Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Voor Oud en Jong

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Voor Oud en Jong

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

XLIV.

Ronianus gemorteld «et laat zich iridenken, dat zowel de keier als de stadhouder na het spreken var. omanus nog meer op deze vertooma aren. De stadhouder, Asclepiades, riep it: Help Jupiter, deze booswicht staat ier tussen de beelden'en het altaar en hij ontziet zich niet de goden op zeer schandelijke wijze te belasteren. Wat onze vaderen zovele honderden jaren gediend hebben, zuUen wij dat in onze tijd verwerpen? Wie heeft ons toch deze nieuwe leraars beschikt? Wist men ook voor duizend jaren van Christus te spreken? Daarom, offer de goden voor het welzijn van de keizerlijke majesteit, en zo niet, gij zult het met uw bloed betalen!

Met alle beshstbeid kreeg Romanus wat van hem geëist werd te verwerpen. Wat, riep hij uit, uw leugengoden offeen? Dat nooit! Ik bid nooit iets anders voor de keizer en zijn onderdanen, dan dat zij door de Heilige Geest mogen wedergeboren worden en door het geloof in Christus de duisternis der afgoderij inillen verv/erpen en het hcht der eeuwige heerlijkheid aanschouwen. Dit bid ik, dat uw keizer eens moge aanschouwen, en ook mijn keizer, als hij de mijne wil Z9O5 want wanneer hij beveelt boosheid te bedrijven, wil ik zulk een keizer niet gehoorzamen. Vol woede riep de rechter de in de nabijeid staande beulsknechten toe: Waarom vertoeft gij nog, o dienaren? Martelt hem op de gruwelijkste wijze, opdat de mond, die zo lasterlijk tegen de keizer spreekt, verstomme.

Met de grootste haast snelden daarop de beulsknechten. toe en sneden Romanus met scherpe messen links en rechts ovei het lichaam heen, zodat het bloed tappelings op de aarde droop en het borstbeen van de martelaar ontbloot werd. Romanus zweeg echter niet. Pijnigt mij zoveel ge wüi, riep hij. Ik gevoel geen smart. Wat mij smart geeft, is dat er zulk een zware duisternis op uwziel hgt en dat gij al het volk, dat hier rondom ons staat, met u doet dwalen. Nu kan ik nog spreken; o luistert toch allen naar mijn woorden:

Christus, de glans van de eeuvrfge Vader, God en Schepper aller dingen, is mens geworden, en belooft alleen aan hen, die in Hem geloven, zaligheid der zielen. Wie in Hem gelooft, wordt zeker behouden; wie niet in Hem gelooft, moet na dit leven het eeuwig verderf lijden. Ik acht het niet, dat mijn lichaam vergaat, dat immers toch be.stemd is om te vergaan, maar ik zie alleen op het loon, dat de getrouwen wacht. Veracht, o mensen, wat vergaat en jaagt naar de toekomende heerhjkheid, die eeuwig duren zal.

Deze geloofstaal deed de toorn van Asclepiades nog meer ontbranden. Zwijg, ellendeling, schreeuwde hij Romanus toe en zich tot de beulsknechten richtend, riep hij: Snijdt zijn wangen open, opdat hem de spraak benomen worde.. Dadelijk werd dit bevel ten uitvoer gebracht. Romanus v/erd echter 2»danig door des Heeren Geest bekrachtigd, dat hij voortging met spreken. Hij zeide: Ik behoorde u wel te danken, o rechter, dat gij mij zo behulpzaam zijt, want één mond was niet genoeg om de Naam van Christus te roemen.

Zie gij opent mij meer monden en elk daarvan spreekt de lof des Heeren uit. De rechter antwoordde: Ik zweer u bij het licht der zon, dat de dag van de nacht onderscheidt en de jaren en tijden doet wisselen, dat ik u met vuur zal laten verbranden en aan uw hardnekkigheid een einde zal maken. Want dit is een zeer zonderlinge verhardheid, zo hardnekkig vast te houden aan een nieuwe leer, want deze Christus, van Wie gij spreekt, is immers aan een kruis gestorven? Ja, zei Romanus, dat is de dood, die onze dierbare Zaligmaker is gestorven en waardoor Hij de Zijnen van de prikkel des doods heeft verlost. Maar zuUc een heilgeheim is voor u verborgen en onbegrijpelijk, dat ge niet kunt en niet moogt verstaan. En Christus verbiedt ons de paarlen voor de z\vijnen te werpen, opdat zij het heilige niet met him voeten zullen vertreden. Maar daar ge zulke verheven redenen niet kunt begrijpen, laten wij het aan de natuurlijke eenvoudigheid vragen, waarin geen vooroordeel gevonden wordt. Roep eens een kind van zeven jaar of nog jonger, dat nog geen haat of gunst kent en laten wij dan eens zien wat dat kind er van zegt hoeveel goden er zijn.

Dit stond de rechter toe, menende daardoor Romanus te kunnen beschamen. Hij liet een knaap uit het volk tot zich brengen. Hoeveel goden zijn er, mijn kind? sprak de rechter. Eén God, antwoordde de knaap terstond, en Hem moeten wij dienen. De rechter stond beschaamd, maar wilde het niet erkennen. Hij gebood daarom de brandstapel voor Romanus aan te leggen.

De martelaar werd aan een paal gebon­ den en het vuur aangestoken. Naar de mening van de beulsknechten zou dit vuui' wel uitstekend moeten branden, want men had door het hout pek en zwavel gestrooid.

En inderdaad steeg het vuur" aanvankelijk knetterend omhoog, te meer, omdat het door een felle wind werd aangewakkerd, die eensklaps opstak. Deze vidnd voerde echter tevens een donkere wolkenmassa mede, uelke zich juist boven de plaats der terechtstelling ontlastte. Zo gebeurde het, dat kort nadat het vuur was opgevlamd, een ongekend zware regenbui het vuur doofde en het hout dermate doorweekte, dat men het met geen enkel middel meer aan het branden kon krijgen.

Deze gebeurtenis bracht bij Asclepiades en zijn medestanders een grote ontsteltenis teweeg. Van een bukken en buigen voor de God des hemels en der aarde was bij hem echter geen sprake. Integendeel, , haat en woede over de ondervonden tegenslagen deden hem naar het laatste middel grijpen om Romanus tot zwijgen te brengen.

Ruk zijn tong, die door boze geesten ontstoken wordt, om de goden en de keizers te lasteren, uit zijn mond, beval hij. Deze gruweldaad werd volbracht. De stadhouder wenkte nu een paar beulsknechten, dat zij de martelaar naar een altaar zouden leiden om hem te dwingen de beelden te offeren. Een priester naderde met een werookvat, doch Romanus wees hem met beslistheid af, terwijl hij duidelijk zijn minachting voor de afgoden deed bHjken. Wel, sprak de stadhouder, kunt ge nu nog de goden lasteren, zoals gij zoeven hebt gedaan? Doe het gerust, als ge kunt!

(wordt vervolgd)

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 maart 1951

De Banier | 8 Pagina's

Voor Oud en Jong

Bekijk de hele uitgave van donderdag 22 maart 1951

De Banier | 8 Pagina's