Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor studie en leidraad

der Staatkundfg Gereformeerde Partij

HAAR PROGRAM (67)

Artikel 6 (de doodstraf)

In onze vorige artikelen over artikel 6 van het program der S.G.P. hebben wij uiteengezet, dat deze partij in strijd met de humanistische en andere beschouwingen over het recht krachtens het even tevoren genoemd artikel voorstaat, dat de rechtspraak onvoorwaardelijk dient te geschieden naar de beginselen, gebouwd op het in de Heilige Schrift geopenbaarde recht des Heeren. Voorts hebben wij in die artikelen als noodzakelijk en consequent uit deze stelling voortvloeiende, vastgesteld, dat de S.G.P. belijdt, dat de overheid het zwaard niet te vergeefs di-aagt en dat zij van God geroepen is het kwaad te straffen, opdat het geschonden recht worde hersteld en dat dit geschonden recht rechtvaardige, maar ook rechtmatige straffen vordert en dienovereenkomstig het recht tot wederinvoering van de doodstraf roept.

O ver hetgeen wij in die artikelen behandeld hebben, komen wij thans niet terug, maar gaan ons thans bepalen tot een bespreking van de doodstraf. Wie het pleit voor de doodstraf gaat voeren, ontmoet daarbij tal van tegen^ standers.

Niet zelden wordt hij alsdan voor een beul of beulsknecht uitgekreten. En indien men niet zo ver gaat in zijn scherp afkeurende beoordeling, dan toch beschouwen niet weinigen hem als een hardvochtig mens, vide alle humaniteit vreemd is.

Meermalen is zelfs de voorstelling gegeven, als ware het een daad van loutere barbaarsheid, de doodstraf nog te willen behouden of weder te willen invoeren. En dit wel in het bijzonder door degenen, die de straf slechts beschouwd en gehandhaafd willen zien als een middel ter verbetering en alle wraak en vergelding uit de rechtspraak geweerd wensen te hebben.

, , Ik beken, mijne heeren, tot die barbaren te behooren, die inderdaad meenen, dat het strafrecht in het wezen der zaak niet anders is dan een wraakrecht. Ik behoor tot hen, die, wanneer een misdaad gepleegd is, nog durven zeggen: Die misdaad schreit om \vi'aak. Dat is niet nu, maar dat is altijd en dat is overal zoo geweest".

En toch was mr de Savornin Lohman, die deze woorden eenmaal in de Tweede Kamer heeft gesproken, geen barbaar.

Evenmin als degenen, die voorstanders van de doodstraf zijn, barbaren zijn, al is het waar, dat zij daarvoor — vóór de laatste oorlog meer dan tegenwoordig — meermalen zijn aangezien en uitgemonsterd. Neen, het is allerminst ontaarde wreedheid of ver gaande barbaarsheid, als de S.G.P. de doodstraf voorstaat.

S\h het dan geen harde vvreedheid of loutere barbaarsheid is, waarom de S.G.P. de handhaving en invoering van de doodstraf ook in het burgerlijk maatschappelijk leven wenst, wat is er dan wel de oorzaak van? Wil zij deze soms uit oorzaak van staatsbelang? Om daarmede het aanzijn van de staat een zekere meerdere vastigheid te geven en om daaiTnede het leven en de goederen der burgers des te meer veiligheid te verschaffen? Neen, ook niet bepaaldelijk om deze reden. Een reden, waarom sommige humanisten voorstanders van de doodstraf zijn. De S.G.P. eist, zoals uit artikel 6 van haar program blijkt, om gans andere reden de doodstraf. Desniettemin ontkent zij niet, dat de doodstraf ook als middel ter bevordering van orde en rust in de staat en ter bescherming van de goederen en levens van de burgers nuttig en heilzaam kan werken, zoals dit uit statistieken gemakkelijk aan te tonen zou zijn.

Doch hier staat tegenover, dat de overheid, waar zij de doodstraf louter uit overwegingen van staatsbelang invoert en handhaaft, deze straf meermalen heeft misbruikt om zich voor goed van haar lastige tegenstanders te ontslaan. Men heeft om daarvoor een afdoend bewijs te hebben, alleen maar te denken aan wat er tijdens de laatste wereldoorlog in ons eigen land is geschied. Men heeft er in sommige steden met eigen ogen op de straat kunnen zien liggen; de mannen, die naar een bepaalde plaats gedreven, meedogenloos zijn neergeschoten, enkel omdat zij de toenmalige machthebbers in de weg stonden.

Men i-oepe zich slechts in het geheugen terug de duizenden Joden, die toen uit ons land zijn weggevoerd en in de Duitse kampen zijn vergast, om geen andere reden dan omdat degenen, die toen het bewind voerden, met haat tegen hen bezield waren en het als een staatsbelang beschouwden, dat zij uit de weg geruimd werden. vVat al martelingen en wat al moorden en moordpartijen hebben er in de dagen der bezetting al niet plaats gevonden! Hoe vele moorden zijn er toen al niet geschied, toen de doodstraf uit overwegingen van staatsbelang voltrokken werd! En wat al dusgenaamde gerechtelijke moorden hebben er ook thans nog niet uit dezelfde overwegingen plaats.

i n weerwil van het feit, dat wij toestemmen, dat de doodstraf menigwerf geheel uit verkeerde oorzaak, hetzij uit barbaarse haat en wreedheid, hetzij uit staatsbelang, geheel ten onrechte is toegepast, zijn wij toch ten stelligste van oordeel, dat de S.G.P. het juiste, op Gods Woord gegronde standpunt inneemt, als zij de doodstraf in sommige gevallen toegepast wenst te zien. Wij komen er daarbij rondweg voor uit, dat de doodstraf op zichzelf genomen een allerschrikkelijkste straf is. Wij geven zelfs toe, dat in de loop der eeuwen ook al wel eens op veel te lichtvaardige wijze de doodstraf door de rechter is uitgesproken en door de scherprechter is voltrokken en dat zulks daarom zo ontzettend is, omdat alsdan rechtsherstel tot de onmogelijkheden behoort.

Wordt toch iemand ten onrechte tot gevangenisstraf veroordeeld, dan is, hoe onrechtvaardig zulk een vonnis ook moge zijn en hoe zwaar de straf de veroordeelde ook moge vallen, toch altijd rechtsherstel mogelijk. Het vonnis kan in zodanig geval herzien worden, met gevolg, dat de veroordeelde alsnog recht gedaan wordt, hem de geleden schade vergoed en hij in zijn eer hersteld wordt. Maar wanneer het doodvonnis eenmaal voltrokken is, dan is het leven van de veroordeelde afgesneden en een volledig rechtsherstel ten enenmale onmogelijk. .

V V.anneer de S.G.P. de doodstraf voorstaat, niettegenstaande de daaraan verbonden bezwaren, dan is dit allerminst uit menselijke overwegingen, maar alleenlijk, omdat de Heere in Zijn geopenbaard Woord dit in bepaalde gevallen eist en wel in die gevallen, waarin er een opzettelijke en moedwillige moord heeft plaats gevonden. Duidelijk immers heeft de Heere in die gevallen de doodstraf geëist en de overheid de plicht tot voltrekking daarvan opgelegd in Gen. 9 : 6, waar geschreven staat:

„Wie des mensen bloed vergiet, zijn bloed zal door de mens vergoten worden; want God heeft de mens naar Zijn beeld gemaakt".

Het huwelijk is een scheppingsordinantie, ingesteld reeds in het Paradijs, vóór de zondeval. De instelling van de overheid dateert van na de val. Zij is door de Heere verordineerd om der zonde wil. Aan de overheid gaf de Heere het zwaard, opdat zij als Zijn dienares de zonde zou beteugelen, straffen en wreken en door de moedwillige en opzettelijke doodslager met de dood te straffen Zijn gebod , , gij zult niet doodslaan" zou handhaven. Wij zullen daarop thans niet nader ingaan, maar wel in de volgende artikelen over de doodstraf, maar willen er thans alleen nog van opmerken, dat met alle recht het wee uitgeroepen moet worden over die overheid, welke in deze haar dure plicht verzaakt. Wordt toch in deze de doodstraf niet voltrokken, dan gaat bloedschuld bij bloedschuld op de overheid en haar onderdanen rusten, welke tot God in de he- • mei om wraak roepen. Dan is niet alleen het onschuldig vergoten bloed naar Goddelijk gebod ongewroken gebleven, maar, daar er goddelooslijk gehandeld is, van volle toepassing, dat de barmhartigheden der goddelozen wreed zijn en kan het land, waarin aldus Gods gebod overtreden wordt, niet tot rust komen.

i enslott^e nog dit. Wij ontkennen zelfs in de verste v0i'te niet, dat de doodstraf een schrikkelijke sti-af is. Maar dit neemt allerminst weg, dat zij daarom onder de boven omschreven wijze niet behoort toegepast te worden. Alleenlijk wake een iegelijk er wel ten zeei'ste voor zich niet boven de moedwillige doodslager te verheffen. Hier geldt wel terdege het woord der Heilige Schrift: Wie meent te staan, zie toe, dat hij niet valle. De zaden van alle kwaad zijn toch in een ieders hart. De Heidelberger Catechismus, handelende in Zondag 40 over de doodslag, vraagt in vraag 106: „Maar dit gebod schijnt alleen van het doodslaan te spreken? " en geeft op die vraag als antwoord: „God verbiedende de doodslag, leert ons, dat Hij de wortel van de doodslag, als nijd, toorn en wraakgierigheid, haat en zulks alles voor een doodslag houdt". O, in deze past ons niet enige de minste zelfverheffing, maar het gebed van David: Wie zou de afdwalingen verstaan? Reinig mij van de verborgen afdwalingen, Schep mij een rein hart, o God; en vernieuw in het binnenste van mij een vaste geest. Wij denken hierbij aan het gedrag van de vermaarde professor Boerhaave. In zijn dagen werd de doodstraf nog voltrokken. Ook in de stad zijner inwoning. Leiden, greep zulks wel plaats. Als nu de doodsklok begon te luiden en de duizenden, die van alle zijden waren samengestroomd, zich rondom het schavot verdrongen, om het ontzettend schouwspel te zien, dan trok Boerhaave zich in een eenzaam vertrek terug; dan wenste hij niemand te spreken en ontzeide hij zelfs de toegang aan die allen, die uit verschillende landen waren gekomen orn een onderhoud met hem te hebben; dan sprak hij, hoewel hij noch driftig, noch opgewonden van aard was, gelijk zijn levensbeschrijver ons verzekert, zijn grote verwondering er over uit, dat hij het niet was, die op de plaats stond van hem, wiens hoofd door het zwaard van de beul van zijn romp zou worden geslagen en dankte hij de Heere er voor, dat Hij hem voor doodslag had willen bewaren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1951

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 maart 1951

De Banier | 8 Pagina's