Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De Beginselen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Beginselen

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor studie en leidraad

der Staatkundig Qer^rme|r; ^|Par^ ^^

'KVO w HAAR PROGRAM (no. 71)

Artikel 6 (de doodstraf)

Van humanistische zijde is als bezwaar tegen de doodstraf ingebracht, dat daarmede de bekeringstijd van een mens wordt verkort. Het is wel merkwaardig, dat dit bezwaar juist uit een hoek komt, waarin men zich niet om de bekering van een mens bekommert, zelfs de noodzakelijkheid er van nadrukkelijk ontkent, devrtjl men daarin van gevoelen is, dat een iegelijk mens van nature goed, ja zelfs edel

is. Dit bezwaar kan dan ook niet als ernstig gemeend worden aangemerkt, maar moet worden opgevat als een gezocht, niet deugdelijk argument, hetwelk men van himianistische zijde heeft opgeraapt uit afkeer en verbeten vijandschap tegen de doodstraf en dat men slechts aangegrepen heeft om het gebod Gods, ons in Genesis 9 ; 6 aangaande de moedwillige doodslager gegeven, krachteloos te maken.

Te meer verliest dit humanistische bezwaar alle waarde, als men er acht op geeft, hoe de humanisten over de zelfmoord denken. Deze keuren zij niet als verkorting van de bekeringstijd scherp af, maar heeft één huimer, die met alle recht als één der meest gezaghebbenden onder hen beschouwd kan worden, met name Goethe, zelfs onomwonden verheerlijkt. Zijn boek „Leiden des jungen Weithers" toch bevat een gruwzame verheerlijking van de zelfmoord, waarin hij ten onzent door de bekende dichter en litterator Rhijnvis Feith is gevolgd. Ook deze heeft immer.s onder Goethe's invloed de zelfmoord verheerlijkt. Die verheerlijking van de zelfmoord legt ons er wel een overtuigend bewijs van af, dat men niet de minste waarde kan hechten aan de bewering der humanisten, dat door de doodstraf de bekeringstijd van de mens — trouwens de leeftijd van ieder mens is door God bepaald — wordt verkort. Evenmin kan men hoge waarde toekennen aan de betuiging der humanisten, dat uit hoogschatting van het menselijk leven de doodstraf niet toegepast mag worden.

Dezen zeggen wel, dat zij het menselijk leven hoog aanslaan. Doch dit zijn slechts woorden, waarmede hun daden en hun andere beweringen in flagrante strijd zijn. Ook daarvan biedt Goethe ons een krachtig bewijs. Onder de stellingen, waarop hij promoveerde, bevindt zich er één, die zich niet tegen de doodstraf uitspreekt. Doch deze is niet op Gods Woord, maar op humanistische ovei-wegingen gegrond, dewijl zij niet op het gebod van Genesis 9 : 6 rust. Daarom kon het ook bestaan, dat Goethe de zelfmoord verheerlijkte en zijn boek „Leiden der jungen Werthers", schrijvende over de begrafenis van Werther, besloot met de zinsnede: „geen geestelijke begeleidde hem". Deze zinsnede toont maar al te zeer aan, welke geest er uit heel het boek spreekt en dat de betuigingen der humanisten, dat zij het leven van de mens hoog aanslaan en daarom tegen de doodstraf zijn, lettend op hun oordeel over de zelfmoord, niet voor waar aangenomen kunnen worden.

In de werkelijkheid moet uit de beweringen der humanisten gans iets anders geconcludeerd worden, en wel dit, dat zij de mens tot een souvereine heerser over leven en dood verheven wensen te zien en dat zij God als de Heere over leven en dood niet willen erkennen en Zijn geboden, die Hij daaromtrent gegeven heeft, moedwillig verwerpen. Daarom kunnen wij dan ook de betuigingen der humanisten, dat zij tegen de doodstraf zijn, omdat daarmede de bekeringstijd verkort wordt en de waarde van het menselijk leven niet naar behoren erkend wordt, volstrekt niet aanvaarden, maar moeten wij ze met alle beslistheid op geheel Schriftimrlijke gronden afwijzen. Wij hebben de beweringen der humanisten hier opzettelijk ter sprake gebracht, omdat zij bij uitstek geschikt zijn om vanwege hun schoon schijnend enigermate vroom gewaad, waarin zij gestoken zijn, indi-uk te maken op argeloze, weinig nadenkende personen.

JZJ en ander argument, waarmede men de voorstanders van de doodstraf bestrijdt, dat zijn de statistieken. Daaruit poogt men dan het onwederlegbaar bewijs te putten, dat de doodstraf nadelig werkt.

Over dat argument kunnen wij al bijzonder kort zijn. Wij zijn het ten deze geheel eens met mr. de Savornin Lohman, waar hij in de Tvv'eede Kamer een maal getuigde: Ik hecht geen waarde aan statistieken, noch voor, noch tegen de doodstraf. De statistieken zijn menigwerf toch partijdig samengesteld en dragen ook bij uitleg en verklaring dikwerf een niet weinig partijdig karakter. Weer een ander argument, dat ter verdediging van de afschaffing van de doodstraf gedurig naar voren gebracht is, is het beroep op de tijd. Vooral vóór, in en na de Franse revolutie was men daarmede druk in de weer. En ook in veel later tijd. Men beriep zich volijverig en volgaarne op de beschaafde en verlichte tijd. Zelfs nog in 1912, twee jaren voor het uitbreken van de eerste wereldoorlog, verklaarde de liberale mr. de Beaufort in de Tweede Kamer, dat in Europa geen oorlog zou uitbreken, want de mensen waren daarvoor te beschaafd geworden. Ja, nog na de eerste wereldoorlog kon men een dergelijk beroep op de beschaafde en verlichte tijd in en buiten het parlement beluisteren. Thans, nu het er alom zo donker uitziet en het oorlogsgeweld niet verstomd is, en het uitbreken van een derde wereldoorlog allerminst ondenkbaar is, hoort men daar zo hoog niet van opgeven. Wel een armzalig en ondeugdelijk beroep is het beroep op de tijd. De historicus prof. Blok schrijft in zijn geschiedboek aangaande een periode van de 18e eeuw, dat men daarin bijzonder met zichzelf en zijn tijd was ingenomen on alles letterlijk in het licht van zijn zogenaamde verlichte en beschaafde tijd bezag. Terecht breekt hij daarover de staf.

Wat ons betreft, wij zijn van oordeel, dat die periode allesbehalve een verlichte en beschaafde was, zoals weldra uit ds gruwelen en de afschuwelijke moordpartijen, welke er in Frankrijk tijdens de revolutie bedreven zijn en uit de Napoleontische oorlogen zou blijken; ja, wij zijn van oordeel, dat elk mens en elke tijd, die buiten het licht van Gods Woord en Geest gaat, aan allerlei ellende onderworpen is en in schrikkelijke dwaling ronddoolt. Elke aangelegenheid, ook de doodstraf, moet toch niet in het licht van onze of welke bepaalde tijd dan ook bezien worden, maar in Gods licht. Slechts in dat licht gaande, gaat men niet fout, maar anders altijd.

Dit kan onze tijd een ieder wel leren. Is onze tijd, waarin oorlogen woeden en een derde wereldoorlog dreigt uit te breken, zo voortreffelijk, dat men daarbij moet zweren en daannede heeft te rade te gaan? Is onze tijd, waarin de aarde al evenzeer als in de eerste wereldwelke God met de zondvloed gestraft heeft, met wi-ok en wrevel vervuld is, zo uitnemend, dat men zich daarnaar heeft te dichten? Is onze tijd, waarin men de heidense stelregel, laat ons eten, laat ons drinken, laat ons vrolijk zijn, want moi'gen sterven wij, huldigt, zo voorbeeldig, dat hij ons als een onfeilbare gids kan voorgehouden worden? Is onze tijd, met zijn lust- en roofmoorden, met zijn veelvuldige moordaanslagen zo hoog aan te slaan, dat men daaraan een goede maatstaf kan ontlenen voor al zijn handelingen?

Het tegendeel is het geval. Onze dagen kenmerken zich in allerlei opzicht door een groot verval. Zelfs als wij daarop letten, dan is er niets, dat voor afschaffing van de doodstraf pleit, maar dan pleit wel alles voor haar wederinvoering.

LJ och als de S.G.P. in artikel 6 van haar program de wederinvoering van de doodstraf voorstaat is het niet, dat zij dit met beroep op onze tijd of welke dan ook doet, doch op gans andere gronden en wel op geheel Bijbelse. Zij stelt op grond van Gods Woord — zoals wij 'dat in onze vorige artikelen in den brede hebben uiteengezet, vast, dat naar de eis van dat Woord de moedwillige doodslager met de dood behoort gestraft te worden. Zij volgt daarmede geen heidense, barbaarse practijk, maar een, die eeuwen aaneen — zoals in vorige artikelen ook is aangetoond — dooj heel de christenheid op uitspraken aan Gods Woord ontleend is uitgeoefend. Zij moge zich daarbij al niet gedragen naar het gedrag en gevoelen van Socinus en zijn aanhang en dat der Dopersen; zij moge zich daarbij de scherpe afkeuring van de Aufklarung en haar voorstanders op de hals halen; zij moge daarbij gehoond en gesmaad worden door de mannen van de dusgenoemde beschaving en verlichting, haar leden mogen door sommige tijdgenoten deswege zelfs als barbaren, beulen en beulsknechten, schimp- en smaadwoorden, waarmede bij herhaling de voorstanders van de doodstraf zijn uitgekreten — worden tentoongesteld, desniettemin kan en mag de S.G.P. in haar ten deze ingenomen standpunt generlei wijziging zelfs gedogen.

Zij heeft de doodstraf voor de moedwillige doodslager de Overheid als een goddelijke eis voor te houden. Het geldt hier toch een verordening Gods. Ons in het algemeen in Gods Woord en in het bijzonder in Genesis 9 : 6 geleerd, waarvan de Leidse hoogleraar Rivet in het Commentaar van zijn Opera omnia destijds zeer naar waarheid geschreven heeft: „Hetgeen hier voor ons ligt, is een verordening of instelling Gods, door Zijn eigen woord afgekondigd, volgens welke ordinantie het onze plicht is, dat een ieder, die als privaat persoon het schandelijk stuk bestaan heeft; om het bloed van een mens te vergieten, door een mens, die daartoe wettelijk aangesteld is, namelijk, door de Overheid ter dood worde gebracht."

Handhaaft de Overheid overeenkomstig Gods getuigenis de doodstraf en doet zij die ten aanzien van de moedwillige doodslager uitvoeren, dan beschermt zij daarmede als dienaresse Gods het leven barer onderdanen. Zo handelende, waar haar het zwaard van Godswege is toebetrouwd, opdat zij daarmede moord en doodslag zal keren, komt zij het gebod „Gij zult niet doodslaan" na, want in die weg wordt mede voorkomen, dat een opgewonden en opgezwiept volk uit wraakgierige bloeddorst zich op een moordenaar werpt en hem zonder enige vorm van proces levend in stukken scheurt en lyncht en tevens gekeerd, dat enig mens als zijn eigen rechter optreedt en zich maar al te lichtvaardig door hoog opgekropte haat aan diens leven vergrijpt.

Handelende naar Gods inzetting wordt ons een vaste en hechte grondslag geboden, waarop het volksleven zich in ru.st en vrede kan ontwikkelen en er een geordende samenleving mogelijk is. Het lijdt dan ook niet de minste twijfel of het gebod van de doodstraf van Overheidswege is de in Adam gevallen mensheid ten zegen.

Wordt dit gebod niet gehandhaafd, dan wordt het zwaard, dat de Overheid, in strijd met roeping en plicht, wegwerpt, opgeraapt door de misdadiger. Dan gaat het er naar toe als het er in de Franse revolutie naar toe is gegaan. Aan de vooravond van die revolutie toch sprak de Franse koning Lode wijk XVI: ik wil niet, dat er voor mijn zaak bloed vergoten wordt. Inderdaad, naar humanistische zienswijze een edelmoedig getuigenis. Maar het gevolg is geweest, dat er in plaats van droppels stromen bloeds in het revolutionnaire tijdperk zijn vergoten.

Voorwaar, hetgeen Genesis 9 : 6 leert en gebiedt, is niet heidens noch barbaars, maar van hoge zedelijke waarde. Het bepaalt ons er bij, dat de mens oor-, spronkelijk naar Gods beeld geschape." is en daarom diens leven beschermd behoort te worden en dat een iegelijk, die zich moedwillig daaraan vergreep, zich des doods schuldig gemaakt heeft, en dewijl deze verordening van God Zelf is ingesteld, komt geen mens het recht toe daar van af te wijken of zelfs enige wijziging daarin aan te brengen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 april 1951

De Banier | 8 Pagina's

De Beginselen

Bekijk de hele uitgave van donderdag 5 april 1951

De Banier | 8 Pagina's