Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De kabinets-crisis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kabinets-crisis

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de vergadering van Dinsdag ^3 Januari werd na of omstreeks middernacht een viertal moties ingediend. Eén van dr Schouten, één van mr Oud, één van de heer Tilanus en één van de communisten. Aan de drie eerste gaf de S.G. fractie op de volgende dag, toen tot stemming werd overgegaan, haar stem, terwijl zij deze uitbracht tegen die van de communisten. De motie-Oud hield een rechtstreekse afkeuring over het gevoerde regeringsbeleid van het kabinet van Schaik-Drees in en was daarom van zo grote betekenis, dewijl zij tevens een afkeuring inhield over de houding van mr Stikker, inzoverre deze partijgenoot van mr Oud als minister van Buitenlandse Zaken ook in de laatste tijd het beleid der Regering gesteund had. De motie van dr Schouten veroordeelde wel evenzeer het gevoerde regeringsbeleid, maar had toch niet die betekenis als die van mr Oud, omdat zij bij verwerping nistig door de Regering naast zich neergelegd kon worden.

Met de motie van mr Oud was dat niet zo. In de vergadering van Dinsdag 23 Januari had mr Stikker verklaard, dat hij zijn portefeuille ter beschikking zou stellen, hetgeen betekende, dat hij als minister van Buitenlandse Zaken zou aftreden, ook al werd de motie-Oud door de meerderheid der Kamer bij de stemming vei-worpen. Hij sprak in zijn verklaring welke hij na de indiening van de motie-Oud na middernacht van 23 Januari in de Kamer aflegde, uit, dat hij zich gedwongen zag als minister van Buitenlandse Zaken af te treden, waar de Kamerfractie van zijn partij zijn gediagswijze veroordeelde. Zo stonden de zaken toen de Kamer ver na middernacht op 23 Januari na de mededeling van de voorzitter, dat er in de volgende vergadering op Woensdag 24 Januari over de vier moties gestemd zou worden, gesloten werd.

Di 'irect na de opening van de vergadering van Woensdag 24 Januari vroeg en verkreeg mr Oud voor de vierde maal het woord. Deze hield een felle rede, waarin hij, erkennende, dat er in het kabinet bekwame ministers waren, het ministerie in zijn geheel zwak en vermoeid noemde en over zijn gevoerd beleid een scherpe afkeuring uitsprak.

Ook de heer Tilanus hield daarna nog een vrij lange redevoering, waarin hij betoogde, dat de ministers dienaren van de kroon en niet van de partij waren en te kennen gaf, dat mr Stikker daarom niet als minister behoefde af te treden, ook al werd de motie-Oud aangenomen. Een zienswdjze, welke wat betreft het aftreden van mr Stikker slechts zeer weinigen met hem delen.

Onder grote stilte had daarop, nadat de communist de heer Gortzak verklaard had, dat hij en zijn fractie tegen de motie- Oud en die van dr Schouten en de heer Tilanus zouden stemmen, de stemming over de vier moties plaats, waarvan de uitslag van te voren vast stond. De motie-Oud werd verworpen met de stenmen van de K.V.P. die van de So­ cialisten en de Communisten tegen, terwijl de Chr. Historischen voor de zoveelste maal verdeeld waren, terwijl van hun fractie de heren Schmal, von der Feltz en van de Wetering voor de motie stemden, en de andere leden daartegen. Voor de motie hadden de fracties van de V.V.D., de A.R. en de S.G.P. in haar geheel gestemd.

De motie van de heer Schouten werd verwoj-pen met de stemmen van de K.V. P. en die der Socialisten en Communisten tegen, terwijl de andere fracties, thans ook die der C.H., in haar geheel er voor stemden. De motie der communisten werd met alle stemmen tegen en slechts die der communisten vóór vei^worpen. De motie van de heer Tilanus verkreeg de stemmen van de fracties der C.H.U., A.R., V.V.D. en die der S.G.P., terwijl het lid van de Partij van de Arbeid, de heer Scheps, er ook in tegenstelling met heel zijn fractie zijn stem aan gaf. Al de andere leden der Kamer stemden tegen, zodat ook deze motie een gelijk lot als de drie eerste onderging. De heer Scheps bracht zijn stem vóór de motie-Tilanus uit, dewijl deze in hoofdzaak inhield, dat zij zich tegen de overdracht van de soüvereiniteit over Nieuw- Guinea uitsprak. De stem, welke de heer Scheps uitbracht, was geheel in overeenstemming met zijn in de Kamer te voren afgelegde verklaring, waarin hij zich zowel tegen de overdracht der soüvereiniteit over Nieuw-Guinea aan Indonesië als aan de Nederlands-Indonesische Unie had uitgesproken.

De stem van de heer Scheps is in deze volstrekt niet zonder gewicht. En wel daarom niet, omdat indien de Regering ooit de overdracht der soüvereiniteit zou voorstellen aan één der beide even te voren genoemde lichamen, zij niet meer op de voor aanneming daarvan benodigde stemmen kan rekenen. Die overdracht toch heeft 2/3 van de stemmen van de Kamer van node, dat is 67 stemmen van de Kamerleden, terwijl de K.V.P., de Partij van de Arbeid en de communisten zonder de stem van de heer Scheps slechts 66 stemmen voor kunnen uitbrengen.

Nadat dan over de moties gestemd was, vroeg en verkreeg de minister-president dr Drees het woord. Deze deelde, nadat hij zich scherp tegen mr Oud gekeerd had — diens gedragswijze beneden die van de waardigheid van de Kamer en die van mr Oud zelf genoemd had — mede, dat het ministerie zich met betrekking tot de stemming had te beraden, waarop de voorzitter zeide, dat de werkzaamheden der Kamer tot nader order opgeschort dienden te worden. De uitslag van die beraadslagingen werd al spoedig daarna bekend gemaakt. Dóór het ministerie werd nameHjk kort daarop ter kennis van het volk gebracht, dat het aftrad, omdat één der vier partijen, op welker samenwerking en steun het oorspronkelijk gegrondvest was, zich aan die samenwerking had onttrokken. Zo is dan het kabinet-Van Schaik—Drees henengegaan.

Wat ons betreft, dat heengaan geeft ons geen reden om daarover te treuren. Het had onzes inziens al twee jaren eerder henen moeten gaan. Daarmede zou ons land zeer gebaat zijn geweest. Dan had allicht, naar de mens gesproken, voorkomen kunnen worden, dat 7/8 van ons koninkrijk afgescheurd is geworden. Het is ons dan ook zeer tot leedwezen, dat mr Oud niet bij de souvereiniteitsoverdracht aan Indonesië in December 1949 zo opgetreden is als hij thans opgetreden is en wij kunnen het al evenmin van de heer Tilanus begrijpen, dat het motief van de opvoeding en de belangen van de Papoea's op Nieuw-Guinea, waarom hij zich thans tegen de overdracht der soüvereiniteit over Nieuw-Guinea verklaarde, bij hem niet gewogen heeft, toen het de opvoeding en belangen van zo vele en zo grote volken van Indonesië betrof en in December 1949 zijn stem vóór de souvereiniteitsoverdracht aan Indonesië uitbracht, al zijn wij van oordeel, dat ons dat allesals een rechtvaardig oordeel Gods om onze zonden overkomen is.

T. oen het kabinet was afgetreden, heeft onze Koningin onvei-wijld — zij was reeds in Den Haag gekomen — het advies ingewonnen van die personen, die Haar bij zodanige gelegenheid vaa advies dienen en van de voorzitters van de fracties der Tweede Kamer. Ook ds Zandt was daartoe uitgenodigd en heeft zich daartoe Vrijdag 26 Januari naar het Paleis aan het Noordeinde begeven. Nadat al deze personen door Hare Majesteit geraadpleegd waren, zijn de heren Drees, van Schaik en Stikker nogmaals door de Koningin ter raadpleging ontvangen, die na afloop van dat onderhoud met hun drieën geconfereerd hebben. '^

Inmiddels is de Koningin weder uit D3 Haag naar Soestdijk vertrokken, waar Zij Zaterdagmorgen de voorzitter van de Eerste Kamer, professor Kranenburg, voor een onderhoud heeft ontvangen. Uit al die conferenties zou men geneigd zijn af te leiden, dat bij de oplossing van de kabinetscrisis zich geen geringe moeilijkheden voordoen. Tal van gissingen worden in de dagbladen over de aanstaande kabinetsformateur en over het aanstaande ministerie ten beste gegeven. Wij zullen ons daarin niet verdiepen, dewijl gissen menigmaal doet missen.

Inmiddels heeft Hare Majesteit de Koningin aan mr. D. U. Stikker opgedragen informatorisch de mogelijkheden te onderzoeken van de vorming van een kabinet, dat het vertrouwen heeft vw het parlement en haar daaromtrent e/jj rapport uit te brengen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1951

De Banier | 8 Pagina's

De kabinets-crisis

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1951

De Banier | 8 Pagina's