Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De bespreking van de Regeringsverklaring

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De bespreking van de Regeringsverklaring

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

TWEEDE KAMER

Rede van Ds. Zandt

Maandag en Dinsdag 19 en 20 Maart had de bespreking van de verklaring, welke de Regering op de aan die dagen voorafgaande Zaterdag in de Kamer har^ afgelegd, plaats.

De voorzitters der verschillende fracties hebben daaraan deelgenomen. Over het algemeen werd er over tal van zaken weinig nieuws gezegd en bleef de Kamer feitehjk zo wijs als zij tevoren was. Dit betreft onder meer hetgeen vóór en bij de samenstelling van het huidige kabinet is voorgevallen.

Ook gaf de regering inzake het Moer- (lijkkanaal, waarover in de regeringsverklaring met geen woord gesproken was, daarnaar ge^Taagd, bij monde van dr

Drees, die namens haar het woord voerde, geen duidelijk inzicht over deze aangelegenheid.

Eveneens werd door haar op zeer vage wijze gesproken over de 150 millioen, welke zij denkt te bezuinigen, alsook over de burgerlijke bescherming en nog al meer onderwerpen, welke door de Kamerleden ter sprake waren gebracht. Aan het debat nam ook Ds Zandt deel, die daarbij de volgende rede uitsprak:

Mijnheer de Voorzitter! De oplossing van de ministererisis heeft lang, zeer lang geduurd. \Vie gehoopt had, dat er door het aftreden van het Ministerie-Drees-van Schaik een grondige wijziging

in het regeringsbeleid zou zijn gekomen, moet zich in die verwachting wel zeer teleurgesteld zien. Wel zijn er enkele nieuwe ministers in het kabinet opgenomen en enkele andere uit het demissionnaire kabinet verdwenen, maar voor het overgrote deel zijn het dezelfde ministers, die, weer met dr Drees als ministerpresident aan het hoofd, het huidige ministerie vormen.. Ook de

regeringsverklaring

welke dr Drees Zaterdagmiddag j.l. heeft afgelegd, bevatte in grote hoofdzaak dezelfde richtlijnen, welke het oude kabinet Drees- van Schalk reeds had gesteld, zodat wij in feite niet met een nieuw, zelfs niet met een vernieuwd, maar in wezan met het oude kabinet-Drees-van Schaik te maken hebben. De rooms-katholieken bezetten er weder de sleutelposities in en de vijf socialistische ministers zijn er allen in teruggekeerd. Wij kunnen het dan ook maar kvi^alijk begrijpen, waarom het zeven weken heeft moeten duren, vóórdat het zover gekomen is. 15aar is in deze veel duisters, waarover de regeringsverklaring geen nader licht heeft ontstoken en waarvan het dringend noodzakelijk is, dat het volle licht daarover zal opgaan. Wat uit die verklaring echter wel helder aan de dag is gekomen, is, dat

de nood

in ons land thans hoog geklommen is. Dit was zij feitelijk al sedert de bevrijding. Reeds van de eerste dag af aan had toen de regering ingrijpende maatregelen voor versobering moeten nemen, hetgeen jammer genoeg niet geschied is. Integendeel, naar de eigen woorden van de toenmalige minister-president, prof. Schermerhorn, is er toen met het geld gesmeten. Het is nu dan uit de regeringsverklaring ca ook uit de uitlatingen, welke het demissionnaire kabinet in de laatste tijd van zijn bestaan gedaan heeft, duidelijk gebleken, dat ook de regering er van overtuigd is geworden, dat het niet langer op dezelfde voet voort kan gaan als voorheen. Naar zijn verklaring is hetgeen op Korea gebeurd is en de in verband daarmede toenemende spanning in de wereld voor dit kabinet de reden geweest om de noodklok te luiden en scherpe maatregelen te treffen, hetgeen onzes inziens

al veel eerder

had moeten gebeuren. Mijnheer de Voorzitter! Wij ontkennen niet, dat, menselijk bezien, de laatste wereldoorlog de nood in ons land heeft doen ontstaan en ook niet, dat hetgeen op Korea is voorgevallen deze nog heeft verscherpt, maar daarmede is toch geen afdoende verklaring van de thans heersende nood gegeven. Deze heeft een veel diepere oorzaak, waarvan echter helaas in de regeringsverklaring met geen woord is gerept. Op die oorzaak hebben wij naar de mate onzer krachten bij voorduring gewezen en willen wij om het grote gewicht der zaak nog eens wijzen. Zij is gelegen in

de vrij algemene Godsverzaking,

in het negeren van Gods Woord en Wet door de overheden en de volkeren van alle landen der wereld. Men heeft, door Zijn getuigenis te verachten, God van de troon trachten te stoten en de mens daarop zoeken te plaatsen. Naar diens rede zou met gemeenschappelijk overleg de wereld bestuurd worden. En dat opperbest, zodat een ongekende welvaart en een eeuwige wereldvrede zouden intre­ den. Beschaving en verlichting — de goden dezer eeuw — zouden de mensheid voor alle ramp behoeden en de oorlog uit de wereld bannen. Naar die opvatting maakte de schilder Wiertz een schilderij waarop dfe godin van de rede het laatste kanon vernagelde en zeide in 1912 in deze Kamer de liberaal mr De Beaufort, dat er in Europa geen oorlog meer zou komen, omdat de mensheid daarvoor te beschaafd was geworden. En het was naar die opvatting, dat de socialisten en met hen de vrijzinnig-democraten zelfs na de eerste wereldoorlog door dik en dun de ontwapening propageerden en de Volkenbond en de Orgasatie der Verenigde Naties zijn opgericht.

Het bankroet

van zulk een wereldbeschouwing is door de feiten heel helder en klaar in het licht gesteld en voor de zoveelste maal bewaarheid, , dat God Zich niet laat bespotten en de mens maait, wat hij zaait. Het is in deze wel hoogst merkwaardig, dat in de Sovjet-Unie het een communist is, die als hoofd der regering een begroting, waarop geweldige uitgaven voor de bewapening voorkomen heeft ingediend en dat het in ons land

een socialist

is, die als minister-president in een regeringsverklaring een grote uitgave eveneens voor de bewapening heeft aangekondigd. Wie zou vóór 30 jaar, zelfs vóór 20 jaar, gedacht hebben, dat zo iets mogelijk was? En toch is het zo, dat dr Drees met zijn politieke vrienden zulks gedaan heeft, hetgeen ons leert, dat wie uit humanistische beginselen leeft, niet alleen op de steeds wiegelende, geheel onbetrouwbare golfslag van de tijd leeft, maar ook bedrogen daarmede uitkomt en dat Gods Woord alleen een vaste grondslag biedt. Ja het is wel hoogst merkwaardig, dat 't allorwege personen van humanistisch* levensovertuiging zijn, die als ministers zulke geweldige uitgaven voor de bewapening vragen en daarmede een hoogst leerzaam bewijs voor het onhoudbare van zulk een levensovertuiging bieden. Vóór 25 jaar tei-ug waren er

ook mensen

in ons land, die door de grote massa der zogenaamde verlichten als duisterlingen, zwartgalligen en pessimisten werden aangemerkt, die, zich op Gods Woord grondende, vanwege de Godsverlating voorspelden, dat er donkere tijden met zware oordelen zouden aanbreken. En niet de verlichten en de vooruitstrevenden, die op grond van beschaving en verlichting voorspelden, dat het er onder de mensheid steeds beter en beter naar toe iou gaan en de oorlog weldra van de aardbodem verbannen zou zijn, maar de door zo velen bespotte en verachte mensen, 4ie zogenaamd 300 jaren te laat geboren zijn, zijn door de feiten in het gelijk gesteld. Zelfs heeft dr Drees in zijn regeringsverklaring moeten erkennen, dat wij thans donkere dagen beleven. Inderdaad, wij beleven donkere dagen. Op geestelijk gebied en daarom ook op maatschappelijk gebied.

Financieel

is ons land zeer nabij de afgrond gekomen. Er is thans, naa< r de beraming van de minister van Financiën, een tekort van vele millioenen op de gewone begroting; een schuldenlast, die 27 milliard bedraagt. Op economisch gebied heerst er een geweldige duurte, welke voor zeer velen het bestaan hoogst moeilijk maakt. De belastingen en allerlei lasten, waarvan de verzekeringslasten geen gering deel uitmaken, drukken loodzwaar op ons volk. De betalingsbalans geeft grote tekorten te zien, zodat ons land in de laatste vier jaar 4 milliard anner geworden is. Zeer donker ziet het er ook uit, als wij daarop letten, dat de eeuwenoude band tussen Nederland en Indië verbroken is en dat wij 7/8 van ons koninkrijk verloren hebben.

In morele zin

ook als wij gedenken, hoe het Haagse Rondetafel-accoord door de Indonesische regering niet nageleefd is, hoe de Indonesische volken het zelfbeschikkingsrecht ontnomen is en welk een vreselijke terreur tegen het Nederland zo getrouwe Ambon is uitgeoefend; alsook als wij gedenkeii aan de vele moorden, welke er in de laatste jaren en maanden in het bijzonder op Nederlanders in Indonesië zijn bedreven. Donker ziet het er ook uit, als wij letten op de strijd op Korea, die reeds zo veel maanden duurt zonder dat er nog een beslissing bereikt is; donker ook als wij acht geven op de spanninen en oorlogsdreigingen, waardoor de harten van millioenen met angst en vrees vervuld zijn; donker als wij zien, hoe de ene conferentie na de andere mislukt en zoveel beraadslagingen vastlopen, zodat

het oordeel,

waarvan Job gewaagt, als hij zegt, dat de Heere de riem der geweldigen verslapt en de hoofden van de volken der aarde in het woeste doet dolen, waar geen weg is, dreigt voltrokken te worden. Donker ook ziet het er uit als wij de regeringsverklaring aanmerken, waarin de minister-president aankondigt, dat er

sterk verhoogde uitgaven

ten behoeve van de bewapening zullen moeten plaats vinden en straffe maatregelen ganomen zullen moeten viforden om de staatsbegroting sluitend te maken, alsook om het tekort op de betalingsbalans te dekken. In verband hieimede heeft de ministerpresident medegedeeld, dat

verschillende belastingen,

zoals de vennootschapsbelasting, de inkomstenbelasting naar de maatstaf van de winst, de omzetbelasting op minder noodzakelijke artikelen, de omzetbelasting bij de groothandel en de motorrijtuigenbelasting zullen worden verhoogd, terwijl de verhoging van nog andere belastingen bij de regering in overweging is. Daarbij komt, dat volgens de regerings­

verklaring leningen

zullen moeten worden aangegaan, dewijl de kosten ten behoeve van de bewapening voor de helft uit belastingen en voor de helft uit leningen moeten verkregen worden, leningen, welke over vier jaar in totaal niet minder dan een milliard gulden zullen bedragen. Deze leningen zullen bij de toch al zo hoge schuldenlast de kapitaaldienst niet weinig verzwaren. Er zullen tooh rente en aflossing, welke per slot van rekening ook door de belastingbetalers opgebracht zullen moeten worden, van betaald moeten worden. Donker ziet het er ook uit, als wij in aanmerking nemen, dat de reeds

zo hoge prijzen

nog zullen stijgen, gelijk in de regeringsverklaring is medegedeeld, om reden, dat sommige subsidies, onder meer die op de levensmiddelen, belangrijk beperkt zullen worden, hetgeen voor aUe arbeiders, zowel voor hand- als hoofdarbeiders, en in het algemeen voor degenen, die van een klein inkomen moeten le­ ven, zoals kleine renteniers, kleine zelfstandigen, laag gepensionneerden, ouden van dagen en nog al zoveel andere lieden, die in dezelfde levensomstandigheden verkeren, een zeer hai"d gelag zal zijn en hun maatschappelijk bestaan nog al zo veel te moeilijker zal maken. Mijnheer de Voorzitter: In het licht van deze harde maati"egelen moet het verbre. ken van de band tussen Nederland en Indonesië wel ten zeerste betreurd worden en is het zeer moeilijk te verstaan, dat het vorig kabinet r e e w v w o l h

twee müliard

aan de Indonesische republiek heeft cadeau gegeven, alsook schepen en wapens aan hen verstrekt heeft, zoals kort geleden met de Tjerk Hiddes het geval geweest is. Engeland, dat er braaf aan medegewerkt heeft om ons Indië afhandig te maken, heeft zelf geen afstand van Malakka willen doen, maar heeft mede door de grote winsten op tin en rabber van Malakka afkomstig, zijn goud- en dollai-voorraad in 1950 kunnen verdubbelen. Donker bovenal, waar wij helaas geen woord over gehoord hebben in de regeringsverklaring, ziet het er uit, als wij letten op de vertreding van

Gods geboden,

hoe Zijn dag geschonden wordt en Zijn Naam straffeloos ten onzent gelasterd kan worden. Zo er ooit een tijd was om ons volk tot verootmoediging voor d'^ j Heeren aangezicht aan te manen, dan b '^ dat nu wel het geval. Helaas in deze betoont dit kabinet zich al even nalatig als de hem voorafgaande. Gelijk wij hier ook openlijk willen uitspreken, dat wij het ten zeerste betreuren en afkeuren, dat er door de hoogst geplaatste personen bij de oplossing van de kabinetscrisis meer dan eens

Gods dag

ontheiligd is door de samenkomsten en besprekingen, welke in verband daarmede op die dag hebben plaats gehad, alsook dat in heel de regeringsverklaring Gods Naam niet is genoemd. Mijnheer de Voorzitter! In haar verklaring heeft de regering te kennen gegeven, dat zij de zware lasten, welke op ons volk gelegd vi^orden, mede wil opvangen door de verhoging van de prr^, ductie. Zij heeft daartoe W

een apart ministerie

in het leven geroepen, aan het hoofd waarvan een minister zonder portefeuille komt te staan. In deze is de regering.sverklaring toch wel uiterst vaag. De waarde, welke de regering hecht aan het verhogen van de productie, argumenteert zij met te vei-wijzen naar de benoeming van een minister zonder portefeuille, wiens werk, zonder dat hij met enige wezenHjke bevoegdheid is uitgerust, daarin zal bestaan, dat hij overleg zal moeten gaan plegen met het bedrijfsleven om zodoende te bewerken, dat de productie verhoogd za.l worden. Hooggespannen verwachtingen kumien wij van deze instelling niet hebben. Het is te hopen, dat de uitkomst ons in het ongelijk zal stellen. Mijnheer de Voorzitter! Overgaande met de bespreking van een ander punt, namelijk de

150 miUioen,

welke de regering zich voorstelt te bezuinigen, willen wij daarover opmerken, dat dit bedrag ons laag voorkomt. Het is het zelfde bedrag, dat minister Lieftinck al aangekondigd heeft, voordat de kabinetscrisis uitbrak. Na de verklaring, welke minister Lieftinck heeft afgelegd, dat het mes er flink in gezet zou worden, valt ons dit bedrag wel zeer tegen. Als wij zien op de prijsstijgingen, welke nu reeds zijn ingegaan, als op brood, vetten en margarine, artikelen, welke tot de eerste levensmiddelen behoren, terwijl er

nog ander artikelen voor menselijke consumptie,

waarin granen, meel bloem en vetten \'erwerkt zijn, eveneens duurder zullen worden, dan bevestigt ons dat in onze overtuiging, dat de ministeries na de oorlog al direct een zuinig financieel beheer hadden moeten voeren. Wij hebben daarop bij voortduring aangedrongen. Wij hebben het, afgezien van onze principiële bezwaren, ook uit financieel oogpunt onverantwoord geacht, dat er nu al raim vijf jaren zulke belangrijke subsidies aan sport en spel, toneel en opera en meer zaken van dergelijke aard uit de schatkist zijn gegeven, hetgeen over al die jaren een heel bedrag vormt. Gelijk wij het eveneens onverantwoordelijk hebben geacht, dat er zulke kapitalen eerst aan de Volkenbond en nu weer aan de organisatie der Verenigde Naties, welke ons in zake Indië het schromelijkste onrecht heeft aangedaan, zijn verspild. Ook

een veel te hoog opgevoerde hureaucratie

heeft kapitalen verslonden. Al met al haden de kabinetten veel zuiniger moeten omgaan met de landsgelden, die tenslotte door de belastingbetalers moeten worden "«pgebracht. Daarbij is nog gekomen, dat •^oor de ver doorgevoerde overheidsbemoeiing, wij denken hierbij niet het minst aan het vervoerswezen, menig particulier bedrijf zwaar getroffen is. Verscheidene bedrijven zijn zogenaamd weg gesaneerd. Als wij op deze dingen letten, dan komt het bedrag van 150 millioen, dat de regering als bezuiniging heeft aangekondigd, ons wel heel laag voor; vooral als wij bedenken, dat een groot deel onzer bevolking

de sterk verhoogde prijzen

maar moeilijk zal kunnen dragen en zich zeer zware offers zal hebben te getroosten, hetgeen ook voor de boeren geldt, waar de prijzen voor het veevoeder binnenkort belangrijk zullen gaan stijgen. Daarom bepleiten wij bij de regering ten sterkste, dat zij zo scherp mogelijk zal gaan bezuinigen op die uitgaven, welke niet strikt nodig zijn en dat zij her sparen zal bevorderen. De minister van Financiën heeft daar wel gedurig op aangedrongen, maar de regeringsmaatregelen waren daar niet naar. Zij werkten veeleer de verspilling van het geld in de hand. Festiviteiten,

allerlei kermisvermaak

liet zij trots de zware tijden ongehinderd doorgaan, zelfs nog toen onze jongens in Indië vochten en velen hunner daarbij sneuvelden. De hoge belastingen maakten eveneens het sparen al zeer moeilijk. Voorts, Mijnheer de Voorzitter willen

wij de . kwestie Nieutv-Guinea

ter sprake brengen, waardoor de kabinetscrisis is ontstaan en die wel sterk op de achtergrond'geraakt is. Wat de Regering daaromtrent verklaard heeft, biedt ons niet de absolute zekerheid, dat de souvereiniteit daarover niet te eniger tijd aan Indonesië overgedragen zal worden. De regering toch heeft verklaard, dat zij onder de gegeven omstandigheden niet anders kan doen dan een afwachtende houding aannemen en dat zij de ontwikkeling op de voet zal volgen, alsook dat zij, indien zij zou menen een wijziging in de status van Nieuw-Guinea te moeten bevorderen, het Parlement vooraf in de gelegenheid zal stellen zijn meiring hierover kenbaar te maken. Hierin zit dus wel terdege

de mogelijkheid,

dat het huidige kabinet te een of andere tijd met een voorstel zal komen om wijziging te brengen in de status van Xievrw-Guinea, mogelijk met het voorstel om de souvereiniteit aan Indonesië over te dragen. Die mogelijkheid bestaat te meer, waar de Regering verklaard heeft, dat zij een goede verstandhouding tussen Nederland en Indonesië van vitaal belang acht en het mogelijke zal doen om een vruchtbare samenwerking te bevorderen. Met de regering stellen ook wij prijs op een goede verstandhouding tussen Nederland en Indonesië. Maar ook hier geldt het, dat de liefde niet van één kant moet komen. Indonesië schijnt echter op een goede verstandhouding geen prijs te stellen, gelijk uit de feiten maar a! te overtuigend blijkt. Zij heeft al direct na de afsluiting van het Haagse Ronde-tafel-accoord dit verbroken door het zelfbeschikkingsrecht van tal van Indonesische volken om hals te brengen. Zij iiceft zich in totaal niet gestoord aan het telegram onzer regering

inzake Amhon,

maar is doorgegaan met de Ambonese bevolking met bommen en granaten uit te moorden en door blokkade uit te hongeren. Bovendien gaan de moorden op Nederlanders en de aanslagen tegen hun eigendommen ongestoord voort en dat in zulk een mate, dat de regering reeds een tweede protest daartegen heeft uitgebracht. Zelfs loopt

de aangegane Unie

grote kans door Indonesië geheel verbroken te zullen worden. Het heeft toch maar een haar gescheeld of zij wa sal verbroken, dewijl een daartoe gedaan voorstel in het Indonesische parlement slechts met een meerderheid van drie stemmen is verworpen geworden, tei-wijl ook van de commissie, welke in Indonesië is samengesteld om de Unie te herzien, voor Nederland weinig goeds te verwachten is. Op deze feiten lettend, staat het wel vast, dat zelfs al bracht Nederland het offer van de souvereiniteit over Nieuw- Guinea aan Indonesië over te dragen, dat daarmede geen goede verstandhouding tussen Nederland en Indonesië verkregen zou worden. Een treffend bewijs daarvan levert de gedragswijze van de

Koninklijke Pakketvaart Maatschappij

die in weerwil van het feit, dat zij de Indonesische regering met de verscheping van Indonesische troepen naar Ambon zeer ter wille is geweest, uit Indonesië moet verdwijnen. Mijnheer de Voorzitter! Dit in aanmerking nemende, zouden wij het als een geheel verkeerde en onverantwoorde politiek beschouwen, als het huidige kabinet de bevoking van Nieuw-Guinea, die daar zeer sterk tegen gekant ligt, aan de Indonesiërs overleverde. Het zou niet anders dan

een soort koehandel

wezen, welke om morele redenen niet scherp genoeg afgekeurd kan worden en waarmede Nederland bedrogen uit zou komen, indien het meende, dat met de overdracht van de souvereiniteit een goede verstandhouding tussen Nederland en Indonesië gekocht zou kunnen worden.

En toch zijn wij na de afgelegde verklaring betreffende Nieuw-Guinea er allerminst gerust op, dat het niet die kant uit zal gaan; te meer niet waar er vroeger ook al door de kabinetten soortgelijke verklaiingen zijn afgelegd en zo vele deviaties hebben plaats gehad en het Parlement ten slotte voor voldongen feiten is gesteld. Vervolgens, Mijnheer de Voorzitter, heeft het ons geü-offen, dat er op tal van punten in de Regeringsverklaring zo veel vaagheid bestaat. Bij voorbeeld ten aanzien van de 150 milHoen bezuiniging. • Wij hadden gaarne gezien, dat de Regering had medegedeeld, viraarop zij wenst te bezuinigen en wagen haar alsnog de Kamer daarover nader te willen inlichten. Ook is het eveneens uiterst vaag, wat de regering over

de burgerlijke verdediging

— toch een zeer gewichtige aangelegenheid — heeft medegedeeld. Ook op dat pimt zouden wij het op prijs stellen, indien de Kamer daaromtrent meerdere inlichtingen verstrekt werden. Tevens hebben wij in de regeringsverklaring gemist hoe de regering tegenover

Moerdijk- ]iet zo gewichtige kanaal

staat. Ook op dat punt zouden wij gaarne zien, dat de Regering de Kamer nadere inlichtingen verstrekte. Wij hopen, dat de regering ter wille van de Benelux geen zo beslist Nederlandse belangen, als er bij het Moerdijkkanaal betrokken zijn, zal opofferen.

Het heeft ons genoegen gedaan, dat de regering zo nadrukkelijk verklaard heeft, dat de woningbouw zal voortgezet worden. Wij zijn van oordeel, dat de

lüoningvoorziening

als een zaak van groot belang uit maatschappelijk en moreel oogpunt niet mag stopgezet worden. Vervolgens wensen wij ten aanzien van dit kabinet nog op te merken, dat het in de praktijk nog zal moeten blijken, of het inderdaad

sterker

is dan het vorige, dat door de heer Oud als vermoeid en zwak is gekarakteriseerd, waar er toch niet minder dan tien ministers uit het vorige kabinet zijn opgenomen, die daarin als de vertegenwoordigers van de voorheen gevoerde politiek een sterk overwicht hebben. Ten slotte erkennen wij, dat de regering voor een uiterst zware taak staat, waarin wij haar, zo ver zulks met onze beginselen strookt, iiit oogpunt van 's lands belang naar vermogen wensen te steunen, al kunnen wij over de uitkomst van haar optreden geen grote verwachtingen hebben, daar zij voor haar regeringsbe­

leid Gods Woord en Wet

niet ten grondslag heeft en dit een onmisbare voorwaarde voor goed regeringsbeleid is.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 maart 1951

De Banier | 8 Pagina's

De bespreking van de Regeringsverklaring

Bekijk de hele uitgave van donderdag 29 maart 1951

De Banier | 8 Pagina's