Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor studie en leidraad

der Staatkundig Gereformeerde Partij

HAAR PROGRAM (no. 69)

De doodstraf

In ons vorig artikel hebben wij uiteengezet, dat de grond, waarop de S.G.P. de doodstraf van de overheid eist, rust op Gods Woord en tevens tal van bewijzen er voor bijgebracht, dat Gods getuigenis inderdaad zodanige straf voor de moedwillige en opzettelijke moord en doodslag vordert.

Wij hebben in dat artikel bovendien aangetoond, dat het argument, dat zo dikwerf in de loop der eeuwen is en ook nu nog wordt aangevoerd, namelijk dat de doodstraf in strijd is met de Christelijke liefde, allerminst steek houdt.

Dit hebben wij aangetoond met beroep op de uitspraken van Gods Woord, zowel uit die van het Oude als het Nieuwe Testament, daarbij op grond van die uitspraken stellende, dat de overheid niet alleen het recht, maar ook van Gods wege tot plicht heeft, de kwaadwillige doodslager, die uit haat en met opzet zijn naaste het leven benam, met de dood te straffen. Alzo leert de Heihge Schrift; alzo vertoont en bevestigt het ook de practijk der eerste Christenen.

Wi ij spreken opzettelijk van de practijk der eerste christenen. Er is beweerd, dat dezen vrijwel klakkeloos de doodstraf van de heidenen hebben overgenomen en dezen zich onder de invloed van de zeden en gewoonte hunner eeuw zach daartegen niet verzet hebben.

Dit is echter volstrekt niet waar. Niet alleen hun leer, maar ook de historie, welke ons de practijk der eerste christenen doet kennen, spreekt dit zo beslist mogelijk tegen.

Daar is niet de minste reden voor om aan te nemen, dat de eerste christenen zich in deze naar de practijk van de heidenen zouden gevoegd hebben en vrijwel klakkeloos van hen de doodstraf zouden overgenomen hebben.

Het zijn immers juist — wat historisch wel onbetwistbaar vast staat — de eerste christenen geweest, die tegen de leer, zeden en gewoo: iten der heidenen zijn opgekomen, ja, het zijn juist de eerste christenen geweest, die tegen de heidense geest hunner eeuw in verzet zijn gekomen en deze onomwonden veroordeeld hebben; en als zij eenmaal in de staat tot heerschappij gekomen waren, wel tal van heidense gebruiken, maar niet de doodstraf, hebben afgeschaft. Men bedenke hierbij, dat juist zij het zijn geweest, die, omdat zij de levende God alleen verkoren te dienen, wegens majesteitsschennis, tegenover de Romeinse keizer bedreven, omdat zij hem geen Goddelijke eer wensten te bewijzen, bij duizenden in de dood, vaak in 'n zeer wrede dood zelfs, zijn gedreven. Men vergete hierbij niet, dat zij het juist geweest zijn, die de verschrikkelijke doodstraf, de , , conclemnatio ad bestias" over zich hebben horen uitspreken en die door dat vomiis in groten getale voor de wilde dieren, vaak voor de opzettelijk uitgehongerde leeuwen, zijn geworpen en door hen levend in'teengescheurd en verslonden zijn. Zo iets, dan waren die schrikkelijke marteldoden, welke zo velen hunner ondergaan haidden, vaak aan hun naaste bloed- \'envanten of innige geest-verwanten voltrokken waren, wel in staat, om de christenen, die daaraan in de eerste eeuwen onzer jaartelling ontkomen waren, met afkeer en afschuw tegen de doodstraf te vervullen en hen voor de afschaffing daarvan te doen pleiten.

En desalniettemin is dit niet het geval geweest, maar wel juist het tegendeel. Betrouwbare geschiedschrijvers hebben met feiten gestaafd aangetoond, , dat, toen de civis Ronianus, de Romeinse burger als zodanig in hoog aanzien gekomen was, het Romeinse burgerschap in de ogen der Romeinen buitengewone waarde had gekregen, het gebniik van de doodstraf onder de Romeinen afnam. De Romeinse magistraatspersonen, die in die tijd met de bloedban belast waren, kwamen niet gaarne tot het volk met de eis van de doodstraf, vooral niet als dat een Romein uit een oude, aanzienlijke familie betrof. Menig Romein, die naar Romeins strafrecht de doodstraf verdiend had, werd ontzien, zodat op hem de verdiende doodstraf niet werd toegepast.

In het tijdperk, dat het Christendom in de Romeinse staat tot volledige heerschappij kwam, nam het gebruik van de doodstraf niet af maar toe; hetgeen mede daarin zijn verklaring vindt, dat niemand, noch de hoog geplaatste Romein, noch de afstaiumeling uit een oud, aanzienlijk Romeins geslacht, als hij een des doods schuldig misdrijf had begaan, werd ontzien. Dit feit toont wel heel helder en klaar aan, dat de doodstraf niet vrijwel klakkeloos van de heidenen door de eerste christenen is overgenomen, alsook hoezeer degenen, die zulks beweren, tegen hetgeen de historie ons aangaande de toepassing van de doodstraf onder de eerste christenen leert, de plank misslaan.

Neen, de doodstraf is niet, zoals men ons van verschillende zijden diets wil maken, een heidense, barbaarse straf. De eerste christenen hebben deze niet ontleend aan de Romeinse of Griekse, of welke heidense, barbaarse praktijk dan ook, zijn in deze niet bij de heidenen ter schole gegaan en hebben niet hun praktijk, zeden of gewoonten in deze gevolgd .

Het is een gans < andere bron geweest, waaruit zij hebben geput. Het zijn de uitspraken van Gods Woord geweest, waarmede zij hierbij te rade zijn gegaan en welke zij hierin gevolgd zijn, gelijk het ook geen heidens boek is gegeweest, hetwelk Ambrosius de kerkva­ der Augustinus na zijn bekering ter lezing heeft aanbevolen, maar bepaaldelijk de profetie van Jesaja. Naar Gods getuigenis richtten de eerste christenen zich en dat getuigenis onderwees hen, dat God Zelf de doodstraf voor de moedwillige doodslager heeft verordend en dit niet alleen in Genesis 9 : 6, maar in heel Zijn geopenbaard Woord schier van de eerste tot op de laatste bladzijde toe en dat Hij de overheid niet alleen het recht toekende om de opzettelijke doodslager met de doodstraf te straffen, maar ook de plicht voorschreef om zulks te doen, en dit niet uit lage wraakzucht, maar omdat Gods strafoefenende gerechtigheid zulks eiste.

Ly it is ten aanzien van de doods-traf het algemene gevoelen der Christenheid geweest, totdat bij Rome de traditie en het gezag harer kerk de autoriteit van de Heilige Schrift terugdrongen — in Rome's kringen wordt hier te lande wel erkend, dat de overheid het recht heeft om de doodstraf uit te voeren, maar ontkend, dat daartoe van Gods wege de plicht op haar rust — en totdat de vrijgeesterij iu onderscheidene landen opkwam en hoe langer hoe meer daarin veld won. Naar mate het gezag van Gods Woord onder de volkeren afnam, naar die mate rees het verzet tegen de uitvoering /an de doodstraf. In de landen, waar in de Hervorming bij het volk en de overheden ingang vond, werd de doodstraf als een eis, welke Gods Woord hen stelde, lange tijd gehandhaafd, maar toen Gods Woord aan invloed en gezag verloor, toe« werd zij in meer dan één land afgeschaft en zo zij al niet afgeschaft werd, werd zij toch niet gehandhaafd uit oorzaak van gehoorzaamheid aan des Heeren getuigenis, maar om louter staatkundige redenen. In ons land werd de doodstraf, nadat zij tien jaren lang niet uitgevoerd was, in 1870 of onïstreeks die tijd afgeschaft en bleef zij afgeschaft, ofschoon de afgevaardigden van de S.G.P. bij herhaling in het Parlement op de wederinvoering er van — waarover wij thans niet, maar later nog het onze wensen te zeggen — hebben aangedrongen. Wel is de doodstraf gedurende de bezettingstijd in ons land, meermalen zelfs op wiede, onrechtmatige en onrechtvaardige wijze ten uitvoer gebracht en ook zijn er na de bevrijding ten onzent nog doodvonnissen uitgesproken en voltrokken, maar nimmer is de doodstraf weder ingevoerd op de grond, waarop onze GerefoiTneerde voorouders haar gehandliaafd hebben en waarop de S.G.P. haar weder ingevoerd wenst te zien.

ZJ O staat het dan èn op grond van de uitspraken van des Heeren Woord, èn op grond van de practijk der eerste christenen, welke beide door de HervoiTning in haar bloeitijd gevolgd zijn, onomstotelijk vast, dat de S.G.P. geen heidens, barbaars stuk, maar een door en door Sclrriftuurlijk en Christelijk leergevoelen voorstaat met hetgeen zij in artikel 6 van haar program ten aanzien van de doodstraf belijdt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 maart 1951

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 maart 1951

De Banier | 8 Pagina's