Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

XLIII.

Vervolging te Antiochië. Romanus voor de stadhouder.

Vooral in de gebieden, waar keizer Ga- Jerius de scepter zwaaide, was de vervolging der christenen zeer hevig. In het jaar 304 begaf hij zich met de stadhouder Asolepianus naar Antiochië om daar alles, wat zich naar de naam van Christus noemde en zou bhjven noemen, om te brengen. In Antiochië aangekomen, zond hij zijn dienaren naar de vergaderplaats der christenen om hen aan te manen hun geloof te verzaken of hen gevangen te nemen, indien ze tot het eerste niet te bewegen waren.

Er woonde echter te Antiochië een zeer voornaam burger, Romanus geheten, die van het voornemen des keizers verwittigd was en zich daarom naar de samenkomst der christenen spoedde om hen tot standvastigheid en getrouwheid aan te manen. Juist was hij druk aan het spreken, toen de dienaren van Galerius verschenen, die uit de rede van Romanus weldra begrepen, dat hun sommering tot verloochening van het Christendom weinig zou baten.

Zonder de handen aan één der christenen te slaan, gingen zij terug en meldden de keizer wat ze gehoord en gezien hadden. Dadelijk gaf deze bevel, dat Romanus zou worden gevangen genomen en voor de rechterstoel van de stadhouder zou worden gesteld. Nadat dit bevel ten uitvoer was gebracht en Romanus zich voor de stadhouder bevond, sprak deze Romanus als volgt aan:

Gij verwaand mens, hoe durft gij het volk alzo beroeren, dat het de goden en de keizerlijke bevelen zo veracht? Gij maakt de lieden wijs, dat zij eer zullen behalen door de goden te verguizen, al werden zij ook allen met het vuur gestraft. Als er vele burgers hun bloed zullen stollen, hebt gij dit schouwspel aangericht. Gij zijt de oorzaak van hun dood; gij zijt de bewerker van dit kwaad. Nu is het betamehjk, dat gij voor alle anderen gepijnigd wordt en dat gij aan uw lichaam zult ondervinden wat gij anderen aangeraden hebt te lijden. Romanus gaf hierop ten antwoord, dat hij gewillig zou lijden wat de Heere hem oplegde.

Daarop beval de stadhouder, dat men hem met uitgestrekte handen zou ophangen en met ijzeren haken het vlees van de benen zou scheuren; maar zelfs de betden maakten bezwaar tegen deze onmenselijke strafoefening, omdat Romanus een edelman was. Dan, Zeide de stadhouder, zult ge hem met riemen slaan, die aan de uiteinden met lood gevuld zijn! Toen deze straf in het bijzijn van keizer Galerius ten uitvoer gebracht was, sprak de gemartelde, die vreselijke pijnen te verduren had gehad:

Vanwege onze geboorte zijn wij in genen dele edel te noemen; maar het Christendom alleen vormt edellieden. Wanneer wij goed letten op onze oorsprong, dan zijn wdj afkomstig uit de mond van de eeuwige, almachtige God. Wie in Hem heeft leren geloven is voorzeker edel; wie Hem ongehoorzaam is en niet kent, is onedel. Hij, die om Zijns Naams wil smarten lijdt en de heerlijke tekenen der getuigenis van brand of vuur in zijn lichaam ontvangt, zal meerdere eer ontvangen. Daarom, o tyran, hoe meer gij aan mijn lichaam uw wreedlieid toont, hoe edeler en heerlijker gij mij maakt. Vrij moogt gij mijn afkomst en geslacht vergeten; want wat is al uw ijdele eer anders dan dwaasheid? Dit ziet men immers duidelijk, vs'anneer deze voorname stadhouders met ontblote voeten voor een wagen lopen, waarop een grote steen vervoerd wordt. Wie zou zijn slaven tot zulk een dwaasheid willen laten gebruiken, gelijk gij, o vorsten, u laat gebruiken? Ik schaam mij het te zeggen, maar het is nodig, dat gij uw schande hoort, al zoudt gij ook door wreedheid tot razernij ver\'allen. Gij beveelt mij, dat ik de euwige, almachtige Vader en Zijn Zoon Jezus Cliristus moet verzaken en dat ik met u moet vereren de menigte goden, mannen, vrouwen en kinderen en zulk onnatirarlijk gespuis met al het onkuis geslacht, dat een samenweef.sel is van bedrog, overspel, nijd en wantrouwen. Maar zeg mij toch eens, welke god wilt gij mij bevelen te eren? Apollo? Hoe kan men hem eren, die zo goddeloos met kinderen handelt?

Mogelijk zult gij mij bevelen tot het altaar van Jupiter te gaan, die uw hoogste god is; maar indien hij zelf voor u werd beschuldigd, het zou nodig zijn, dat men hem, volgens de Romeinse wetten, in boeien sloeg. Zal ik Satumus vereren? Maar dan zal Jupiter boos zijn, die zijn vader verdreven heeft. Mars zal het niet gedogen, dat men Vulcanus ere bewdjst; noch Juno, dat men Hercules aanbidt! Moet men zulke goden vereren? Is het betamelijk, dat zulken heilig genaamd worden? Verlangt gij, dat alle goden vereerd worden; waarom bidt gij dan zelf de apen, honden, ooievaars, de apis en het look niet aan, die de Egyptenaren als goden achten? Maar als er geen schoner beeld is dan dat van hout, ijzer of steen gemaakt is, dan moet de hamer de dank ontvangen, die aan uw bespottelijke goden het aanzijn heeft gegeven. Het verwondert mij, dat gij ter ere van de beeldhouwers geen kerken en altaren gebouwd hebt, die immers de scheppers en makers van uw goden zijn! Arme en domme mensen! Schaamt gij u niet, dat gij kosten en moeite besteedt aan zulke dingen en er koeien en kalveren aaii offert? Aan kinderen en dwazen kan ik het vergeven, dat ze dikwijls voor eo» aangeklede stok bevreesd zijn en alles heilig achten, wat hun door oude vrouwen wordt wijs gemaakt. Maar gij, geleerde en verstandige mannen, die höt wezen en de manier van het leven en de natuur onderzoekt en zegt dat gij alles weet, gij behoort immers het onderscheid te kennen tussïu de eeuwige en de vergankelijke dingen; tussen het schepsel en de almachtige Schepper!

De eeuwige God is een onbegrijpelijk Wezen, Dat het verstand van alle mensen te boven gaat. Dat onzienlijk buiten en binnen ons alles vervult. Hij is zonder tijd en bestaat niet voor een tijd, maar is altijd Dezelfde, het waarachtige Licht en de Oorsprong van het waarachtige licht. Zelf licht zijnde, heeft Hij Zijn licht uitgegoten en dit licht is de eniggeboren Zoon, Die even krachtig is en één met de Vader, de glans van het licht. Die alles uit niet geschapen heeft en altijd onvermoeid onderhoudt. Door Zijn Woord heeft Hij de hemel, de aarde, de zee en al wat er op en in is, gemaakt, zodat de kracht des Vaders in het Woord begrepen is.

Deze God heeft Zijn tempel in des mensen hart, waarin het onwankelbaar geloof priester is en offert Hem tot een aangename offerande: eenvoudigheid, liefde, reinheid, een levende hoop! Wie deze offerande verbiedt, verbiedt inderdaad een goed, oprecht leven te leiden en trekt de zinnen van de mens tot aardse dingen. Hoe dwaas is dan het schepsel de ere van de Schepper te geven. Laat na, o rechter, laat na tot zo iets aa^i te m.anen en het hun te gebieden, die het geloof en de liefde van de almachtige God kennen en door geen pijnigingen te dwingen zijn!

(wordt vervolgd) De onrust in Perzië bepaalt zich niet tot dat land alleen. Zij heeft heel wat meer betekenis dan een louter landelijke. De waarnemende Amerikaanse minister van buitenlandse zaken, James Webb, vond de aangelegenheid van bijzondere betekenis. Hij noemde de dood van Ali Rasmana een ernstig verlies voor de zaak van de vrijheid en de sociale gerechtigheid in de wereld. In Londen heeft deze moord ook al grote bezoiigdheid verwekt, omdat men er een nadelige invloed op nieuwe olieoveresnkomsten van verwacht. Zelfs is deze zaak in het Engelse Parlement ter sprake gekomen, waarbij van regeringszijde verklaard werd, dat er in Perzië grote Engelse belangen op het spel staan, welke niet toelieten, dat Engeland daarbij lijdelijk toezag en waarbij een Engels parlementslid als zijn mening uitsprak, dat de moord op Ali Kasmara aanleiding zou kunnen geven tot het uitbreken van een wereldoorlog, gelijk de moord te Serajewo in 1914 op de Oostenrijkse troonpretendent de oorzaak van de eerste wereldoorlog geworden was.

En als ware deze onrust nog niet genoegzaam, zo geeft het verloop van de Parijse conferentie van de plaatsvervangende ministers van buitenlandse zaken van de Verenigde Staten van Amerika, de Sovjet-Unie, Groot-Brittannië en Frankrijk, zoals die tot op het ogenblik, waarop wij dit overzicht schrijven, is, geen reden om met enige gerustheid de toekomst tegemoet te zien. Deze conferentie, die op 5 Maart aanving, werd met ettelijke vriendelijke woorden geopend; zelfs de Russische delegatie deed in dat koor mede, betoonde zich af en toe vriendelijk gezind tegen de andere afgevaardigden en deed enkele concessies, zo zelfs, dat men in sommige persorganen der Westelijke mogendheden kon lezen, dat de Sovjet-Unie afzag van haar vroegere houding, niet meer propaganda-redevoeringen voor haar zaak voor het forum der wereld afstak on het thans op vruchtbare onderhandelingen gezet had.

Dit was wel een heel krasse, optimistische getuigenis, want af en toe had de Russische gedelegeerde Gromyko de ouderwetse Russische klanken wel terdege doen horen, bij voorbeeld, toen het vredesverdrag van Oostenrijk op de conferentie ter sprake kwam en hij daarbij de huidige toestand van Venetië in het geding bracht, ja toen was Gromyko allerminst vriendelijk tegenover de Westelijke mogendheden gestemd; toen verviel hij weder in de ouderwetse Russische betoogtrant, diverse beschuldigingen bepaaldelijk aan het adres van Engeland en Frankrijk richtende.

En in de vergadering van Vrijdag 9 Maart is het er weder echt oudei-wets Russisch naar toegegaan. In die vergadering raakten de plaatsvervangers één der kernen van het probleem, dat de Westelijk© mogendheden van de Sovjet-Unie gescheiden houdt. Gromyko verwierp toen met alle beslistheid en botweg het betoog van Paredi (Frankrijk) en Davis (Engeland), waarin deze verklaard hadden, dat de Westehjke agenda ruunte genoeg overliet om ook de door de Sovjet-Unie voorgestelde agenda-punten te behandelen, verklarende, dat de Sovjet-Unie geen agenda kan aanvaarden, waarop de demihtariseiing van Duitsland niet voorkomt. In een felle aanval op de politiek der geallieerden in West-Duitsland zeide Gromyko: Uw landen, mijne heren, willen de wereld doen geloven, dat de Adenauers en de Krupps met hun wraakzuchtige politiek vredesengelen zijn; maar de Sovjet-Unie beschouwt hen als oorlogsduivels.

Daarop gaf de Amerikaanse gedelegeerde ten antwoord: Er bestaan in West- Duitsland geen gewapende Duitse strijd­ krachten. De enige Duitse herbewapening heeft in de Sovjet-zone plaats. Daarmede eindigde dan de vijfde zitting der conferentie, zonder enig resultaat. Zij zal in de week van 11-17 Maart worden voortgezet. Men verwacht, dat zij dan nog de hele week zal duren. Als men al tien dagen nodig heeft om een agenda vast te stellen en daarbij al zulke heftige kibbelpartijen plaats vinden — wat goeds heeft men er dan redelijkerwijs van te verwachten? Te meer niet, als msn weet, dat het Russische blad de Prawda de Franse afgevaardigde heftige verwijten vanwege zijn houding op de conferentie naar het hoofd geslingerd heeft.

Ten slotte nog enkele belangrijke gebeurtenissen kortelings vermeld. Bondskanselier Adenauer heeft aan de Franse hoge commissaris, met verzoek om deze aan de Parijse conferentie te willen doorzenden, een nota overhandigd, waarin vrije en democratische verkiezingen voor geheel Duitsland worden gevraagd. De nota was tevoren door de West-Duitse Bondsdag met overweldigende meerderheid van stemmen goedgekeurd.

De West-Duitse regering wordt door de geallieerden steeds meer vrij, zelfstandig optreden toegestaan. Zo is onder andere aan haar toegestaan diplomatieke betrekkingen met het buitenland aan te knopen. Het bezettingsstatuut wordt door de geallieerden herzien. De Engelse minister van buitenlandse zaken Bevin is afgetreden. Hij heeft de post van Lord-zegelbewaai-der, een functie, waaraan weinig administiatief werk verbonden is en welke neerkomt op die van minister zonder portefeuüle, bekomen. De tegenwoordige Lord-zegelbewaarder Morrison volgt hem als minister van buitenlandse zaken op. De radicaal Queuille is door de Franse Nationale Vergadering met 359 tegen 216 stemmen als premier aanvaard. Hij is nu bevoegd om een ministerie samen te stellen en zal dit, nadat het is samengesteld, straks aan de Kamer voorstellen. Men verwacht niet, dat hij lang aan het bewind zal blijven, ook al niet, omdat het in zijn voornemen ligt over niet te lange tijd verkiezingen voor het Parlement uit te schrijven.

De strijd op Korea verloopt nog steeds voorspoedig voor de Amerikanen en de met hen verbonden troepen. Alle Noord- Koreaanse en Chinese tegenaanvallen zijn door hen afgeslagen en Seoel, de Zuid-Koreaanse hoofdstad, wordt door hen van lieverlede omsingeld. President Truman leed een nederlaag, in zo verre het hem niet toegestaan zal zijn troepen naar Europa te zenden zonder toestemming van het Congres. Er worden nog steeds geen sancties tegen het communistische China uitgevoerd. Tito beschuldigt de Kominfonn er van, dat zij, daarin door Sovjet-Rusland gesteund, militaire actie tegen Joego-Slavië voorbereidt.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 maart 1951

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 15 maart 1951

De Banier | 8 Pagina's