Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ZUIDERZEEFONDSBEGROTING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZUIDERZEEFONDSBEGROTING

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Klachten van Harderwijker vissers

Rede Ir. van Dis

Over de uitvoering der Zuiderzeesteunwet is vóór de oorlog al heel wat te doen geweest. Elk jaar maar weer aan werden daarover in de Tweede Kamer redevoeringen gehouden, waarin het aan kritiek op het beleid der Regering in deze niet ontbrak. Ook de afgevaardigden der S.G.P. hebben destijds de menigvuldige klachten, die hun van de zijde der Zuiderzeevissers gewerden, herhaaldelijk onder de aandacht der Regering gebracht. Eindelijk was het zo ver gekomen, dat men van die klachten niet zo veel meer vernam. In de jaren na de bevrijding drong er althans niet zo veel van door.

Nu echter de inpoldering en de plannen daartoe voortgang vinden, komen de klachten weer naar voren, zoals o.a. van de zijde der Harderwijker vissers. Dit kan de lezers blijken uit de hieronder volgende rede van Ir van Dis, welke deze uitsprak bij de behandeling van de begroting van het Zuiderzeefonds.

Mijnheer de Voorzitter! Bij de behandeling van de begroting betreffende het Zuiderzeefonds wensen wij ons te bepalen tot het maken van enkele opmerkingen met betrekking tot hetgeen in de gewisselde stukken wordt gezegd over de Zuiderzeesteunwet. De Minister merkt in de Memorie van Antwoord naar aanleiding van een desbetreffende vraag in het Voorlopig Verslag op, dat er geen bepaalde aanleiding is voor de verwachting, dat de huidige Zuiderzeesteunwet in de komende situatie niet meer aan^de behoeften zou voldoen. Dit antwoord. Mijnheer de Voorzitter, heeft ons niet kunnen bevredigen, gelijk dit ook het geval zal zijn in de kringen der belanghebbenden, die nog onlangs te kennen hebben gegeven, dat huns inziens de Zuiderzeesteunwet van 1918 dringend gewijzigd behoort te worden, nu de omstandigheden in zulk een sterke mate veranderd zijn. Zo bereikte ons uit Harderwijk

de klacht, dat bij de voorbereidingen der droogmaking van de Zuidoostpolder gedeelten van het nog resterende viswater als verboden terrein worden aangeduid. Hierdoor is aan deze vissers wederom een gedeelte viswater, en daarmede de bestaansmogelijkheid, ontnomen. Dat is voor deze mensen wel een zeer harde maatregel. Te harder, als men bedenkt, wat deze vissers al hebben moeten doorstaan sedert tot de afsluiting der Zuiderzee besloten werd. Sommigen hebben hun bedrijf moeten opgeven, anderen hebben het moeten vervormen, wat lang niet altijd even gemakkelijk ging en in sommige gevallen zelfs onmogelijk bleek, terwijl zij hun kinderen voor een andere werkkring moesten laten opleiden. In 1939 waren alle zoons van belanghebbenden ingeschreven voor het verkrijgen van een werkkring bij het Capitulantenbureau te Den Haag. De tweede wereldoorlog heeft echter alle verwachtingen de bodem ingeslagen. De zoons der belanghebbenden konden na de capitulatie van ons leger

geen werkkring vinden, zodat zij met hun vaders aan het vissen gingen op het IJsselmeer. Door de verdere inpoldering van dit meer komen deze vissers echter in grote moeilijkheden. Dat deze inderdaad groot zijn, blijkt uit het feit, dat er volgens de Generale Commissie van de 1027 nog fungerende bedrijven binnen afzienbare tijd ruim 600 zullen moeten verdwijnen, zodat er, voor wat Harderwijk betreft, van de aldaar 50 overgebleven bedrijven er ook heel wat zullen moeten woi"den opgeheven.

Het is te begrijpen. Mijnheer de Voorzitter, dat deze mensen zich afvragen, wat zij zullen moeten gaan beginnen. Nu reeds is de funeste invloed merkbaar van het verbieden varv gedeelten van het resterende viswater. In de nevenbedrijven heerst sedert geruime tijd een grote slapte tengevolge van de mindere behoefte aan visserijbenodigdheden en reparatie op de scheepswerven. Ook de vishandel ondervindt de grote terugslag als gevolg van de verminderde aanvoer van de Zuiderzeepaling, hetgeen weer hogere transportkosten veroorzaakt, doordat nu van elders paling voor de verkoop moet worden aangevoerd. Deze situatie maakt, dat de belanghebbenden eji hun zoons ten zeerste gedupeerd worden door de verouderde Zuiderzeesteunwet, waarover in het verleden reeds zoveel te klagen is geweest, omdat zij niet aan de verwachtingen beantwoordde. Voor de laatste 10 jaar geldt dit echter tengevolge van de oorlogsomstandigheden wel in bijzondere mate. Een wijziging der huidige Zuiderzeesteunwet wordt door de belanghebbenden dan ook dringend noodzakelijk geacht, daar het als een grote onbillijkheid wordt gevoeld, dat de zoons van belanghebbenden geheel buiten hun schuld van alle toekenning van Rijkscrediet verstoken zijn. Mijnheer de Voorzitter! Wij achten dit verzoek alleszins billijke Indertijd is door een Nederlandse Minister gezegd, dat aan het grootse werk van de afsluiting der Zuiderzee geen vlek of smet mocht kleven. Deze belofte is echter in het verleden niet nagekomen. Daarvan getuigen de vóór de oorlog jaar op jaar in de Kamer terugkerende debatten over de schriele uitvoering van de Zuiiterzeesteunwet. Wij zouden er bij de Minister ten sterkste op willen aandringen om te zorgen, dat dit zich niet herhaalt. Het beüeft hier mensen, wier bestaan hun wordt ontnomen door het verder inpolderen van het IJsselmeer en die, evenals anderen, die door de afsluiting van de Zuiderzee gedupeerd werden, er dus recht op hebben, dat zij geholpen worden. Dit geldt zowel voor de vissers als voor de houders van nevenbedrijven. Zij allen behoren bij de vervorming van hun bedrijven in aanmerking te komen voor toekenning van een Riikscrediet of toelage en in bijzondere gevallen, die afzonderlijk beoordeeld zullen moeten worden, voor volledige schadeloosstelling. Met alle klem en nadruk wensen wij dan ook, om dit mogelijk te maken, te bepleiten, dat de Minister een wijziging van de Zuiderzeesteunwet zal voorstellen of in elk geval voor de hierbij belanghebbenden datgene zal doen, waardoor hun wensen in vei'vulling zullen kunnen gaan. Ook zouden wij de Minister in ernstige overweging willen geven om met de betrokkenen in overleg te treden, terwijl wij eveneens zouden willen aandringen op een verhoging der steunnormen, waarvoor, gezien de tegenwoordige omstandigheden, alle reden is.

Tenslotte, Mijnheer de Voorzitter, moeten wij ons ten sterkste verzetten tegen het overbrengen van de dienst der Zuiderzeesteunwet naar het Ministerie van Sociale Zaken. Het betreft hier toch geen armenzoi-g, doch het gaat hier, zoals van den be­ ginne af aan door ons is gezegd, om een recht, dat de gedupeerden op een schadeloosstelling kunnen doen gelden. Het is hun indertijd beloofd en die belofte behoort nagekomen te worden, ook ten aanzien van hen, die thans de schadelijke gevolgen ondervinden van de voortgezette inpoldering van het IJsselmeer. Eveneens achten wij een onder­ brengen van de zorg voor de belanghebbenden in de zin van de Zuiderzeesteunwet bij de noodvoorziening ouden van dagen onaanvaardbaar, daar het hier betreft een tegemoetkoming in geleden schade en de Zuiderzeesteunwet alzo 'n geheel andere rechtsgrond heeft dan de zoeven genoemde wet.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 februari 1951

De Banier | 8 Pagina's

ZUIDERZEEFONDSBEGROTING

Bekijk de hele uitgave van donderdag 8 februari 1951

De Banier | 8 Pagina's