Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Brood voor de hongerigen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brood voor de hongerigen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Die de hongerige brood geeft. Psalm 146 : 7

root, zeer groot zijn de ontfermingen ods over de kinderen der mensen. God at Zijn zon opgaan over bozen en goeen en regent over rechtvaardigen en irechtvaardigen.

1 de hof van Eden was alles. „Honger" as daar onbekend. Nii is er een verngen naar voedsel, naar versterking. !at een onmacht, welk een armoede, ^t een leegheid. God laat ons hongei omdat wij aten van de verboden nicht en van toen af zijn wij verteerd oor honger.

e ganse aarde is vanwege de zonde «vloekt en verwoest. Zij zou voort- 'engen doornen en distelen. Over ons- If, maar ook over de wereld als schepng Gods hebben wij gebracht de dood het verderf. Alle recht en aanspraak de minste van Gods zegeningen heb- '!i wij verloren kra'; htens Adams bondseuk en de toerekening van diens schuld

zonde, •och dat de aarde nog bekwaam kruid ortbrengt, ja dat de aarde nog vol is n Gods goedertierenheden, dat is omt God Zijn Zoon heeft gegeven. Dat oed van Jezus Christus, Gods Zoon, •inigt van alle zonden. Maar ook dat oed, alhoewel Christus Zijn weldaden Jeen voor Zijn volk verworven heeft, 't gedropen op deze vervloekte aarè en is de oorzaak, dat nog zovele tijelijke zegeningen ons toevloeien. Het alles voor Gods volk verdiend, maar e wereld mag er van mee eten. Waneer de goedertierenheden Gods ons niet !iden tot bekering, dan zullen ook de jdelijke weldaden nog tegen ons geligen.

iod onderhoudt mens en beest. Hij pent Zijn hand en verzadigt al wat «ft naar Zijn welbehagen.

)ie grote God van hemel en aarde, die etrouwe en onveranderlijke God, geeft e hongerige brood.

''at is de almacht, wat is de goedheid, 'at is de zorg Gods groot over alles, it leeft en beweegt.

Vi] hebben een natuurlijk bestaan en at vraagt van dag tot dag vervulling en nderhouding. En zie, daartoe heeft God Heen het veimogen.

ij de oprichting van het Noachitisch erbond, het natuurverbond, gaf God de elofte, maar verzegelde ook die belofte 1 de regenboog, dat de aarde niet meer oor water vergaan zou. Dat zaaüng en ogst, zomer en winter, niet zouden opouden alle de dagen des levens,

n niettegenstaande alle zonden en oneiechtigheden en de vloeken, die van e aarde opstijgen tot de hemel, gaat od nog door om Zijn belofte te vei-vul- 'II. De Schepper van de einden der arde wordt noch moede noch mat, ook de onderhouding van het geschapene. Zijn trouw is groot. "

Met de hongerige wordt hier ook bedoeld de nooddruftige, de arme, die, die gebrek lijdt aan het nodige. Die geeft Hij brood. De Heere, Die uit de volheid van de aarde en de zee, al wat leeft verzadigt, hoort gewis het geroep der hongerigen onder de mensenkinderen, inzonderheid die behoren tot Zijn volk. Er is een algemene voorzienigheid Gods, die gaat over alle mensen. Maar er is ook een bijzondere voorzienigheid, die gaat over het volk, dat van eeuwigheid door God verkoren is en dat Christus kocht met Zijn bloed naar ziel en lichaam beide. Dat door Gods Geest levendgemaakte volk, zijnde het eigendom van Christus, ligt voor Gods rekening.

En de grote apostel Paulus schreef aan de gemeente van Filippi, en dat geldt de ganse kerk: Weest in geen ding bezorgd, maar laat al uw begeerten met biddingen en smekingen en dankzeggingen bekend worden bij God. Ja in het laatste gedeelte van datzelfde capittel, Fil. 4 : 19, verzekert hij de kerke Gods met de vertroostende woorden: Doch mijn God zal n'-ar Zijn rijkdom vervullen al uw nooddruft in heerlijkheid. Gods kinderen hebben zulk een rijke en getrouwe God in de hemel. Zij hebben geen gebrek te vrezen.

Neen, dat wil niet zeggen, dat hun perskuipen uitwendig altijd overvloeien van most en van olie. God beproeft menigmaal de Zijnen hier in dit leven. Doch Gods gunst sterkt meer dan de uitgezochtste spijzen. Jeremia, de getrouwe Godsgezant, toen hij uit de kuil was opgehaald, kreeg elke dag een bolle broods uit de bakkerstraat (Jer. 37 : 21). Het was niet veel, maar het was genoeg. Hij heeft inderdaad ervaren, gelijk zo menigeen van Gods lieve volk: Het weinige, dat de rechtvaardige heeft, is veel beter dan de overvloed van vele goddelozen.

En waarom is het veel beter? Omdat het uit Gods vaderhand hun toekomt en ook omdat zij er Zijn lieve Vaderlijke gunst in mogen smaken. En dan die zalige vernedering er onder, dat hun hart, dat de meeste tijd is als een steen, er nog eens onder mag breken. Dat is met geen goud te betalen.

En denk dan maar aan de profeet Elia, toen het oordeel van de hongersnood kwam in de dagen van de goddeloze koning Achab, verborg de Heere hem aan de beek Krith. Aan die beek, die gewoonlijk in Kanaan het eerst van al de beken en rivieren uitgedroogd was, bewaarde God Zijn getrouwe knecht. De raven brachten hem elke morgen en avond brood en vlees. Wat God toch vermag en hoe groot Zijn zorg over Zijn volk is, blijkt duidelijk. Doch een jaar daarna, toen ook zeUs Elia het weer gewoon geworden was, zond de Heere hem tot de arme weduwe van Sarfat. Telkens maar nieuwe beproevingen des geloofs, opdat Gods kind zich geheel en al op de Heere verlaten zal en zijn toevlucht zal nemen tot die God, Die de hongerige brood geeft.

En nu zouden wij denken, wanneer die weduwe nu die koek gebakken heeft, dan zal God toch wel zorgen, dat zij \'Oor de overige tijd van de hongersnood een voorraad zullen ontvangen, waarop zij rustig kunnen teren. Maar neen, de weg van Gods aanbiddelijke wijsheid is zo geheel anders.

God zorgt er voor, dat zij hongerig blijven en dat het wonder een wonder blijft. Ons bestaan is maar „God vergeten" en de Heere niet in erkentenis houden. En nu de wegen, die God met Zijn volk bewandelt, zijn veelal tegen vlees en bloed, smartelijk en pijnlijk. Ons vlees wil aan geen enge banden. Wij willen als een onhandige koe maar in de ruimte weiden, doch God heeft Zijn volk zo lief, dat Hij hen gedurig maar een enge band om hun lendenen legt.

De Heere Zelf moet maar steeds \> 'esei.^ \'00r ons npeneii om Hem nodig te •3uDen. Onze diepe val komt in alles maar openbaar. O, wat een arbeid heeft God aan ons ten koste te leggen, opdat wij maar afzien van onszelf en dat wij onze hoop op Hem alleen stellen, zowel voor de tijd als voor de eeuwigheid. In dure tijd en hongersnood spijzigt God Zijn volk soms op zulk een wonderbare wijze. Het is zeker en gewis, geliefden, wanneer er Elia's zijn, dan zijn er ook raven. En God gebruikt daartoe wie Hij wil. Hij heeft alle harten in Zijn hand. In de laatste oorlog was er in een grote wereldstad van Nederland een kind des Heeren, dat krank was en wat kon dienen tot versterking en verkwikking van haar zwakke lichaam moest missen. Uren van die stad verwijderd werd in een nacht een boer, die veel liefde en achting voor Gods volk had, door de Heere er bij bepaald, dat hij verschillende levensmiddelen naar die vriendin brengen moest. Die man was blij met die boodschap. Het was een grote verwaardiging, dat hij dat doen mocht. Tochi'rezen er bij die man grote bezwaren. Vanwege de zogenaamde zwarte handel waren er door de regering vele controleurs aangesteld, die ook vooral in de treinen de bagage van de reizigers onderzochten. Velen werden alzo overvallen en afgenomen al wat zij bij zich hadden. Ook die vrees kwam in het hart van die man.

Toch ging hij op reis met verschillende levensmiddelen, biddende en zuchtende of de Heere zijn weg voorspoedig wilde maken.

Die morgen kwam er niet één controleur in de trein, doch zodra hij in de stad, waar hij zijn moest, uitstapte, daar werd hij door meer dan zes van die ambtenaren aangehouden. Het hart van die man klopte. Wat was er een innerlijke strijd.

De koffer moest worden geopend en verschillende vragen werden gedaan. De laatste vraag was, waar hij heen moest met die levensmiddelen. Daarop gaf die man ten antwoord, terwijl de tranon over zijn wangen liepen: Naar dat adres, waar een lief kind des Heeren woont. En wonder boven wonder, daar zeiden zij tot hem: Pak dan alles maar in en bezorg het op dat adres maar spoedig. Wat weende die vrouw toen zij dat alles uit Gods hand mocht ontvangen en. . . . als vrucht van hetgeen haar dierbare Borg voor haar had verworven. Dan kunnen wij zien: als wij iets krijgen, dan geeft God er vaak nog wat bij ook. En dat maakt het zo groot en wonderlijk. Wat er voor de deur staat, is voor ons onbekend, maar dat is zeker: God blijft voor Zijn volk zorgen en Hij vervult Zijn beloften ook voor dit tijdelijk leven. Zeker, de waarheid wordt bevestigd: De jonge leeuwen lijden armoede en hongeren; maar die de Heere vrezen, hebben geen gebrek aan enig goed.

Gr.R.

Ds L.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 februari 1951

De Banier | 8 Pagina's

Brood voor de hongerigen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 februari 1951

De Banier | 8 Pagina's