Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Recht voor de verdrukte

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Recht voor de verdrukte

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Die de verdrukte recht doet. Psalm 146 : 7a

alomo, Israels koning, had gezien al de mderdrukkingen, die onder de zon geichiedden; en ziet, er waren de tranen [er verdrukten en dergenen, die geen rooster hadden; en aan de zijde hunner erdrukkers was macht, zij daarentegen adden geen trooster, nderdaad, de wereld, die eenmaal een aradijs was, is nu door de zonde een uilende wildernis geworden; een jamerdal. In onze diepe val in Adam heb- •n wij alles verwoest. Door onze moed- ? vrijwillige ongehoorzaamheid, door !e overtreding van Gods gebod, hebben ij over onszelf, maar ook over de ge-ele schepping de vloek gebracht. De leere heeft het immers gezegd: Het ardrijk is om uwentwil vervloekt en et zal u voortbrengen doornen en dis- : elen.

aËlk mens heeft een strijd op aarde en ivat e-^n stroom van ellende rolt ex ovsr e wereld, van dag tot dag, omdat wij nszelf van God hebben losgescheurd en ns alle ellende hebben onderworpen vanwege onze zonden. Maar ook, omdat wij Gods beeld verloren hebbende, nu lijfeigenen des duivels zijn geworden. De vaarheid zegt en dat is ons aller staat: atelijk zijnde en elkander hatende, 'nttrok God Zijn algemene genade van ns, en gaf Hij ons over aan onszelf, dan f de wereld een hel en dan sloeg de 1 de ander dood. Geen samenleving p de wereld was er meer mogelijk. Ons ortret kunnen wij vinden in Rom. 3 en eder, die zichzelf heeft leren kennen, 1 het met zijn ganse hart beamen, dat iet de volle waarheid is. In onze staat, loor de val, zijn wij verwoesters geworlen en wij kunnen niet anders dan ons- !elf en onze medemensen verwoesten. ^Jeen, wij hebben onze handen daar liet voor op te heffen, maar in ons hart, net onze ogen en met onze tong kunlen wij in een ogenblik zoveel verwoesen, dat het nooit meer hersteld wordt, een wonder, dat er bittere tranen geichreid worden, wanneer wij door de > vertuiging en ontdekking des Heihgen ^eestes ogen krijgen om te zien hoe ammerlijk diep wij gevallen zijn in de Jondsbreuk van Adam. Vele mensen linnen er zo hard en koel over spreen, doch opent God in waarheid er one ogen voor, dan is het een zaak, die )ns hart raakt.

[n onze oppervlakkige dagen zijn er zo- 'ele zogenaamde bekeerde mensen, die laar het minste besef van hebben, ïet eerste stuk, van de ellende, zijn zij naar voorbij gestapt. Zij roemen in de 'erlossing, prijzen de Verlosser, maar lie arme mensen hebben nooit geleerd n welk een jammerlijke staat de mens ligt. Het is voor hen nog nooit geweest uiten hoop, nog nimmer: Verloren! erloren!.

Gods ware volk leert er hier aan deze zijde van het graf iets van, uit. welke grote nood en dood God Zijn volk verlost en tot het einde verlossen moet. Voor dat volk wordt het dan ook alleen maar een groot en eeuwig wonder, dat God hen van eeuwigheid heeft gekend en verkoren.

Voor dat volk een oorzaak van diepe vernedering, dat God bewogen in Zichzelf met behoud en verheerlijking van Zijn Goddelijk recht in Christus Jezus een weg gebaand heeft, om hen uit de staat der zonde te brengen in de staat der genade. Ja het is een oorzaak van blijdschap voor dat volk, dat waar zij Gods beeld hebben verwoest, het hier in de tijd weer aanvankelijk door Gods Geest in hen wordt hersteld. En dat geschiedt wanneer God Zijn volk door de onwederstandelijke bediening des Heiliaen Geestes op Grond van de genoegdoening en gerechtigheid van Christus roept uit de dood tot het leven. Dan worden zij de Goddelijke natuur deelachtig en worden deelachtig dat nieuwe, geestelijke leven, dat zichzelf mishaagt en God behaagt. Dat leven wordt in de vruchten openbaar; Gods werk kan niet verborgen blijven. O, wie zal er ooit woorden voor kunnen vinden om Gods grote liefde en genade uit te roepen, verheerlijkt, bewezen en bevestigd aan in zichzelf dood- en doemschuldige Adamskinderen. En die verwondering stijgt steeds hoger naarmate wij in de leerschool des levens onszelf hoe langer hoe meer leren kennen en aan de weet komen wat onze grondslag in Adam is. In onze tekst gaat de dichter voort Jacobs God te verheerlijken en Hem met bewijs op bewijs voor de oren der gemeente te prijzen in Zijn almacht en goedertierenheid, opdat het bedrukte volk zijn betrouwen alleen op de Heere, hun God, stelle. Die de verdrukte recht doet.

Zeker, wij zijn alle ellende onderworpen en zo God ook met Zijn volk in het gericht zou treden, wie zou voor Hem bestaan? Wat is dan de bewaring en de verschoning Gods gedurig groot over Zijn volk. Niet dat God over de zonde heenstapt; neen, dat zou in strijd zijn met Zijn Goddelijk Wezen; maar Hij verzoent hun ongerechtigheid in het bloed Zijns Zoons en bewijst hun Zijn genade. Hij handelt Vaderlijk en liefelijk met de Zijnen. Hij kroont hen met goedertierenheden en barmhartigheden. Petrus waarschuwt in zijn brief de gelovigen om toch niet te lijden als een doodslager of dief, of kwaaddoener, of als één, die zich met eens anders doen bemoeit, 1 Petr. 4 : 15. Helaas, dat heeft ook plaats, doch dat is tot onere van God en tot schade van onze eigen 7iel. Wat hebben wij steeds de bewarende hand des Heeren van node. Welgelukzalig is de mens, otik in deze, die maar geduriglijk vreest. Wat overschatten wij onszelf vaak en wat is ons leven vaak ondoordacht en onopmerkzaam. Het is een voorrecht wanneer wij maar steeds het bangste zijn voor onszelf en bewaard worden door de Heere.

Maar nu in deze tekst gaat het over de onrechtvaardig verdrukten. Wij hebben een voorbeeld in Jacob, die onrechtvaardig verdrukt werd door Laban. Tienmaal had hij Jacobs loon veranderd. Israël in Egypte werd verdrukt door Farao. David door Saul, zovele jaren achtereen.

De kerk in Babel; en vermenigvuldig zelf de voorbeelden maar! Zij liggen in Gods Woord voor het grijpen. Krachtens Gods vrij en souverein welbehagen maakt de Heere onderscheid daar, waar geen onderscheid is. Hij ontfermt zich diens Hij wil en Hij verhardt die Hij wil. Tot volvoering van dat eeuwig welbehagen heeft God Zijn Zoon verordineerd in de stilte van de nooit begonnen eeuwigheid. En van de Zoon lezen • ^.4i. '"•"•.!. 1 : -'• " "•-c Zichzelf egev; ; ! heeft voor onze zonden, opdat Hij ons trekken zou uit deze tegenwoordige, boze wereld, naar de wil Gods des Vaders. De wil des Vaders was ook de wil des Zoons. Van eeuwigheid tot eeuwigheid is er een volm& akte harmonie tussen de drie Goddelijke Personen. De Zoon had lust om Gods welbehagen te doen. En nu heeft die gezegende Borg, Die waarachtig God, maar ook waarachtig en rechtvaardig mens was, aan het Goddelijk recht voldaan en eeuwige gerechtigheid aangebracht door Zijn lijdelijke en dadelijke gehoorzaamheid. In de tijd van Gods welbehagen valt dan de scheiding. Satan moet zijn prooi loslaten. De duivel raakt die uitverkorenen kwijt. Christus eist hen op als degenen, die Hem van de Vader gegeven zijn en als loon op Zijn Middelaarsarbeid. Dat volk is zeer gewillig op de dag van Gods heirkracht. Gods Geest overwint hen en zij geven zichzelf onvoorwaardelijk over.

God Zelf heeft in het Paradijs in de val vijandschap gezet tussen het Vrouwenzaad en het slangenzaad. En nu door alle tijden en eeuwen is daar een strijd, die alleen maar geëindigd zal worden wanneer Christus zal komen op de wolken des hemels; een vijandschap, die tegen Christus gekeerd is, doch uitgewerkt wordt tegen allen, die tot Christus behoren en in Hem zijn begrepen. Vandaar, dat Christus tot Zijn discipelen en in hen tot de ganse kerk gezegd heeft: In de wereld zult gij verdrukking hebben. Wij zouden die woorden uit Christus' nagelaten testament wel eens willen schrappen, maar wij kunnen met onze vingers er niet bij. Het blijft staan en het gaat door, zo lang Gods volk hier op aarde is. Het is hier een strijdende kerk en het zal zo blijven, totdat de vei-wisseling met de triumferende kerk plaats heeft.

Nu is het zo, dat die verdrukkingen door God zijn bepaald, ook wat de mate en de duur er van betreft. Toch zijn het, wanneer het bezien mag '.vordcn in .'.et licht van de eci; v; : g'h(> icl, maar zeer lichte verdrukkingen. Konden wij het ook altijd zo bezien, dan stonden wij er vaak anders tegenover. Maar och, geliefden, het wordt in alles openbaar, dat wij steeds maar licht van de hemel nodig hebben en genade om al de wegen Gods in ons leven te aanvaarden en over te nemen. Na ontvangen genade wordt het openbaar, dat vlees en bloed zich de wet Gods niet onderwerpen. Wij staan God maar gedurig in de weg en willen onszelf maar helpen en redden. Wij staan Christus maar tegen, ook in de volvoering van Zijn Middelaarsbediening. Wij staan dadelijk maar met een zwaard in onze hand, instee dat wij onszelf met lot en weg in de hand des Heeren overgeven.

Gr. R. Ds. L.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1951

De Banier | 8 Pagina's

Recht voor de verdrukte

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1951

De Banier | 8 Pagina's