent van verre mijn gedachten.

G. J. v. D.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 december 1950

De Banier | 8 Pagina's

BIJ DE WISSELING DES JAARS

Bekijk de hele uitgave van donderdag 28 december 1950

De Banier | 8 Pagina's